‘Hans, ik wil het woord graag zeggen…’ Enige aarzeling klinkt door in de stem van de 48-jarige Margriet. De receptioniste uit het Noord-Hollandse Nibbixwoud heeft zo-even een klinker gekocht en tot haar stomme verbazing lichten er maar liefst drie bordjes op. Terwijl presentator Hans van der Togt zijn enthousiasme om zo veel geluk de vrije loop laat en zijn bevallige assistente Leontine met drie korte, sierlijke armbewegingen de uitgelichte bordjes omdraait om driemaal de letter ‘i’ te tonen, vechten gevoelens van vreugde en vertwijfeling om het hardst in het toch al door spanning en zenuwen bevangen lijf van Margriet. Die ochtend is ze voor dag en dauw opgestaan om met het openbaar vervoer van West-Friesland naar Aalsmeer te reizen.

De magie van een televisiestudio had haar direct overweldigd en vanaf het moment dat een visagiste een kwastje met camouflagepoeder in haar gezicht was gaan uitstrijken, had het geleken of een bedwelmende substantie de normaal zo nuchtere receptioniste in een roes had gebracht. Alles dat er vervolgens gebeurde, maakte Margriet voor haar gevoel niet echt mee. En nu heeft ze ook nog eens hardop kenbaar gemaakt de oplossing te willen geven van een veertien letters lange opgave. Negen daarvan zijn door Leontine inmiddels zichtbaar gemaakt en dankzij de drie ‘i’s is het niet moeilijk meer de resterende vijf er bij te bedenken. ‘Mondialisering’, spreekt Margriet op rustige toon uit. Van de aarzeling, die enkele seconden eerder nog in haar stem doorklonk, is weinig te merken. Zodra de laatste lettergreep van het woord is uitgesproken, wordt Margriet overdonderd door een vreugdekreet van Hans van der Togt. Een korte tune schalt door de Aalsmeerse televisiestudio, ten teken dat de juiste oplossing is gegeven en Leontine snelt, voor zover dat op haar hoge hakken kan, langs de bordjes om te laten zien dat het antwoord het juiste is.

Mondialisering. Voor de wielerliefhebber, die op een voorjaarsavond in 1990 langs RTL4 zapt en middenin het spelprogramma Rad van Fortuin belandt, is het woord bepaald niet onbekend. Integendeel. Sinds de tweede helft van de jaren ‘80 komt het in menig krantenartikel over de koers met de regelmaat van de klok terug. Ook in Wieler Revue neemt het veelvuldig een prominente plaats in. Net als Leontine Ruiters, trouwens. Voordat de aantrekkelijke blondine bordjes omdraait bij Hans van der Togt, siert ze als fotomodel menig advertentiepagina in het tijdschrift, wanneer ze de nieuwste wielerkledij van Rogelli Sportswear showt.

Onder aanvoering van voorzitter Hein Verbruggen is de FICP,  de profsectie van de UCI, – onder de paraplu van de internationale wielerbond hangen dan nog afzonderlijke federaties, die beroepsrenners en amateurs van elkaar scheiden – volop in de weer de wielersport mondialer te maken. Tot het begin van de jaren ’80 is de koers vooral een Europese aangelegenheid en voeren traditionele landen als België, Frankrijk, Italië, Spanje en Nederland de boventoon. Dankzij successen van renners als Greg Lemond, Luis Herrera en Phil Anderson is wielrennen ook op andere continenten populairder aan het worden. De volgende stap van Verbruggen en zijn medebestuurders is het veroveren van Azië. Vandaar dat de hoge heren aan de vooravond van het WK van 1987, in het Oostenrijkse Villach, hebben besloten de mondiale titelstrijd van drie jaar later toe te kennen aan Japan. Utsunomiya, een stad zo’n honderd kilometer ten noorden van Tokio, zal plaats van handeling zijn van de titelstrijd van 1990. Het is een opmerkelijke locatie, die een al net zo opmerkelijke kampioen zal opleveren. Uit een traditioneel wielerland, dat dan weer wel.

