foto: Robert van Willigenburg

foto: Robert van Willigenburg

Op acht maart 2008 rijdt een jonge, nog onbekende Nederlandse profrenner voorop over het witte grind van Toscane. Behendig, sterk en kalm. Erg kalm vooral. Martijn Maaskant is geen renner met onbesuisde acties. Hij eindigt in Toscane als vierde in wat dan nog de Monte Paschi Eroica heet en tegenwoordig onder de naam Strade Bianche voor velen geldt als mooiste koers van het seizoen. Ook kalme renners kunnen tot de rand van een Italiaans podium reiken.

Een maand later finisht hij als twaalfde in de Ronde van Vlaanderen en heeft Nederland een renner die ‘kan meespelen in de voorjaarskoersen’. Zo snel kan het gaan.

Weer een week later breekt de Hel los en ontdekt Mart Smeets de jonge Garmin-renner moeiteloos achterin de sterkst denkbare kopgroep die een kasseienkoers zich wensen kan. Het is Maaskants eerste Roubaix en hij finisht er als vierde. Terwijl Tom Boonen zijn kassei heft staat Martijn Maaskant net naast het podium de pers te woord. Als hij zegt dat hij zich tijdens de koers heel rustig heeft gehouden dan klinkt dat uit zijn mond volstrekt natuurlijk. Hij zegt het met zijn ogen dichtgeknepen, alsof er continu een felle voorjaarszon in zijn ogen priemt.

De interviewer verheft zijn stem: ‘Wát een debuut zeg!’
Maaskant, mompelend: ‘t is wel netjes, denk’…’

Een jaar later komt Maaskant al voor Arenberg ten val en moet hij door Bradley Wiggins worden teruggebracht naar het peloton. Hij rijdt in kansloze positie, maar hij rijdt uit. ‘Het is goed om het parcours nog eens helemaal te zien hè, voor de volgende jaren.’ Hier spreekt een renner die rekent op de toekomst, en dat lijkt logisch voor een iemand die een week eerder nog vierde werd in de Ronde van Vlaanderen.

Hij rijdt in zijn eerste profjaren schijnbaar moeiteloos zijn koersen. Wie de uitslagenlijst van Maaskant bekijkt, ziet dat zijn programma bij Garmin-Slipstream wordt samengesteld door een ploegleider die op z’n zachtst gezegd met veel enthousiasme te werk gaat. In 2009 rijdt Maaskant de Tirreno, De Panne, Ronde van Catalonië, Ronde van Zwitserland, Ronde van Frankrijk en Ronde van Spanje. En tussendoor alle grote klassiekers. Overal rijdt hij uit. Martijn Maaskant is pas bezig aan zijn tweede jaar op het hoogste niveau en heeft de ontbijtzalen van alle Europese hotelketens al van binnen gezien.

Hij komt van Zuidland, een dorp op Voorne-Putten waar op momenten dat de Tour de France passeert de mensen hun favoriete renner in de armen kunnen sluiten omdat die net even voor het peloton uit is gaan rijden. Martijn is vanuit Rotterdam vertrokken richting die ene kans op zijn onvermijdelijke plek in de daguitslag, en krijgt op het Zuid-Hollandse eiland een snelle knuffel van zijn familieleden. Twee weken later is het zover en wint hij de sprint om de vierde plaats in de etappe naar Besançon. Hij mag het podium op om de prijs voor de strijdlust in ontvangst te nemen.

‘Het moet allemaal een beetje meezitten’, zegt hij vaak. Maar dat doet het niet. Hij valt veel en zijn revalidatie duurt steeds langer. Soms is er een flits van zijn talent op de kasseien, zoals tijdens de editie van de Omloop het Volk in 2011, waar hij volgens de Vlaamse commentatoren met de pedalen speelt. En Vlaamse commentatoren hebben daar kijk op.

Een week later breekt hij bij een val ergens tussen Parijs en Nice liefst zeven ribben. En erger nog, hij breekt zijn moraal. Daar kan geen United Healthcare nog iets aan herstellen. ‘Wellicht ligt mijn toekomst in het wielrennen’, zei hij, ‘maar dat kan ook daar buiten zijn. Ik neem de tijd om dat te ontdekken’.

Laat het hem vanaf nu allemaal een beetje meezitten.

Martijn Sargentini