Daar liggen de rugnummers in de berm van de col du Glandon. Hemelsbreed het verste punt van Parijs. Ze zullen er niet arriveren. Weer niet.

Tourkoorts nam epidemische vormen aan. Chauvinistische Tourkoorts; een prettige, lichte verhoging na de snotterige verkoudheid van het EK. Nederland startte met drie teams en achttien renners. Renners uit Twente, Drenthe, de Achterhoek. Zeeuwse leeuwen en Brabantse klimmers. Friese beesten en Limburgse lichtgewichten. Achttien! Dat was in twintig jaar niet meer gebeurd.

Fris, vrij, maar niet vrijblijvend. Geen favorietenrol of overdreven verwachtingen, wel vurige verlangens. Tourkoorts; oplopende temperaturen na goede generale repetities in Zwitserland, Luxemburg en Dauphiné. Temperaturen die de thermometer bijkans deden knappen na de eerste aankomst in Seraing.

En opeens waren er sprinters die het zicht van de vaste camera’s haalden. Wout Poels die eens testen ging op een vluchtheuvel voor een vlakke finish. Ze waren goed, onze renners.

Hunkering naar een etappezege. Eentje dan toch. Wij wisten wel welke. De renners ook. In de dagelijkse bingo om de zege zou een van Onze Rugnummers vallen.

En ze vielen.

Hard.

En allemaal.

Help de Nederlanders aan een etappezege’! werd ‘Help!, de Nederlanders!’.

De dromen zijn afgespeld.

Martijn Sargentini