Klikkende camera’s

Niet minder dan honderdvijftig Japanners zitten op de tribune als Greg Lemond in een drijfnat Chambéry sneller sprint dan Dimitri Konychev, Sean Kelly en Steven Rooks en zo voor de tweede maal in zijn carrière de regenboogtrui mag aantrekken. Alle vooroordelen over Japanners en camera’s bevestigend, legt de delegatie elk detail op het wereldkampioenschap van 1989 haarfijn vast. Niets ontsnapt aan de voortdurend klikkende en ratelende foto- en filmapparatuur. Als sponsen zuigt de afvaardiging alle kennis en informatie, die in Frankrijk op hun pad komt, gretig op. Precies een jaar later zal de mondiale titelstrijd in Utsunomiya plaatsvinden en de Japanners willen niets aan het toeval overlaten.

Een enorme eer hadden ze het gevonden toen het WK van 1990 aan hun land werd toegewezen, maar om nou te zeggen dat ze in Japan veel ervaring met de wielersport hebben en precies weten hoe je een koers van een dergelijke omvang in goede banen leidt, nou nee. Op de piste, ja, daar wel. Keirin is niet voor niets een Japans woord en baansprinter Koichi Nakano strijkt tussen 1977 en 1986 liefst tien opeenvolgende wereldtitels op, waardoor hij tot volksheld is uitgegroeid. In het wegwielrennen is Japan daarentegen verre van bedreven. De, op z’n zachtst gezegd, nogal chaotische verkeerssituatie op de openbare weg nodigt niet bepaald uit tot een ‘koffierondje’, laat staan een stevige duurtraining, en dus zijn er amper Japanse wegrenners. Aan de welgeteld zeven profkoersen die het land op de internationale kalender telt, doen vooral Europeanen mee. De wedstrijdleiding in het land van de rijzende zon staat dus voor een fikse uitdaging. Elk greintje informatie dat uit Frankrijk kan worden meegenomen, is welkom.

Slechts drie keer eerder had de UCI voor 1990 Europa verlaten om het WK op een ander continent te laten verrijden. Alleen het Canadese Montreal (1974), San Cristóbal in Venezuela (1977) en het Amerikaanse Colorado Springs (1986) gingen Utsunomiya voor. En in zekere zin Montevideo in Uruguay, maar daar reden in 1968 alleen de amateurs hun WK. De profs werkten hun titelstrijd dat jaar in Italië af, op en rond het Formule 1-circuit van Imola.

Uitdagingen

Mondialisering klinkt op zichzelf al als een duur woord, voor de wielerbonden is een WK aan de andere kant van de wereld een forse aanslag op de begroting. Zo moet de KNWU twee containers van 40.000 gulden per stuk huren, om fietsen en ander benodigd materiaal in Japan te krijgen. De vliegtickets zijn vanzelfsprekend een stuk duurder dan bij een vlucht binnen Europa. Tolken moeten worden ingehuurd, net als chauffeurs. In tegenstelling tot de Belgen heeft de KNWU wel vertrouwen in de Japanse keuken en neemt geen eigen kok mee naar Azië. Scheelt weer op het budget. Ook sportief gezien zijn er de nodige uitdagingen. Zoals de lange vliegreis (dertien uur), het tijdsverschil met Europa (zeven uur), de warmte (30+ graden) en de vochtigheidsgraad (80%). Het levert eindeloze discussies op tussen renners en coaches over wat de beste aanpak zou zijn. Zoals men het in de voetbalwereld ook niet eens wordt over hoe je de beste strafschop neemt – lange of korte aanloop, hoek wel of niet van tevoren kiezen, hard of zacht inschieten, hoog of laag – zo leiden in de weken voor het WK ook meerdere wegen naar Rome. Of beter, naar Utsunomiya.

Titelverdediger Greg Lemond, een maand eerder voor de derde maal Tourwinnaar en dus een van de favorieten, zweert bijvoorbeeld bij een zo kort mogelijk verblijf in Japan. Hoe dichter voor de start je aankomt, hoe minder last van het tijdverschil en dus van een jetlag, is de filosofie van de Amerikaan. Trainen in Japan is door het drukke verkeer bovendien nauwelijks mogelijk. De Nederlanders en Fransen volgen het voorbeeld van Lemond, al trekken ze een dag extra uit om relatief rustig van het vliegveld van Tokio naar Utsunomiya te reizen. Lemond zal dat doen per gehuurde helikopter, waarvoor hij 4000 dollar aftikt. De KNWU schat de kansen van Erik Breukink en Steven Rooks niet hoog genoeg in om een dergelijke uitgave te rechtvaardigen. De Italianen, met Gianni Bugno als kopman, kiezen een andere route. Zij menen er juist verstandig aan te doen om wel ruim op tijd in Azië te arriveren en eerst een aantal dagen te acclimatiseren. Bijna twee weken voordat op zondag 2 september het startschot klinkt, arriveren de ‘azzuri’ op Japanse bodem. De Belgen gaan voor de gulden middenweg. Niet te vroeg, niet te laat. Hoewel oud-wereldkampioen Claude Criquielion de uitgesproken kopman is van bondscoach Eddy Merckx, hebben twee van hun landgenoten maandenlang doelgericht naar het WK toegewerkt en ieder detail minutieus voorbereid.

