Valentino Fois (23 september 1973)

Valentino Fois

Valentino Fois

Wie de Giro delle Valle d’Aosta wint, ziet een glansrijke toekomst vol ereplaatsen en overwinningen opdoemen. De rondewedstrijd door de vallei van de Aosta is de lakmoesproef voor veelbelovende wielrenners uit heel Europa. Wie die wedstrijd op zijn 21ste op zijn naam schrijft, weet dat er een groot wielrenner in hem steekt.

Het gebeurt Valentino Fois. Hij is 21 en een lieve, enigszins introverte jongen uit Bergamo. Na zijn zege staan de ploegen voor hem in de rij. Hij kiest niet voor een van de grote teams, maar voor het petieterige Panaria, waar hij zich in alle rust denkt te kunnen ontwikkelen. Fois krijgt de garantie dat hij de Tour mag rijden.
In 1996 rijdt hij ook de Tour. Valentino uit Bergamo wordt 52e. Onopvallend goed. In het najaar wint hij een etappe in de Ronde van Polen. Dat valt op.

Na die zege kan Fois terecht bij het grote Mapei. Hij aarzelt, maar tekent uiteindelijk toch. Het is tenslotte wél Mapei.

Het wordt een jaar om snel te vergeten. Fysieke en geestelijke ongemakken dwingen hem van de fiets, en zodra hij wel rijdt, is dat om bidons af en aan te slepen voor de talrijke sterren in de formatie. Fois is ongelukkig bij Mapei, waar de sfeer onpersoonlijk is en het recht van de sterkste geldt. Hij besluit, zonder alternatief, zijn contract bij signore Squinzi niet te verlengen.

Er volgt een periode bij kleine Italiaanse ploegen, bij Vini Caldirola, bij Colpack, bij Mobilvetta.

Een dopinggevalletje hier, een onbetekenende zege daar. In 1999 wint hij nog een wedstrijd in het Zwitserse Mendrisio, maar de belofte die zijn benen deden in de vallei van de Aosta, die belofte ligt als een loden last op zijn schouders.

Het is die belofte die Valentino soms naar de fles doet grijpen. Wie drinkt, vergeet de wereld. Wie zuipt, vergeet de belofte die schuld gemaakt heeft.

In 2000 en 2001 is er geen pakje boter te vinden waar Valentino Fois een deuk in kan rijden. Eind 2001 overweegt hij zijn fiets definitief in de schuur te zetten, gesloopt als hij is door het eindeloos beantwoorden van de vraag die niet beantwoord kan worden: wanneer gaat hij nu eens winnen? Fois heeft zich neergelegd bij zijn nederlaag, daar heeft hij de laatste jaren handigheid in gekregen.

Dan gaat de telefoon. ‘Ciao Tino, è Marco.’
Marco? Kent Fois een Marco?
‘Pantani!’

Pantani vraagt Fois persoonlijk om bij zijn ploeg Mercatone Uno te komen koersen. Ondanks dopingaffaires en geruchten over depressie en druggebruik, is De Piraat nog altijd de grootste en wie wordt aangezocht door de grootste, zegt geen nee.

Dat wil Fois ook helemaal niet, nee zeggen.

Het wordt een drama. De nederlaag die naar een overwinning leek te zijn omgebogen, zal de nekslag blijken.

Het seizoen 2002 is nog maar nauwelijks op streek of Valentino Fois wordt voor de tweede keer betrapt op het gebruik van stimulerende middelen. Het is pure pech, net zoals het in 1998 pure pech was. Iedereen gebruikt, iedereen slikt, iedereen spuit, iedereen weet het van iedereen. En Valentino wordt eruit gepikt en met roestige spijkers aan een provisorisch kruis genageld.

Drie jaar schorsing. Bám.

Fois verdwijnt van de radar van de wielerwereld. Er gaan geruchten, er gaan altijd geruchten. Over drugsverslaving, over overmatig alcoholgebruik, over buitenissig gedoe met vrouwen. Drie jaar is lang, voor wie nog een belofte heeft in te lossen.

Als de schorsing erop zit, is Fois al lang geen wielrenner meer. Hij fietst nog nauwelijks, zijn carrière lijkt ten einde. Tot hij, ruim vijf jaar na de positieve test, opeens een contract tekent bij Amore & Vita, de ploeg die wordt onderhouden door het Vaticaan. Het lijkt een daad van christelijke naastenliefde, want Fois maakt een verwarde, weinig strijdbare indruk.

Hij geeft een interview aan La Gazzetta dello Sport. Zijn harde woorden worden nauwelijks verzacht door het zachte roze van het papier.
‘Ik nam wat iedereen nam.’
‘Wie ontkent, liegt.’
‘Ik heb coke geprobeerd. Verslaafd ben ik niet. Alleen maar een zwakke jongen.’

Het is de openbare biecht van iemand die bij de ploeg van de paus aan de slag gaat. In de winter voorafgaand aan het jaar 2008 leest Fois talloze boeken over het boeddhisme. Hij put er kracht uit, zegt hij, geestelijke kracht, die hij nooit eerder heeft ervaren. Hij woont weer bij zijn moeder. Als het leven een treintraject is, zit dat van Fois na verschillende ontsporingen weer op de rails.

Samen met zijn makkers van de pauselijke ploeg rijdt hij in maart 2008 de Ronde van de Vrede, in Ivoorkust. Het is een schitterende ervaring voor iedereen. Bij terugkeer uit Afrika spreekt hij samen met ploeggenoot Ivan Quaranta af voor een korte training. Het is 27 maart 2008.

De training duurt enkele uren en Quaranta rijdt mee tot het huis van Mama Fois. ’s Avonds vertrekt Fois naar zijn geliefde Bergamo, waar hij met vrienden van vroeger de bloemetjes buiten zet.

Om half vijf is hij weer thuis. Uitgeput valt hij in bed.

De volgende ochtend is hij dood.

Acute longontsteking, luidt de officiële doodsoorzaak. Zelfmoord, fluistert de wielerwereld.
Moeder Fois kijkt naar het interview uit La Gazzetta, dat ze in de keuken heeft opgehangen. Een foto van Valentino, met daaronder: ‘Ik zal niet eindigen als Pantani. Dat heb ik mijn moeder beloofd.’

Frank Heinen