Saul RaisinSaul Raisin (6 januari 1983)

Saul Raisin was een talent. Hij was zelfs een groot talent. Mart Smeets roemde hem op de Nederlandse televisie als een enorm groot talent. Dan ben je dus een talent, als Mart Smeets het zegt.

Zijn resultaten waren niet onmiddellijk navenant.

Een dertiende plaats in de Ronde van Oostenrijk, een bolletjestrui in de Tour de l’Avenir, een jongerentruitje in de Tour of Georgia; je zou het wat minnetjes kunnen noemen voor een heel erg groot talent.

Maar bij sommige renners zíe je het gewoon. Bij Saul Raisin zág je het dus.

In de lente van 2006 zou hij zijn eerste Grote Ronde rijden, de Giro d’Italia. Hij keek er zó naar uit. Raisin zou er starten voor Crédit Agricole, de ploeg die hem al zo veel kansen en mogelijkheden had gegeven. En nu, met de Giro, ging het pas écht beginnen.

Maar aan een begin kwam hij niet toe.

Op 4 april 2006, de dag dat zijn voorbereiding voor de Giro zijn aanvang zou nemen in het Circuit van de Sarthe, ging het mis. Het gebeurde op twee kilometer van de eindstreep. Bijna binnen, bijna veilig. Sauls achterwiel brak af. Waarom weet niemand.

Saul viel.
Op zijn hoofd.
Zijn helm brak.
Zijn schedel brak ook. En zijn heup.

Thuis, in Dalton (Georgia) zaten Jim en Yvonne Raisin aan de koffie. Op de keukentafel lag hun mobiele telefoon. Ze wachtten op het traditionele berichtje van hun zoon, de geruststelling dat hij weer veilig binnen was. Dat hadden ze zo afgesproken. Een simpel “OK” was voldoende.

Toen de telefoon eindelijk overging, was het niet Saul.

Wie belden, waren officials, vrienden, kennissen, ploegleiders, doktoren. Iedereen, behalve Saul. Saul lag in coma in een ziekenhuisbed in Angers.

Een paar uur later al zaten zijn ouders in het vliegtuig naar Europa. Ze vlogen de tijd tegemoet, in de hoop hun zoon nog in leven aan te treffen. Het was hopen tegen beter weten in; de doktoren gaven Saul nauwelijks overlevingskansen. En áls hij al ooit bij zou komen, zou hij voor eeuwig verlamd zijn. Hij, Saul, de sportjongen, zou de rest van zijn dagen liggend moeten doorbrengen.

Niet eens in staat uit het raam te kijken.
Nee, dan maar liever dood.

Er volgde nog een operatie, om de druk op Sauls hersenen te verminderen. Een bloeding in zijn brein maakte onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk.

Een operatie van risico’s, snijden in alles wat je bent. Eén verkeerde beweging en… nou ja.

In een privékamertje in het ziekenhuis van Angers bespraken Sauls ouders wat er met hun zoons organen zou moeten gebeuren als hij onverhoopt…. Doneren, dachten ze. Met Saul hadden ze het er eigenlijk nooit over gehad. Waarom ook?

De chirurg kwam hen vertellen dat de operatie in principe geslaagd was.

Wat dat betekende? Dat wist niemand. Afwachten maar.

Het wachten duurde zes dagen. De zevende dag ontwaakte Saul Raisin langzaam maar zeker uit zijn coma.

Hij bewoog.
Hij communiceerde.
Hij leefde.

Vier weken later verliet hij het ziekenhuis dat hij nooit zou hebben moeten verlaten.

In de maanden die volgden vormde zich in Sauls herstelde hoofd een doel: terugkeren op het niveau waar hij ooit was, op drie kilometer van de finish in het Circuit de la Sarthe.

Een goede wielrenner worden, wedstrijden winnen. Ertoe doen.

Het leek een utopie: Saul sprak moeizaam, dacht langzamer dan ooit en liep als een dronkeman. Hij bevond zich in een mistige schemertoestand, ergens halverwege tussen slapen en waken. Maar zijn wil bleek sterker dan de overkomelijkheden van zijn lijf en langzaam maar zeker begon hij weer min of meer normaal te functioneren. En normaal in het geval van Saul Raisin betekende: fietsen, sporten, jezelf uitdagen tot het uiterste te gaan.

Dit was niet meer normaal.
Dit was een wonder.

De doktoren verboden hem anderhalf jaar lang wedstrijden te rijden. Het effect van nog een val kon onmogelijk onderschat worden. Sauls schedel was als prijzig porselein geworden, zo breekbaar, zo kostbaar ook.

Honderden uren trainde hij. Eerst binnenshuis, op de hometrainer, en na enkele maanden weer op de racefiets die hem die middag in Frankrijk zo vreselijk in de steek had gelaten.

In januari 2007, op het trainingskamp van zijn team Crédit Agricole, was hij er opeens weer.

Als renner, als iemand met een contract. Als iemand met een verleden, dat achter hem lag.

Dat trainingskamp trainde hij met zijn oude ploegmaats mee. Van wedstrijden rijden zou nog een jaar geen sprake zijn.

In het voorjaar van 2007 richtte Saul Raisin de stichting Raisin Hope op, een organisatie die onder anderen geld inzamelde voor The Shepherd Center, de revalidatiekliniek waar hij zelf had verbleven. Om aandacht te vragen voor zijn stichting, reed hij in diezelfde maand de hele Ronde van California mee, enkele uren voor het peloton uit.

In het najaar besloten de doktoren van Crédit Agricole dat wedstrijden rijden nooit meer voor hem zou zijn weggelegd.

In 2008 verscheen zijn biografie: Tour de Life: from Coma to Competition. Die competitie kwam er nooit, maar Saul Raisin leeft en fietst nog. En altijd als hij een tochtje heeft gemaakt, sms’t hij snel zijn ouders: “OK”.

Frank Heinen