Kopman

Ruim vier maanden eerder, in april, smeedden Rudy Dhaenens en Dirk De Wolf de eerste plannen voor hun gezamenlijke coup. Het was hun ploegleider bij PDM, Jan Gisbers, die de twee Belgen tipte dat het WK in Utsunomiya een uitgelezen kans voor zijn pupillen zou zijn. Mits ze zich gedegen zouden voorbereiden. Met name Dhaenens is onmiddellijk geïnteresseerd in het voorstel van zijn ploegleider. De Belg was, mede door het vertrek van Steven Rooks naar Panasonic en een onfortuinlijke val van Sean Kelly in de Ronde van Vlaanderen, plotseling tot kopman van PDM in de voorjaarsklassiekers gebombardeerd. Een rol die de renner uit Nevele met verve had vervuld. In Vlaanderens Mooiste was Dhaenens knap tweede geworden achter Moreno Argentin. Volgens kenners had er zelfs meer ingezeten als hij in de finale niet veruit het meeste kopwerk verrichtte.

Pas jaren later zou blijken dat PDM bij de Italiaanse Ariostea-ploeg nog een ‘schuld’ had openstaan voor eerder verleende diensten. Terwijl heel Vlaanderen reikhalzend uitkeek naar een sprint-à-deux tussen Argentin en Dhaenens, stond achter de schermen al lang en breed vast dat de Italiaan de winnaar zou worden. Desondanks zette Dhaenens in de volgende voorjaarsklassiekers een uitstekende reeks neer, met onder meer een negende plaats in Parijs-Roubaix, een vierde in Luik-Bastenaken-Luik en een dertiende in de Amstel Gold Race. Het verdere seizoen volledig in teken van het WK zetten, klonk Dhaenens als muziek in de oren. Alsof hij bij Rad van Fortuin een klinker had gekocht, die liefst drie keer in het te raden woord zit.

Niet dat Rudy Dhaenens een veelwinnaar is. Bepaald niet, zelfs. Het aantal overwinningen van de 29-jarige Oost-Vlaming is op één hand te tellen. Wat kleinere Belgische koersen, een rit in de Ronde van Asturië en een Touretappe, verder reikt zijn palmares niet. In het geelrood van Hitachi, waar dan ook Claude Criquielion en Dirk De Wolf rijden, had Dhaenens gewiekst toegeslagen in de elfde Tourrit van 1986. Op weg naar Bordeaux was hij op het juiste moment weggesprongen uit een omvangrijke voorste groep. Dhaenens was in de slotkilometer zo zeker van zijn ritwinst dat hij honderden meters voor het overschrijden van de finishlijn zijn succes inwendig al vierde en op z’n gemak naar de meet trapte. Daardoor ging het nog bijna mis. De dolgelukkige Belg had niet in de gaten dat Mathieu Hermans plotseling als een raket was komen aansnellen en bijna de overwinning voor Dhaenens’ neus weggriste. De Nederlander kwam luttele meters tekort om de geschrokken Belg te verslaan.

