Duidelijk is te horen hoe de ketting hard tegen het stalen raceframe slaat en ongenadig de witte lak van zijn kader afschraapt. Zittend op het bruine lederen zadel, het dunne stuur, omwikkeld met een bruin lederen stuurlint, stevig in zijn handen geklemd. Bruine, stoffige, pezige armen steken uit de zwarte wollen koerstrui. Over de zijn kolenschoppen van handen staat strak het gehaakte motief van zijn koershandschoenen. Witte handschoenen met een blauw-wit-rode band erover. Van wol waar de zure zweetlucht, souvenir van alle inspanningen van dit jaar, niet meer uit te wassen is. Als de groep passeert ruiken de toeschouwers een mengeling van de priemende lucht van massageolie en zweet. De geur van het peloton.

Over zijn stuur kijkt hij strak voor zich uit. Voor zich ziet hij hoe De Italiaan over de kasseien dokkert. Nee hij dokkert niet, hij danst. Het lichtgroene kader, de lichtblauwe koerstrui. De witte baan met zwarte letters ‘Bianchi’. Net zo zwart als zijn lokken die, hoe diep de inspanning ook is, altijd goed lijken te zitten. De lokken, de gebronsde armen en kuiten als een scheermes. Aan de finish altijd klaar voor de hem altijd volgende paparazzi en zijn mysterieuze Dama Bianca. Een doekje door het gezicht en Fausto lacht in de lens van de camera’s en het publiek smult.

Zelf danst hij niet. Hij raakt elke kassei op de lange weg voor hem vol. Hij voelt elke klap in zijn polsen, zijn armen en zijn schouders. Iedere steen voelt als een messteek in zijn pijnlijke rug en als een mokerslag op zijn beurse zitvlak. Na de finish is hij niet bepaald toonbaar voor de paparazzi, mochten die überhaupt al in hem geïnteresseerd zijn. Terwijl De Italiaan, of hij nou gewonnen heeft of niet, alle aandacht na de finish voor zich op weet te eisen, schrobt en schuurt zijn eigen verzorger met een ruwe natte handdoek om het zwarte stof uit de groeven in zijn gezicht te boenen.

Fausto_Coppi1Sinds vorig jaar kan hij de Italiaan niet meer luchten of zien. De koers naar Roubaix was in 1949 genadeloos hard, maar hij was in supervorm. Van het grote in Parijs gestarte peloton was niet veel meer over. Fausto, een kampioen die al veel had gewonnen, wilde zijn broer Serse Coppi graag op de hoogste trede van het podium in het velodrome van Roubaix zien staan. Hij gaf Serse een duw en deze demarreerde. Op het moment dat de koers zich in het voordeel van de jonge broer van Fausto leek te plooien besloot hij, André Mahé, dat dit niet ging gebeuren. Met de alle kracht die hij in zijn pijnlijke en beurse lijf nog kon vinden versnelde hij en reed weg bij de achtervolgers. Het duurde niet lang voordat hij Serse passeerde en deze achterliet. Slechts twee man konden hem volgen. Niet veel later ging hij als eerste over de finish in Roubaix. Oké, hij was verkeerd gestuurd door de gendarme buiten het velodrome en was uiteindelijk via de persingang het stadion ingekomen, waarna hij de Belgische Frans Leenders in een sprint-a-deux wist te kloppen. Maar dat verkeerd sturen, daar kon hij toch niets aan doen? Serse kwam later als vierde over de meet, maar was de eerste renner die het parcours zoals bedoeld was had afgelegd. En ondanks dat André al gehuldigd was en een ereronde had gefietst besloot de jury, onder aandringen van de charismatische Fausto de jonge Coppi alsnog tot overwinnaar uit te roepen. Pas in november besloot de UCI zowel Mahé als Coppi tot winnaar te benoemen. Maar de wrange smaak bij Mahé bleef.

En nu, in het wiel van de kwade genius ‘Il Grande Fausto’, die zijn mooiste zege verpestte, realiseerde hij zich dat zijn mooiste momenten op de fiets achter zich lagen. Zijn lijf raakte versleten, zijn moraal was geknakt. Hij koerste hier in het wiel van de Italiaan die vooral regeerde in het hooggebergte. De kasseien waren altijd zijn domein geweest. Maar nu, op deze vervloekte Vlaamse weg, in een onbeduidende koers in de buurt van Brussel, werd hij gelost. Zijn ego had meer krassen dan zijn frame. Zijn afgunst tegen De Italiaan was groter dan zijn wil om te winnen. Hij kon de pijn in zijn stramme kuiten niet meer verdragen, hij wilde die dag niet meer in de buurt van deze glamourboy zijn. Terwijl het peloton voortraast baant hij zich een weg tussen de verbaasde toeschouwers door. Hij loopt doodgemoedereerd het café van Overijse in en bestelt een pint.

Ik neem de laatste slok koffie uit mijn kopje en kijk naar de toog waar André Mahé volgens de barman 65 jaar geleden in één teug zijn pint heeft geleegd. Aan de wand hangen vergeelde foto’s. Beelden van De Koers uit de jaren ’50 van de vorige eeuw. Foto’s die elk hun eigen fantastische verhaal vertellen. Één moment uit de tijd voor altijd stilgezet. De heroïek, de pijn, de schoonheid, De Koers. Ik had de barman gevraagd of hij wist wie die renner met de stofbril op zijn voorhoofd was. Dat wist hij wel…

Ik betaal mijn koffie en loop op mijn fietschoenen voorzichtig naar buiten. Voordat ik op mijn racefiets stap kijk ik even naar de witte letters op het frame: ‘Fausto Coppi’. Met een glimlach fiets ik weg, over de kasseien. In de verte is de skyline van Brussel te zien. Ik ruik een vleugje massageolie en schraal bier.

Theo Neyenhuis
Laatste berichten van Theo Neyenhuis (alles zien)