De snoepdoos van Napels, de haai, de cobra, de das, de beer van Bern, de buffel, de adelaar van Toledo, Eddy Bosberg, Spartacus, den dakdekker, de zwarte van Brakel, Tornado Tom, de piraat, monsieur chrono, Poupou, der Panzerwagen en natuurlijk de Kannibaal. Het wielrennen zit vol prachtige bijnamen. Waarom juist wielrenners zo snel een bijnaam krijgen in tegenstelling tot voetballers of marathonlopers is een vraag die weleens een goed antwoord mag krijgen.

Dat verwacht je dan ook in een boek als De Adelaar van Benidorm, waarbij de rode bollen op de omslag doen vermoeden dat het een boek boordevol wielrennen is. Dat valt helaas tegen.

We lezen graag over bijnamen in andere sporten, dat is het probleem niet. Het ontbreken van enige regie in dit flinke werk is wel een flink gemis. Schrijvers, filosofen en wetenschappers mogen allemaal een verhaal schrijven over een bijnaam. En het niveau is wisselend. Er zitten verhalen tussen waar echt geen touw aan vast te knopen is. Vooral de wetenschappers blinken niet bepaald uit in begrijpend schrijven.

De interviews met renners als Cancellara en Tony Martin over hun bijnaam lijken of via de mail afgenomen of in vijf minuutjes, zo nietszeggend zijn ze.

De Adelaar van Benidorm is een goed bedacht boek, ook de aanvullingen met pagina’s die door kunstenaars worden gevuld zijn een toevoeging. De uitvoering laat helaas te wensen over. Iedere schrijver en kunstenaar (ze zijn met 150 in het boek) kreeg carte blanche waardoor stijl en inhoud zeer wisselend zijn.

De fijne bijdragen (Frank Heinen, Bas Steman, Mark Misérus, Peter Vandermeersch, Walter van den Broeck, Roderik Six en Stef Willems) maken veel goed, maar hier had een veel mooier boek ingezeten.

Alex van der Hulst