Foto Mark Hopkins - Commons-Wiki

Wielercultuur

Verjaardagskalender 30 januari: Magnus Bäckstedt (1975)

De kans dat een Zweedse jongen profwielrenner wordt is ongeveer even groot als dat Gaston van een van de grootste loterijen van Nederland bij je op de stoep staat met een dikke cheque. Zeg maar gerust, nihil. In Zweden ga je voetballen, ijshockeyen, skiën of als je echt iets anders wilt handballen of aan atletiek doen. Maar op een smal zadel en twee wielen dagelijks kilometers asfalt onder je wegtrappen, het trekt maar weinig Zweden aan. Behalve in de stad Linköping. Het merendeel van de ruim 160.000 inwoners is er helemaal gek van de fiets en doet er alles aan dat naar de buitenwereld toe uit te dragen. In 2002 wordt Linköping zelfs gekroond als Zweedse fietsstad van het jaar en als een Canadese journalist besluit ter plekke polshoogte te nemen en de stad met een bezoekje vereert, komt die laaiend enthousiast thuis. ‘Ville rêvée pour le vélo’, ofwel ‘droomstad voor de fiets’, schrijft François Cardinal in La Presse, op een toon die op zich beter in een flyer van de Zweedse lokale VVV had gepast. Precies in de periode dat Linköping zich volop profileert als fietsstad, dient de ideale ambassadeur zich aan. Magnus Bäckstedt is er geboren en getogen en schaart zich aan het begin van de 21ste eeuw, vrij uniek voor een Zweed, tussen de beste renners van het peloton. Absolute hoogtepunt in zijn carrière is een klinkende zege in de, volgens velen, mooiste koers op de kalender. Waar Bäckstedt jaren van droomde, komt in het voorjaar van 2004 uit.

Foto Mark Hopkins - Commons-Wiki

Ruim vijf jaar lang lijkt Magnus Bäckstedt een eendagsvlieg in het peloton. Zo één die eenmalig uithaalt met een verrassende overwinning en daarna weer heel snel zijn, in de ogen van het grote publiek anonieme, knechtenrol inneemt. Dat aanvankelijk ene moment van glorie is in het geval van de Zweed in de Tour van 1998. In de grote (1 meter 93!) en zware (94 kilo!) Bäckstedt ziet de ploegleiding van GAN de ideale lead-out voor Stuart O’Grady en dus mag hij mee naar Frankrijk. Daar verrast hij de hele wereld door vijf dagen na zijn kopman ook zelf een etappe te winnen. Terwijl het vertrek van de TVM-ploeg uit de Tour zijn overwinning totaal overschaduwt, – we hebben het over ‘Le Tour Dopage’, waarin eerst het Festina-schandaal plaatsvindt en vervolgens Cees Priem en zijn renners als outlaws door Frankrijk rijden en de ronde via een Zwitserse achterdeur verlaten om uit handen van de gendarmerie te blijven – sprint Bäckstedt sneller dan zijn medevluchters. Niemand die zich dan realiseert dat het absolute hoogtepunt uit zijn carrière nog zes jaar op zich laat wachten.

Gezien zijn postuur laat het zich niet moeilijk raden in welke koers Bäckstedt het beste tot zijn recht komt. Met zijn bijna honderd kilo is de gemiddelde verkeersdrempel al haast een beproeving voor de robuuste Zweed, maar de Noord-Franse kasseien tussen Parijs en Roubaix kan hij juist perfect over. Door zijn gewicht is hij, beter dan de meeste van zijn collega’s, in staat ruim voldoende druk op zijn fiets uit te oefenen om te voorkomen dat de stenen hem alle kanten op slingeren. Het had hem in 1998, bij zijn debuut in Parijs-Roubaix, al een knappe zevende plek opgeleverd in de klassieker die hij als tiener thuis op televisie volgde. Toen de jonge Bäckstedt zag hoe Gilbert Duclos-Lassalle op het Carrefour de l’Arbre en de strook bij Hem de stenen bijna letterlijk in de rondte deed vliegen, breidde de Zweed zijn bucketlist uit. Parijs-Roubaix wilde hij rijden. En winnen. Het lukt in 2004. Met dank aan vrouwe Fortuna, die Bäckstedt dermate gunstig gezind is dat ze topfavoriet Johan Museeuw, bezig aan zijn laatste grote wedstrijd en er op gebrand die te winnen, in de finale een lekke band bezorgt. De ijzersterke Zweed voelde de pedalen de hele dag al niet. Nu zijn belangrijkste opponent door malheur op achterstand rijdt en de afstand naar de finish te kort is om terug te keren in de vier man sterke kopgroep, stijgen Bäckstedts kansen. Bij de ploegbespreking, kort voor de start, was de Zweed tot kopman van zijn Alessio-ploeg gebombardeerd. Bäckstedt voelde zich goed en was enkele dagen eerder tweede geworden in Gent-Wevelgem. Vandaag zou het voor hem zijn. In de bus laat Bäckstedt zich souffleren door ploeggenoot Andrea Tafi, in 1999 zelf winnaar in Roubaix. Tips over de ideale lijn op de bonkige stenen en in welke positie je het beste aan de sprint op de befaamde wielerbaan van Roubaix begint, de gretige Bäckstedt absorbeert de informatie als een vleesgeworden spons. Dat Tafi zich, net als Fabio Baldato, de hele dag voor hem zal wegcijferen, geeft de Zweed het laatste beetje zelfvertrouwen dat hem in de beslissende eindspurt tegen Tristan Hoffman, Roger Hammond en de nog jonge Fabian Cancellera extra kracht geeft. Bäckstedt stelt zijn ploeggenoten niet teleur. En de inwoners van Linköping evenmin. Dé fietsstad van Zweden heeft er een heuse klassiekerkoning bij.