Drie jaar later had Dhaenens zijn Tourkunstje kunnen herhalen, maar ditmaal ging hij de mist in. Zijn draai aan het Rad van Fortuin leverde een ‘bankroet’ op. In de finale van de, hoe toevallig, wederom elfde etappe, was de inmiddels naar PDM verhuisde renner over koploper Mauro Gianetti heen gedenderd. Niemand kon de vinnige tempoversnelling beantwoorden en achter de ontketende Dhaenens wilde geen van zijn opponenten de kolen uit het vuur halen. Slechts een haakse bocht naar links, gevolgd door één naar rechts, scheidden de Belg van een tweede dagsucces in de Tour. Het lot besliste anders. Al was hetgeen in de slotfase gebeurde vooral aan Dhaenens zelf te wijten. Op topsnelheid dook hij de linkerbocht veel te overmoedig en onbesuisd in. Met G-krachten valt simpelweg niet te spotten en dus werd Dhaenens naar buiten gedrukt door zijn eigen snelheid. Overstuur, zouden ze in de Formule 1 zeggen. Het achterwiel van zijn Concorde koos zijn eigen weg, een ander pad dan de rest van de fiets. Dhaenens verloor de controle, slipte weg en toucheerde op onfortuinlijke wijze het asfalt. Tot overmaat van ramp gleed zijn tube van de velg. Als een troep hongerige wolven op weg naar een prooi snelde het peloton over de Belg heen. Die stond inmiddels, uit pure wanhoop om zijn kapotte fiets, wild met zijn armen te zwaaien. Uitgerekend de renner die drie jaar eerder nog bijna de ritzege van hem afsnoepte won nu alsnog, Mathieu Hermans.

Spartaans regime

Net als bij Rudy Dhaenens zijn ook de successen van Dirk De Wolf goed bij te houden. De renner uit Aalst staat vooral bekend om zijn tomeloze aanvalslust en weinig doordacht gooi- en smijtwerk met zijn krachten, waardoor hij in finales nog wel eens te kort schiet. Van PDM-ploegleider Jan Gisbers krijgen de twee land-, ploeg- en generatiegenoten, goede vrienden bovendien, echter alle ruimte zich zo optimaal mogelijk op het WK in Japan voor te bereiden. Dat betekent vooral kilometers vreten, in Utsunomiya zullen er 261 moeten worden afgelegd, en het lichaam laten omgaan met de hoge temperatuur en vochtigheidsgraad aan de andere kant van de wereld. En, niet te vergeten, met het tijdverschil van zeven uur. Daarom onderwerpen de twee zich aan een spartaans regime. Iets dat De Wolf van nature al doet, maar voor Dhaenens, die in veel opzichten de tegenpool is van zijn kompaan, is het wennen.

Met vrouwlief Greta als een volleerd gangmaker achter het stuur en Rudy als een gehoorzame volgeling er achter rijdend, traint hij veel op snelheid achter de auto. Honderden, zo niet duizenden, kilometers cirkelt het echtpaar Dhaenens in 1990 door Vlaanderen. Alles om in optima forma in Japan aan de start te staan. De vrijheid die Gisbers zijn pupillen gunt reikt zelfs zo ver dat ze hun eigen wedstrijdprogramma mogen invullen. De Wolf heeft een hekel aan de Tour en verwacht bovendien frisser te zijn zonder de Franse ronde in de benen, dus hij wordt tot zijn genoegen netjes uit de PDM-selectie gehouden. Dhaenens, op zijn beurt, denkt de afmatting juist goed te kunnen gebruiken om kilometers te maken en wedstrijdritme op te doen. Voor hem maakt Gisbers dus juist wel een plekje vrij in zijn keurkorps voor de Tour.

Een week eerder hebben de twee in het Belgisch kampioenschap al laten zien op de goede weg te zijn. Ondanks het numerieke overtal van grote ploegen als Histor-Sigma en Lotto dicteren Dhaenens en De Wolf de koers. Dat uiteindelijk Criquielion de driekleur aantrekt komt vooral doordat de PDM-directie haar renners liever niet een jaar lang ziet rondrijden in een ander tenue dan het herkenbare zwartwit met rood-groen-blauwe banen van de fabrikant van videocassettes. Het tweetal laat oud-ploeggenoot Criquielion, die inmiddels voor Lotto uitkomt, met de eer strijken. Het vormpeil is echter dik in orde. Vol vertrouwen gaan ze de zomer in. Dhaenens naar de Tour, De Wolf ondertussen kilometers makend op zijn rollenbank die hij voor de gelegenheid in een sauna heeft opgesteld. Een slimme truc om het lichaam te laten wennen aan de temperatuur en luchtvochtigheid die hem in Japan te wachten staan.

