floydmcfarlandFloyd McFarland (9 juli 1878 – 17 april 1915)

Wanneer Floyd McFarland op de ochtend van 17 april 1915 in de richting van het velodroom in Newark wandelt, ziet hij hoe een klein mannetje daar druk doende is affiches in de muren te schroeven.

Fucking David Lantenburg, denkt McFarland. Hoe vaak heeft hij hem al niet gezegd dat die kerel met z’n levensgevaarlijke schroeven van McFarlands mooie wielerbaan moet blijven.

David Lantenberg kwam wel vaker op de Newarkse wielerbaan. Hij verkocht er eten en drinken tijdens de koersen. De baan was eigendom van McFarland alias ‘Big Mac’ alias ‘Long Mac’ alias ‘The Human Engine’.

McFarland was een bekendheid in het Amerika van rond de eeuwwisseling: niet alleen werd hij twee keer Amerikaans kampioen op de sprint (1896 en 1898), won hij verscheidene zesdaagsen en was hij de begeleider van de drie Amerikaanse teams die in januari 1913 in het Velodrome d’Hiver te Parijs de eerste zesdaagse in Frankrijk bestreden onder het toeziend oog van onder meer Ernest Hemingway, maar boven al dat andere stond Floyd McFarland wijd en zijd bekend als een uitermate onsportief, racistisch en agressief individu. Hij was zelfs zo Een online casinos dient in het bezit te zijn van geldige licenties uitgeven in het land van herkomstOp verschillende wijze worden de casinos uitvoerig getest door enthousiaste spelers. racistisch dat hij de wereldberoemde, zwarte sprinter Major Taylor van wedstrijden trachtte uit te sluiten door een geheel nieuwe wielerbond voor blanken op te richten.

In een Europees wielertijdschrift schreef iemand over de opvallend lange Floyd: ‘Hij is zo racistisch als hij groot is.’

Bovendien was hij, in de nadagen van een lange, indrukwekkende loopbaan, de manager van zijn eigen tegenstanders. Wie Floyd McFarland een ordinaire matchfixer zou noemen, zou hem kortom eigenlijk nog tekort doen.

Na zijn loopbaan werd hij de directeur van het velodroom van Newark.

McFarland beent op het kereltje met de afficherollen af en roept van een afstandje: ‘En nou is het verdomme afgelopen!’

Lantenberg volhardt in zijn bezigheden, als een mier die per se een broodkruimel van de ene kant van het grasveld naar het andere moet tillen.

Mc Farland geeft het mannetje een duw.
Nu houdt Lantenberg op met plakken.
Er volgt nog een duw.
En nog een.
Een paar klappen.

Om hen heeft heeft zich intussen een menigte van zo’n 150 toeschouwers verzameld, die allemaal wel zin hebben in een knokpartijtje.

En dan voelt de grote, sterke Floyd McFarland iets bij zijn oor. Iets branderigs, iets vochtigs. De pijn van een schroevendraaier die in zijn schedel gestoken wordt, voelt hij niet onmiddellijk.

Warm en kleverig is het bloed dat zijn kraag in stroomt.

Lantenberg schrikt zich een hoedje als hij beseft wat hij heeft gedaan. Hij brengt Big Mac zelf met z’n eigen auto naar het ziekenhuis, waar de beroemde manager nog diezelfde dag sterft.

Onder de kop “Floyd MacFarland stabbed to death” staat de volgende dag in The New York Times: ‘Though MacFarlands fame as a rider was world wide, it was a s a cycling promoter that he gained the greatest recognition.”

Als cycling promotor, en als naarling.

Frank Heinen