Zondag zwaaide Anthony Charteau af. 89e werd hij in zijn allerlaatste profronde: de Tour de Vendée. Terwijl hij voor de laatste maal zijn handtekening op het vel zette sprak de speaker het toegestroomde publiek in startplaats Aizenay toe. Er volgde applaus voor het erelid van de plaatselijke Velo Club d’Aizenay.
Anthony Charteau. Typisch zo’n Franse renner zonder groots palmares, maar mét een ploegabonnement dat jaarlijks stilzwijgende verlenging kende. In Anthony’s geval regelde ploegbaas Jean-René Bernaudeau dat voor hem, meer dan tien jaar lang. Zijn korte flirts met Credit Agricole en Caisse d’Epargne werden hem vergeven.
In de Tour de France van 2010 trad Anthony Charteau uit de schaduw. Jammer, eigenlijk, hij was zo’n mooie, onverstoorbare en anonieme soldaat, die kilometerslang streed voor andermans overwinning. Hij was de moderne representatie van de poilu, waarvan eens honderdduizenden werden opgeofferd op Europa’s slagvelden voor het sacrosancte vaderland. En zij stelden geen vragen, deze boerenzonen uit de kleinste dorpen van Frankrijk. Nee, voor vragen was het appèl van hun meerderen te indringend. ‘On ne passe pas!’
Charteau ontworstelde zich aan de eindeloze en anonieme slooppartijen op kop van het peloton, met zijn scheefgetrokken Franse tronie. Was hij geen coureur, dan had er in zijn hangende mondhoek een Gitane gehangen. Was hij geen coureur, dan was hij hopelijk een boer uit een klein dorp waar niks gebeurt (ijdele hoop, hij komt uit Nancy). Daar had hij dan verstoord opgekeken van zijn werk als er een wielerpeloton voorbijkwam, om vervolgens weer verder werken.
Charteau’s anonimiteit eindigde glansrijk, na Station des Rousses, op 11 juli 2010. Even daarvoor had hij nog geschitterd in zijn oude rol, in de aanloop naar de weergaloze finale van de achtste etappe die hoogstwaarschijnlijk nooit meer beschreven of getoond zal worden. De kop van Charteau stond weer scheef, als vanouds, zijn mondhoek hing en hij sloopte. ‘On ne passe pas!’, klonk het door zijn oortje.
Maar alsof kopman Thomas Voeckler begrepen had dat het offer van zijn sergeant vergeefs moest zijn, faalde hij hopeloos. Niet omdat Charteau zijn werk niet had gedaan, want die reet eigenhandig het peloton uiteen, zijn slachtoffers snakkend naar adem achterlatend. Nee, er was iemand beter dan Voeckler. De praalridder Sylvain Chavanel won de rit en pakte het geel.
Het werk van Charteau was voor niets geweest, hij stelde geen vragen, en verdween in de bus.
En toen kreeg Charteau het op zijn heupen. Hij sprong mee met een ontsnapping in de loodzware negende etappe naar Saint-Jean de Maurienne. Hij etste naar eigen zeggen zijn naam in de Col de la Madeleine. In de eindsprint speelde hij weliswaar geen rol van betekenis, en Sandy Casar won de etappe, maar Charteau pakte de bolletjestrui. En die trui was niet van het tweede garnituur, zoals het in bijna-vlakke etappes bijelkaar gesprokkelde ding dat Pineau om zijn schouders had.
Toen Anthony Charteau die trui omgehangen kreeg, trok de schaduw over zijn naam weg. De éénpuntsrenner die jarenlang in alle tourspelletjes door niemand werd opgesteld, liet in alle openheid zien dat hij een weergaloos renner is.
- Tour de France 2020: Achter een glazen muur - 15/09/2020
- Waar is de Tour? - 02/08/2016
- Ik vind wielrennen niet leuk meer - 08/07/2015
Geef een reactie