Generale repetitie

Enkele dagen voordat Dhaenens en De Wolf met de Belgische WK-selectie en bondscoach Merckx op het vliegtuig naar Tokio stappen, is er nog een laatste test. De generale repetitie. De Druivenkoers in Overijse blijkt een kolfje naar de hand van het PDM-tweetal. Met overmacht rijden ze het hele peloton naar huis en eisen de eerste twee plaatsen in de uitslag op. Dhaenens, die de wedstrijd in 1985 al eens won, gunt zijn maatje De Wolf de eer. Ondanks dat de Druivenkoers ’s middags wordt verreden, is de wedstrijd voor het duo meer een avondkoers. Al om vier uur in de ochtend, terwijl Vlaanderen nog in een diepe slaap verkeerde en het buiten, zelfs midden in de zomer, nog aardedonker was, ratelden in Huize Dhaenens en Huize De Wolf de wekkers. Naarmate het WK naderde, waren beide renners geleidelijk aan steeds een uurtje vroeger op gaan staan, om zo het tijdverschil met Japan het hoofd te bieden. In een tijdperk waarin er nog geen internet bestond, laat staan mobiele telefoons of streamingdiensten, hadden Dhaenens en De Wolf zich urenlang vermaakt met modelbouwpakketten en radiografisch bestuurbare autootjes, om de tijd te doden tot het licht genoeg was om de eerste trainingskilometers af te werken. Ook in dat opzicht verzaakte het PDM-duo niet. Na het een-tweetje in de tweehonderd kilometer lange Druivenkoers vulden Dhaenens en De Wolf hun bidons om, in gezelschap van ploeggenoot Sean Kelly, nog twee uur verder te fietsen, zodat hun benen kennis konden maken met de in Japan te rijden afstand.

Dat de ervaren en immer met zijn verstand rijdende Kelly een PDM-ploeggenoot is, levert de Belgen in Japan een bijkomend voordeel op. De Ierse afvaardiging bestaat naast Kelly slechts uit Lawrence Roche, de jongere broer van de met blessures kwakkelende en dus afwezige oud-wereldkampioen Stephen. Een bondscoach hebben de Ieren niet, zodat Jan Gisbers als gelegenheidsploegleider fungeert. Een uitgelezen kans voor hem om zich in koers niet alleen met Kelly te bemoeien, maar ook met Dhaenens en De Wolf. Die zijn in de ogen van hun bondscoach Eddy Merckx geen titelkandidaat. ‘De Kannibaal’ zet alles op Criquielion, al heeft hij wel gehoor gegeven aan Dhaenens’ verzoek om een vrije rol in de Belgische ploeg.

Puzzelstukjes

In topsport heeft de winnaar gelijk en dus kun je met terugwerkende kracht zeggen dat de aanpak van de twee Vlamingen veruit de beste was. Op zondag 2 september 1990 vallen in Utsunomiya de puzzelstukjes in ieder geval op magistrale wijze in elkaar. Alsof het Rad van Fortuin bij elke draaibeurt op een dikke bonus terechtkomt. Direct na het startschot kan Dirk De Wolf zich al niet beheersen. Bij het ontwaken had hij ’s ochtends aan zijn benen gevoeld dat het goed zat en de uitgekiende voorbereiding zorgde daarbovenop voor een ferme dosis zelfvertrouwen. En dus glipt ‘d’n Dirk’ mee als in de openingskilometers een stuk of twintig renners zich afscheiden van het peloton. De Wolf verschuilt zich niet in de vluchtersgroep en draait gewillig zijn kopbeurten. De Belg toont zich in de uren die volgen duidelijk de sterkste van het gezelschap, maar het zou bepaald niet voor het eerst zijn dat hij juist daardoor te vroeg te veel krachten verspilt en het in de finale aflegt tegen renners die een groot deel van de dag in de spaarstand hebben gestaan. Het woord ‘rustig’ komt niet in de vocabulaire van De Wolf voor en mede door zijn inspanningen dunt de kopgroep steeds verder uit. Met minder dan drie rondes van elk vijftien kilometer te rijden kunnen nog maar vier metgezellen de onvermoeibare Belg bijbenen. In het steeds kleiner wordende peloton achter hen opent Dag-Otto Lauritzen de finale. Met een machtige ‘jump’ op de scherprechter van het parcours, de vijf kilometer lange beklimming van de Mt. Kogashiyama, snelt de Noor naar de kopgroep.

