Pello Ruiz CabestanyPello Ruiz Cabestany (13 maart 1962)

Ooit reed Pello Ruiz Cabestany alleen op de baan, dat vond hij nou eenmaal leuk. Lekker overdekt, lekker overzichtelijk. Baanrenners zijn de luxepaarden van de koers. En Pello was een luxepaard.

Hij hield van fietsen, zoals hij van wel meer dingen hield. Van aandacht bijvoorbeeld, en juist aan aandacht schort het in Spanje nogal eens voor wie meerdere keren Spaans kampioen op de baan wordt.

De aandacht (en, laten we eerlijk

wezen, de in geld uitgedrukte aandacht die iedere maand op je rekening wordt bijgeschreven), die was op de weg te vinden. Dus Pello de weg op.

Hij was een natuurtalent, won behoorlijk wat wedstrijden, etappes in Vuelta en Tour. Hij genoot ervan op het podium te staan, zijn inzet beloond te zien door gejuich, kussen en protserige bokalen. Dat dit je werk was, dat iemand daar geld voor over had; daar kon hij met z’n pet niet bij.

Het was waarschijnlijk om die reden dat Pello altijd lachte. Op de fiets, naast de fiets, tijdens interviews, thuis; altijd die kamerbrede glimlach waarmee hij de wereld tegemoet trad en die diezelfde wereld voor hem innam.

Hij lachte als hij won, en als hij verloor, al ging het op die dagen iets minder van harte. Maar er is geen fan die hij ooit chagrijnig een handtekening weigerde, of er moet zich nu iemand melden.

Iedereen mocht hem, en hij mocht schijnbaar iedereen. En in zijn eeuwige lach ging ook de geslepenheid van de opgewekte oplichter schuil. In de Vuelta van 1985 bijvoorbeeld – Pello reed in dienst van zijn kopman Perico Delgado, die na een grandioze inzinking in een bergetappe geen kans meer leek te maken om de gouden trui over te nemen van Robert Millar – ging hij in de laatste zware rit naast de leider in de koers rijden. Delgado was gedemarreerd, een zinloze onderneming: zes minuten winst boeken op een compleet peloton was onmogelijk, even onwaarschijnlijk als Pello met een slecht humeur.

Pello en Millar babbelden rustig, verheugden zich op de gezamenlijke podiumceremonie van de volgende dag, want Pello stond derde en ze zouden dus samen in Madrid gehuldigd gaan worden.

Pello praatte en lachte maar en al babbelend hypnotiseerde hij de klassementsleider.
De koersradio zweeg in alle talen.
En Delgado liep almaar verder weg.
En Pello maar praten en Millar maar lachen.
Aan de finish was het verschil zeven minuten. Delgado won de Vuelta.

Na die eerste jaren van regelmatig terugkerende successen, nam met zijn fysieke mogelijkheden ook de aandacht af. De lol die hij aan het fietsen had beleefd, bleek al die tijd te hebben afgehangen van het succes dat ermee gepaard ging. En nu het minder ging, hoefde het eigenlijk niet meer zo. Pello ging net zo lief wat anders doen.

Hij stopte in 1994, en de mogelijkheden leken eindeloos. De familie van zijn moeders kant was een geslacht van bekende, rijke wijnboeren die op talloze hectares de Berbara-druif verbouwden. Hij kon in het bedrijf komen, rijk worden en een comfortabel leven leiden. Aanlokkelijk, maar nee, dank u.

Zijn zusje Nuria zat al zo’n beetje in de showbizz, door haar werk als filmmaakster. Pello keek er met genoegen naar, de glitter die er in het wielrennen wel zo’n beetje vanaf was, lag elders voor het oprapen.

Pello Ruiz Cabestany bewandelde het pad van de C-ster met een eigenwaardeprobleem: het pad van de realityshow. Hij nam deel aan uitputtende overlevingsshows, sportieve onzinnigheden in het klatergoud van steriele tv-studio’s. Ook toen ze hem belden voor een ijsdansshow voor Bekende Spanjaarden, aarzelde hij niet.

Pello lachte zelfs als hij op de dunne ijzers door het Spaanse equivalent van Studio 21 zwierde. Hij genoot van de lampen, het applaus, de eindeloze reeks glimlachjes en eerbewijzen die je deel zijn als je gezicht eenmaal een ietwat verschoten meubelstuk van de nationale televisie is geworden.

Tussendoor schreef hij zijn autobiografie, gelardeerd met ‘handige tips voor de beginnende fietser’. Het boek verkocht uitstekend, wat wil je ook, met een beroemde auteur die je vanaf de achterflap uitnodigend toegrijnst.

Hij was ook al vaak te horen op de Spaanse Eurosport, waar hij als co-commentator de welbespraakte specialist uithing. Zal hij ook gelachen hebben wanneer niemand hem zag, opgesloten in een zweterig commentaarhok aan de finish? Vermoedelijk wel.

Ook opende hij een restaurant in San Sebastian, de stad waar hij voor een leven lang verliefd op is. Koken deed hij zelf niet, voor zover bekend. Pello was meer van het opeten. En de rol van hartelijke gastheer was hem ongetwijfeld wel toevertrouwd.

Als hij niet druk bezig was de culinaire wereld te veroveren of de tv-business aan zijn voeten te krijgen, fietste hij nog wel eens, af en toe. Zo doorkruiste hij Ethiopië met een groep vrienden, van Addis Abeba tot Wuckro Olaran. Achthonderd kilometer, bij wijze van vakantie.

Of hij nam deel aan de Vassalopet in Zweden, een uitputtende langlauftocht. Ook de Nissan Titan Desert, bekend als de zwaarste mountainbiketocht ter wereld, bracht hij zonder overdreven moeite tot een goed eind. Allemaal hobbyisme, want de échte sport ligt ver achter hem. Nu doet hij alleen nog maar dingen die hij leuk vindt. En Pello vindt nu eenmaal veel dingen leuk. Waarom zou hij anders in godsnaam altijd lachen?

Frank Heinen