Foto I, McSmit, CC BY-SA 3.0
Verjaardagskalender 4 januari: David Millar (1977)
Nooit eerder in zijn carrière voelde David Millar zo veel druk op zijn schouders als op 13 juli 2012. Het is de twaalfde Touretappe. Naar Annonay Davézieux gaat het. Door de Alpen, 220 kilometer, met onderweg twee joekels van bergen van de eerste categorie op het menu. Als de Col du Granier is bedwongen zijn er van de oorspronkelijke negentien koplopers nog maar vijf over. Al snel wordt duidelijk dat zij zullen gaan uitmaken wie zich aan het einde van de middag ritwinnaar mag noemen. Achter het kwintet vinden de klassementsfavorieten het allemaal wel best en loopt de voorsprong in hoog tempo op. Van de vijf is David Millar veruit de bekendste. En de meest beruchte. In gezelschap van Jean-Christophe Péraud, Egoi Martínez, Cyril Gautier en Robert Kišerlovski voelt de Brit zich als een filmster die te midden van vier figuranten een restaurant binnenloopt. Iedereen weet wie hij is. Kijkt. Stoot elkaar aan. Wijst. Roezemoest. Over hem. Het is dat het tempo dat de vijf vluchters in de richting van Annonay Davézieux aanhouden, behoorlijk hoog ligt, anders zou Millar wellicht flarden opvangen van het publiek langs de Oost-Franse wegen, dat het wel degelijk over hem heeft.
Millar heeft het ook wel een beetje over zichzelf afgeroepen. Een jaar eerder heeft hij het boek Racing Through The Dark uitgebracht. Een spraakmakende autobiografie over zijn leven, dopinggebruik, zijn schorsing halverwege de jaren ’00 en de demonen waar Millar al zijn hele leven mee heeft moeten dealen. De renner die nu door de Alpen rijdt is een andere dan die uit het grootste deel van het boek. Ouder en wijzer. Vader en echtgenoot. Maar vooral fel tegenstander van de rommel die hij zelf nog geen decennium eerder zijn lichaam in bracht om harder te kunnen fietsen. Niet voor niets rijdt Millar sinds enkele jaren voor Team Garmin, dat een ‘zero tolerance’-beleid hanteert ten aanzien van doping. Toen de Brit zijn overstap naar de ploeg aankondigde, eind 2007 – de ploeg heet dan nog Team Slipstream -, hadden vele wenkbrauwen gefronst. Hij?! Als dopingszondaar? Voor Millar voelde het volkomen logisch. Juist daar wilde hij bewijzen ‘clean’ met de besten mee te kunnen. Natuurlijk in tijdritten, zijn specialiteit, maar ook in een rit-in-lijn. Vandaag, 13 juli 2012, is de dag om dat te bewijzen op het hoogste podium, de Tour. Het is sowieso al de ronde van de Britten, met Bradley Wiggins in het geel, Chris Froome op de tweede plek in het algemeen klassement, ritzeges voor beiden en ook een voor Mark Cavendish. Een gevoel van trots had zich van Millar meester gemaakt toen ‘Cav’ hem kort voor de Tour had gevraagd als wegkapitein te fungeren tijdens de Olympische wegwedstrijd in Londen, eind juli. Een dagsucces in de Tour zou in de bescheiden optiek van Millar een glanzend rode kers op die royale taart zijn.
In de slotkilometers van de twaalfde Tourrit zijn Millars medevluchters simpelweg geen partij voor hem. De, deels zelf opgelegde, druk om de hele wereld te laten zien ook zonder doping de beste te kunnen zijn, heeft bij het monsteren van de concurrentie plaats gemaakt voor een gezonde dosis zelfvertrouwen. Zodra een van zijn vier metgezellen ook maar aanstalten maakt iets van een tempoversnelling in te zetten, zit de Brit als een jonge pup die zijn baasje overal volgt op het achterwiel te kwispelen. Martínez zet aan, Millar countert. Kišerlovski versnelt, Millar pakt hem terug. Kišerlovski nog een keer. Herhaling van zetten. Gautier is al blij überhaupt nog niet te zijn gelost. Alleen de ervaren Péraud ziet nog een kans. Op drie kilometer van de finish, ter hoogte van het monument voor de broers Montgolfier, die als achttiende-eeuwse uitvinders van de luchtballon de lokale volkshelden van Annonay Davézieux zijn, zet de Fransman aan. Millar volgt, opnieuw met speels gemak. De andere drie moeten passen. In de finale is Péraud geen partij. De Fransman beschikt over het acceleratievermogen van een stoomtrein. Millar gaat de laatste honderden meters op kop in, vangt zijn opponent keurig op en verschalkt hem dan als een roofvogel een weerloos konijntje. Na jaren koersen in de duisternis gloort helder licht aan het einde van de tunnel.