Twee uur na de finish sta ik nog steeds perplex. Tot vandaag had hij toch echt iets weg van die jongen van vroeger, die jongen die alles altijd net een tikje beter wist, die jongen die altijd net iets sterker was, die jongen die dat altijd liet merken met een uitermate smalend glimlachje. Tot enkele honderden meters voor de finish vertolkte hij die rol voor mij. Vorig jaar won hij de Ronde van Zwitserland, smalend. Ook won hij etappes in de Tour, smalend. En hij werd ook nog eens wereldkampioen in Florence, u raadt het al: smalend.

Rui CostaIk geloofde hem niet. EPO? Groeihormonen? Xenon? Wanneer hij zijn armen weer eens de lucht in stak, zag ik in ieder geval een glimlach met in elke mondhoek een glimpje duisternis. Journalisten schreven hem de hemel in, ik wenste hem de hel. Hij was vast en zeker opgegroeid als held. Het leek hem aangeboren. Hij kon simpelweg niet verliezen. En dan ik: een geboren amateur, mislukt nog voor ik de strijd was aangegaan met anderen, mijn stiel uitvoerend als ware ik een stratenmaker.

Maar vandaag veranderde alles voor mij. Na twee stevige beklimmingen in de laatste etappe van Parijs–Nice waren alleen de favorieten voor de eindzege over. Het werd een strijd tussen klimgeiten en sprinters uit de subtop. In de laatste kilometer kwakte iedereen van rechts naar links en weer terug en toen gebeurde het: vier renners vlogen vol in de dranghekken. Daarna chaotische beelden, want wie ging deze etappe winnen, maar ook wie lagen daar op de grond?! De Franse regisseur moet geschreeuwd hebben van ‘Une! Deux! Mon Dieu, caméra une!! Mais… Deux, deux, deux!!’ want ook voor de kijker was het chaos alom.

Toen schakelde de regisseur naar een man in het wit, de regenboog horizontaal over zijn borst. Hij lag op de grond, roerloos, alsof hij zo ten hemel zou varen. Ik werd stil. “Hij staat nooit meer op,” was het enige dat ik kon denken. IJzige seconden tikten voorbij. Maar plots was daar een mannetje die de regenboogtrui zonder enig pardon aan zijn armen overeind trok. Botten gebroken? Organen naar de mallemoer? Nekletsel? Het mannetje leek belangrijkere zaken aan zijn hoofd te hebben. Overeind zou Rui komen, dat was dat!

Rui Costa kwam weer tot leven, stapte op zijn fiets, reed nog driehonderd meter verder en kwam op zijn lichtste verzetje over de streep. Hij werd tweede in het algemeen klassement. Ik had een brok in mijn keel, die arme Rui.

De trui, de vloek: ook dit wielerseizoen weer vertegenwoordigd.