Foto Eric Houdas

Wielercultuur

Verjaardagskalender 9 juni: Prudencio Induráin (1968)

Talent kan onder broers buitengewoon oneerlijk verdeeld zijn. Waar de een is gezegend met de genen om in menig grote koers mee te strijden om de hoofdprijzen, bungelt de ander veelvuldig achter aan het peloton en moet zich, na het vervullen van wat helperstaken, de longen uit het lijf fietsen om niet te lossen of in elk geval binnen de tijdslimiet de aankomst te bereiken. De voorbeelden van twee succesvolle wielerbroers zijn dan ook vele malen schaarser dan die van renners met in het diepste van hun schaduw een bloedverwant, die zelden tot nooit in de uitslagen voorkomt.

Natuurlijk, Simon en Adam Yates kunnen zich beiden met de mondiale top meten. Net als, iets langer geleden, Fränk en Andy Schleck. Er zijn ongetwijfeld meer succesvolle broederkoppels te verzinnen. Maar veel makkelijker is het een toprenner te verzinnen met een broer die nog niet eens over de helft van zijn hoeveelheid talent kan beschikken. Mathieu en David van der Poel zijn er een sprekend voorbeeld van. Ook vader Adrie had met Jacques een veel minder succesvolle broer aan zijn zijde.

En wat te denken van Juraj Sagan, Dayer Quintana en Antonio Nibali. Of, in een heel veel verder verleden, Serse Coppi. Inderdaad, het jongere broertje van Fausto, die altijd in de schaduw stond van de befaamde Campionissimo. Al schreef Serse door een flinke dosis geluk – de kopgroep voor hem reed verkeerd – wel Parijs-Roubaix op zijn naam. Ook Miguel Induráin heeft een broer. Prudencio. Liefst acht jaar lang is hij prof, meestal aan de zijde van de vijfvoudig Tourwinnaar. Wanneer die eenmaal is afgezwaaid, rijdt Prudencio nog even door. Zijn meest memorabele moment als renner heeft hij echter te danken aan zijn beroemde grote broer.

Iedere wielervolger die nu een slordige veertig levensjaren op de teller heeft staan, kan het zich ongetwijfeld nog levendig herinneren. Het is de Tour de France van 1993 en de hele wereld ziet Miguel Induráin rond het Lac de Madine de scheuren in het asfalt rijden. De Spanjaard legt de ronde nog voor de eerste bergrit in een beslissende plooi en is bezig een riante voorsprong op te bouwen op concurrenten als Gianni Bugno, Tony Rominger en Claudio Chiappucci.

Enkele uren eerder heeft Tourdebutant Prudencio de 59 kilometer lange tijdrit al afgelegd. Waar Miguel een tempo ontwikkelt waarvoor je een bromfiets aardig zult moeten opvoeren, heeft zijn jongere broertje anderhalf uur lang de grootst mogelijke moeite gehad om de juiste cadans te vinden en een zo hoog mogelijke snelheid te ontwikkelen. Het nodigt cynici uit de stelling te poneren dat de aanwezigheid van Prudencio in de Tourselectie van Banesto aan nepotisme te wijten moet zijn. Boze tongen beweren dat Miguel de deelname van zijn jongere broer waarschijnlijk zal hebben doorgedrukt bij de ploegleiding.

Zoals van bepaalde voetballers ook wel eens gezegd wordt dat ze vooral belangrijk zijn in de kleedkamer, is Prudencio dat wellicht ook voor Miguel, als die ’s avonds op zijn hotelkamer ligt te piekeren over zijn kansen op een derde opeenvolgende Tourzege. Tenminste, dat is de gedachtegang van sommigen. Rond het Lac de Madine toont Prudencio in elk geval aan dat het rijden van een goede tijdrit niet per se een familietrekje is van de Induráins. De jongste van de broers is de langzaamste van allemaal en geeft onderweg al snel meer dan een kwartier toe. Hij moet zelfs vrezen voor de tijdslimiet, als de voortrazende Miguel aan zijn slotkilometers gaat beginnen.

Maar dan gebeurt er ineens iets merkwaardigs. Bij het aansnijden van een haakse bocht naar rechts wijkt de oudere Induráin plotseling af van de ideale lijn en mindert meer vaart dan nodig. Een paar tellen later stuurt hij naar de kant van de weg en stapt van zijn fiets. Een toegesnelde mecanicien helpt ‘die lange uit Pamplona’ onmiddellijk op zijn reservefiets en duwt hem in gang. Miguel hervindt snel zijn ritme, maar het hele akkefietje kost toch hem toch al gauw een kleine halve minuut. Mechanisch defect? Lekke band? Voor zover de neutrale televisiekijker het kan inschatten is er weinig aan de hand met de witte Pinarello, waarop Induráin zo-even een riante voorsprong op 170 andere renners heeft opgebouwd.

Na afloop hebben de analytici een bijzondere verklaring voor de opmerkelijke fietswissel van Induráin. Broertje Prudencio dreigde door het verschroeiende tempo van ‘Big Mig’ buiten de tijdslimiet te geraken. De kleine halve minuut die Miguel nodig heeft om van fiets te wisselen blijkt precies voldoende om Prudencio in de Tour te houden. Het is een gedachtegang die nooit bevestigd zal worden. Niet door de twee Induráins, niet door de Banesto-ploeg. Door niemand. Het enige dat ploegleider José Miguel Echavárri er over kwijt wil is dat het koersverloop ‘Gods hand’ is geweest. Daar blijft het bij.

Een aanhanger van complottheorieën zou er met gemak een reeks podcasts mee kunnen vullen, maar aangezien dat nooit gebeurd is blijft het bij gissen. Feit is dat Prudencio zijn Tourdebuut mag vervolgen en Miguel twee weken later voor de derde maal op rij in het geel Parijs binnenrijdt, met zijn vier jaar jongere broertje trots aan zijn zijde.

Bekijk ook van Vincent de Lijser

Verjaardagskalender 9 juni: Prudencio Induráin (1968)

Wielercultuur

Verjaardagskalender 8 juni: Gerrit Solleveld (1961)

Wielercultuur