Precies een ronde later grijpt Lauritzen dezelfde plek aan voor een nieuwe inspanning. Slechts één renner kan de versnelling beantwoorden. Diens naam laat zich raden. Inderdaad! Het is Dirk De Wolf, die in de krochten van zijn lijf nog een nieuw voorraadje energie vindt. De Belg rijdt al ruim vijf uur en dik tweehonderd kilometer in de aanval en is nog altijd niet uitgeput. In gezelschap van Lauritzen rijdt hij de Kogashiyama op, op de hielen gezeten door een kwartet achtervolgers. Dan doet ‘d’n Dirk’ datgene dat je als koploper met een minimale voorsprong sowieso nooit moet doen en dat bijna het einde van zijn WK betekent. Hij kijkt om! Wat hij ziet bevalt De Wolf totaal niet. Tot zijn stomme verbazing blikt hij namelijk recht in het, door volle inspanning rood aangelopen, gelaat van Rudy Dhaenens. Diens ogen priemen in de zijne. De land- en ploeggenoot van De Wolf, nota bene een van zijn beste vrienden, is onverwacht in de tegenaanval gegaan en zal zich weldra bij de twee koplopers voegen, met twee anderen in zijn kielzog.

De Spanjaard Alberto Leanizbarrutia en de Fransman Martial Gayant, altijd sterk rijdend op kampioenschappen, zijn op de denkbeeldige bagagedrager van Dhaenens gesprongen en laten zich gewillig meevoeren naar de voorste gelederen. Daar is De Wolf duidelijk zichtbaar niet van gediend. Druk roepend en gebarend naar zijn landgenoot zit hij zowat achterstevoren op zijn fiets. Elke vorm van controle over het rijwiel is weg en op schlemielige wijze tuimelt de Belg tegen de grond. Lauritzen kan geen kant op en maakt eveneens kennis met het asfalt op een manier die hij liever niet had gewild. Terwijl Dhaenens en zijn ‘passagiers’ het onfortuinlijke tweetal voorbij snellen, kan Lauritzen zijn woede niet de baas. De adrenaline giert door zijn lijf en de val heeft alleen maar meer van het stresshormoon aangemaakt. Alsof de Japanse televisieregie plotseling overschakelt naar The Rumble In The Jungle, de legendarische bokspartij tussen Muhammad Ali en George Foreman, deelt de Noor een linkse directe uit richting de verbouwereerde De Wolf. De muilpeer mist diens gezicht maar net. Ondertussen zit de Belg alweer bijna op zijn zadel om z’n weg te vervolgen. Lauritzen kan dat niet. Hij moet wachten op een nieuwe fiets. De Noor rest niets anders dan de koplopers te laten gaan en is op slag kansloos.

IJzersterk

Ondanks zijn onhandige manoeuvre en de daardoor veroorzaakte val, voelt Dirk De Wolf zich nog altijd ijzersterk. Binnen de kortste keren meldt hij zich weer van voren. Ook de Australiër Stephen Hodge weet de oversteek te maken, waardoor er bij het ingaan van de slotronde vijf renners voorop rijden. De gedoodverfde favorieten maken weinig aanstalten iets aan hun achterstand te doen. In de Italiaanse ploeg is er al vanaf de start heibel, omdat bondscoach Alfredo Martini Gianni Bugno tot enige kopman heeft uitgeroepen. Tot groot ongenoegen van Claudio Chiappucci en Maurizio Fondriest. Tweespalt en onvrede zijn het gevolg. Titelverdediger Greg Lemond beschikt in de Amerikaanse ploeg niet over de helpers om het gat dicht te rijden.

Bovendien heeft de uitgekiende Sean Kelly, in opdracht van zijn gelegenheidsbondscoach en PDM-ploegleider Jan Gisbers, een wederdienst in een latere koers toegezegd als de Amerikaanse uittredend wereldkampioen geen aanstalten maakt de koplopers terug te halen. Van de Nederlanders is dan al nauwelijks een spoor meer te bekennen in het overgebleven peloton. Als een speld in een hooiberg is, voor wie heel goed zoekt, nog één oranje tricot zichtbaar. De rest van de door de KNWU afgevaardigde renners zit al gedoucht en wel te wachten op de thuisreis. Steven Rooks, Adrie van der Poel, Frans Maassen; allemaal hebben ze direct bij de start last van het warme weer, de luchtvochtigheid en een jetlag. De Nederlandse voorbereiding, waarbij zo laat mogelijk naar Japan is afgereisd, blijkt duidelijk niet de juiste. Alleen Erik Breukink vindt afstappen zijn eer te na. Hij wordt roemloos 44ste.

Terwijl de Nederlands wielerfans teleurgesteld en hoofdschuddend voor de televisie zitten, is dat in België precies tegenovergesteld. Gevoelens van extase en verwachting nemen bezit van menig Vlaming. Alsof de hoogtijdagen van Eddy Merckx of Rik Van Looy weer in volle gang zijn. Tijden dat een Belgische wereldtitel vaak al voor de start een zekerheid was. Niet dat het WK in Vlaanderen trouwens op televisie wordt uitgezonden. De Japanse organisatie vraagt de hoofdprijs voor de uitzendrechten en, in tegenstelling tot de NOS, ziet de BRT het niet zitten die te betalen. De Belgen zijn daarom op de Nederlandse televisie aangewezen.

Coup

In de slotronde, bij het voor de laatste maal oprijden van de Kogashiyama, laten Dhaenens en De Wolf er geen misverstand over bestaan wie de sterksten zijn in Utsunomiya. Op dezelfde manier als enkele weken eerder, toen ze na hun succes in de Druivenkoers van Overijse, in gezelschap van Sean Kelly, nog een aantal keren flink gas hadden gegeven tijdens hun extra kilometers, doen ze dat op het verraderlijk oplopende Japanse asfalt opnieuw. Hodge, Leanizbarrutia en Gayant kunnen niet beantwoorden aan het tempo en worden een voor een afgeschud, als rijpe appels die van een boom vallen. Ze lijken kandidaten bij Rad van Fortuin die geen idee hebben welk woord gezocht wordt, terwijl enkele anderen het al lang weten. Dhaenens en De Wolf zijn los. Twee land- en ploeggenoten. Vrienden, bovenal. Dat ze tot in de slotkilometer eendrachtig zullen samenwerken om de groep favorieten, die nu steeds dichterbij komt, voor te blijven, staat vast. Wat ze vervolgens in de laatste hectometers zullen doen, is voor de hele wereld de vraag. Sprinten ze er om? Zal de sterkste winnen?

Het antwoord is een tweevoudig ‘nee’. De Wolf is, ondanks het gebruikelijke smijtwerk met zijn krachten, de hele dag duidelijk de sterkste in koers geweest, maar hijst zich in de laatste rechte lijn naar de finish slechts voor de vorm even kort uit het zadel. Zoals een galant man een dame laat voorgaan bij het binnentreden van een restaurant, laat hij zijn vriend als eerste de aankomstlijn passeren. Aandringen doet hij niet. Juichend passeert Rudy Dhaenens de finish. Enkele meters achter hem juicht Dirk De Wolf net zo uitgelaten als zijn landgenoot. Acht seconden later klopt Gianni Bugno Greg Lemond en Sean Kelly en wordt derde. Vlaanderen viert feest. Net als PDM-ploegleider Jan Gisbers. Hij had het in april, ruim vier maanden eerder, haarscherp gezien. Dit zou wel eens het WK van Dhaenens en De Wolf kunnen worden en dat wordt het. Desondanks roepen de slotmeters van de titelstrijd vooral vragen op. Waarom liet ‘d’n Dirk’ zijn vriend zo gemakkelijk kampioen worden?

Belga Sport

‘Als de leugen de lift neemt en de waarheid de trap, zal de leugen sneller zijn. Maar weet wel dat de waarheid eraan komt’, luidt het gezegde. In Nederland is er het fraaie televisieprogramma Andere Tijden Sport om, jaren na dato, betrokkenen het ware verhaal achter een bijzondere, opmerkelijke of memorabele sportgebeurtenis te laten onthullen. De Vlamingen hebben daar de, zeker net zo fraaie, reeks Belga Sport voor. In februari 2012, dik twee decennia later, laat het programma de hoofdrolspelers van het WK in Utsunomiya nog eens terugblikken op het kampioenschap en die opmerkelijke afloop. Nou ja, bijna allemaal. Rudy Dhaenens is in april 1998 tragisch om het leven gekomen. Op weg naar de Ronde van Vlaanderen, waar hij voor Eurosport het televisiecommentaar zou verzorgen, raakt de wereldkampioen van 1990 betrokken bij een fataal auto-ongeluk. Zijn weduwe Greta komt wel aan het woord in Belga Sport. Net als onder anderen Dirk De Wolf, Martial Gayant, Dag-Otto Lauritzen, Sean Kelly, Eddy Merckx en Jan Gisbers. Ze verhalen over de aanloop naar de titelstrijd. Hoe de twee Belgen als monniken gingen leven voor het WK, steeds vroeger opstonden om alvast aan het tijdverschil te kunnen wennen en een spartaans trainingsregime hanteerden. En over het wedstrijdverloop in Japan. De vroege vlucht van twintig man, de valpartij van Lauritzen en De Wolf en de linkse hoek die de Noor vervolgens probeerde uit te delen, als ware hij Muhammad Ali in zijn beste dagen, en wat zich in de slotronde afspeelde.

‘D’argent’, zegt Martial Gayant. Geld dus. De twee Belgen zouden hun Franse tegenstrever een bedrag hebben geboden om niet mee te sprinten om de regenboogtrui. Gayant zou daarom niet volle bak hebben achtervolgd na de tempoversnelling op de Kogashiyama. ‘Onzin!’, pareert De Wolf. Volgens hem waren Dhaenens en hij gewoon sterker en moesten ze de longen uit hun lijf rijden om Gayant en het peloton achter hem voor te blijven. Ook tussen de Vlaamse vrienden zou in de slotkilometers een geldkwestie hebben gespeeld, met Jan Gisbers als opdrachtgever. De ploegleider van PDM had destijds een sterke voorkeur voor Dhaenens als wereldkampioen. De Wolf had immers al aangekondigd aan het einde van het seizoen over te stappen naar het nieuwe Ton Ton Tapis, waar zijn mentor Roger De Vlaeminck ploegleider zou worden. Gisbers gaf Dhaenens, die PDM wel trouw zou blijven, – tenminste, daar ging een ieder op dat moment nog vanuit – vanuit de Ierse volgwagen uitdrukkelijk instructies een en ander voor het ingaan van de slotkilometer financieel te regelen met De Wolf.

Voor één miljoen Belgische frank, omgerekend 25.000 euro, had ‘d’n Dirk’ ingestemd zijn vriend voor te laten gaan aan de finish. Een bedrag dat hij twee decennia later te laag vindt. Spijt, zegt De Wolf achteraf te hebben van het gemak waarmee hij zijn kans om zelf te winnen liet lopen. De mondialiseringsdrang van de UCI levert ‘Dhaentje’, zoals de bijnaam van de wereldkampioen van 1990 liefkozend luidt, zijn grootste zege op. Voor ‘d’n Dirk’ blijven kruimels over. Een schrale troost: het miljoen frank is een veelvoud van de tientjes die de 48-jarige Margriet uit Nibbixwoud enkele maanden eerder bij Hans van der Togt wint met het raden van het woord ‘mondialisering’. Ze kiest voor dat bedrag een staafmixer uit het winkeltje van Leontine.

Epiloog

Niet alleen Dirk De Wolf zou PDM na 1990 verlaten, ook Rudy Dhaenens vertrekt. De ploeg kan de financiële eisen van de nieuwe wereldkampioen niet inwilligen en Dhaenens hapt op een aanbod van Peter Post. Bij Panasonic zal hij weinig meer presteren. Dhaenens is te druk met het te gelde maken van zijn regenboogtrui in zesdaagsen en bij winkelopeningen, waardoor het trainen er bij inschiet. Als Dirk De Wolf in het voorjaar van 1992 alsnog een grote zege op zijn palmares zet door Luik-Bastenaken-Luik te winnen, is de carrière van Dhaenens zo goed als voorbij. Datzelfde seizoen hangt hij, kampend met een hartkwaal, zijn fiets aan de wilgen. Zes jaar later raakt hij, op weg naar de Ronde van Vlaanderen, betrokken bij een auto-ongeluk en overlijdt de volgende dag; vier dagen voor zijn 37ste verjaardag.

 

 

Bronnen:

Belga Sport: Onder Vrienden – het WK van Rudy Dhaenens en Dirk De Wolf (Sporza, 06/02/2012)

Bart Jungmann & Fred Segaar – Sultans Of Swing: het verhaal van de legendarische wielerploeg PDM (Uitgeverij L.J. Veen, 2008)

Vincent de Lijser