In een door groen overwoekerd lokaal ergens in de bossen van de Lorraine (exacte locatie heb ik beloofd stil te houden) komt naar dagelijkse gewoonte tijdens de Tour het Strijdlustcomité samen om zich te buigen over de meest netelige kwestie in het universum van de Tour: wie de prijs van de Strijdlust krijgt.
Een ontzagwekkende verantwoordelijkheid waardoor het Strijdlustcomité niet gesteld is op bezoekers. Maar kijk, ik ben er nu. ‘We willen in alle onafhankelijkheid Voeckler de prijs van de Strijdlust geven. Het zou niet de eerste keer wezen dat ploegleiders juryleden beïnvloeden middels dreigementen en emotionele uitbarstingen.’ De enige maal dat het Strijdlustcomité de schijnwerpers opzocht, was om te verklaren waarom ze niet graag de schijnwerpers opzocht.
‘Ja, dat was een gedoe. Gewoon omdat Pierre-Henri zich versprak.’ Aan het woord is Jean die me verwelkomt. Ik kijk rond en zie een vuilnisbak vol met posters van Thomas Voeckler. De muren zijn opvallend kaal. Ik besluit niks te zeggen. Hoeft ook niet: Jean verduidelijkt me de reden van mijn komst. ‘We willen aan de buitenwereld tonen dat de geruchten over onze werkwijze vals zijn. Maar voel je niet gebruikt, je kunt ons alles vragen.’
‘We kunnen eventueel ook voor een ontmoeting met Titi zorgen,’ vult Pierre-Henri aan.
Het Strijdlustcomité bestaat uit vier oudere mannen. Pierre-Henri, Jean, Raymond en Bernard.
Pierre-Henri: ‘Ik dacht dat er na Jacky Durand geen leven meer was. Maar toen kwam Titi.’
‘Thomas Voeckler,’ vult Jean snel aan die naar eigen zeggen altijd een zwak heeft gehad voor Amets Txurruka.
‘Waarom weet ik daar niets van? En dat is geeneens een Fransman.’
‘Niet luisteren naar Pierre-Henri en je moet vooral niet opschrijven wat hij uitkraamt,’ zegt Raymond, de oudste uit het gezelschap. ‘We doen het allemaal al meer dan dertig jaar, buiten Bernard die sinds dit jaar in ons comité zit.’
‘Jarenlang schudde ik handjes van renners in de Tour, waaronder niet de minsten hé, maar op den duur begon ik me een decorstuk te voelen. Nu beteken ik werkelijk iets,’ aldus Bernard.
De etappe begint. De vier mannen zetten zich rond hun armtierig televisietje. En meteen is er een renner die demarreert.
‘TITI! TITI! Die eerste aanvaller is Voeckler, dat wordt geen moeilijke knoop om door te hakken,’ meent Pierre-Henri.
‘Er komen renners achter hem aan. Wacht dus nog maar even,’ tempert Jean de vreugde.
‘Dat doen we anders toch nooit als Voeckler mee is?’ merkt Pierre-Henri op.
‘Er wordt de grootste onzin over ons verteld,’ klaagt Raymond. ‘Dat we partijdig zijn. Dat we Fransen bevoordelen. En vooral Fransen die Voeckler heten.’
‘Absolute leugens. Voeckler is gewoon heel goed,’ interrumpeert Pierre-Henri.
‘Wij zijn geen fans,’ wil Raymond nog kwijt.
‘Wij weten gewoon heel goed Titi naar waarde te schatten,’ vult Pierre-Henri aan.
De koers ligt voor een tijdje vast. We keuvelen over de geschiedenis van het Strijdlustcomité, tot ik me afvraag waarom het Strijdlustcomité zo’n gesloten commune is.
‘We hebben geen inmenging van buitenaf nodig om Voeckler de prijs van de Strijdlust te geven.’
‘De prijs van de Strijdlust al dan niet aan hem te geven,’ corrigeert Jean Pierre-Henri. Die duidt een andere veelgehoorde kritiek. ‘We zouden arbitrair te werk gaan. Dat is echt belachelijk.’
Pierre-Henri vult aan. ‘Wij werken met objectieve richtlijnen. Als Voeckler om een onduidelijke reden de prijs van de Strijdlust niet kan ontvangen, dan gaat die naar een Fransman, als er werkelijk geen Fransman in aanmerking komt, dan valt een renner die Frans spreekt in de prijzen en in het uiterste noodgeval iemand met een Frans klinkende voornaam. Lukt dat niet: Voeckler.’
‘Hij bedoelt loting,’ zegt Bernard.
Aan het eind beslist het Strijdlustcomité ook over de winnaar van de Superstrijdlust.
‘Dat Sagan eruit is vergemakkelijkt onze keuze voor Voeckler,’ bepleit Pierre-Henri.
‘Het wegvallen van Sagan is een zeer spijtige zaak,’ praat Bernard over hem heen, die naar de rinkelende telefoon loopt. ‘Dag Hilaire. Heel koen dat Guillaume na gisteren drinkbussen gaat rondbrengen in het peloton, maar de winnaar van de strijdlust zit toch vooraan. Nee Hilaire, er valt hierover niet te redetwisten. En dat is niet omdat Titi in de kopgroep zit. Een smadelijke suggestie. Dag Hilaire.’
‘We zijn altijd blij dat ploegen vol overgave onze prijs najagen,’ verduidelijkt Jean. ‘Dat toont onze relevantie aan, in die mate dat nog nodig zou zijn. Maar Hilaire is wel een heel fanatieke.’
En zo dendert de namiddag voort terwijl het moment van het verdict almaar nadert. De vier zijn merkelijk stiller dan gewoonlijk tot Pierre-Henri weinig verhuld zijn voorkeur uitspreekt. ‘Kunnen we hem echt niet aan Voeckler geven?’
De bedachtzame Raymond komt tussenbeide: ‘Je weet wat de afspraak was.’
Ik poog de situatie te begrijpen. ‘Willen jullie koste wat het kost laten zien dat jullie geen veredelde fanclub zijn van Voeckler?’
‘Nee, absoluut niet. Dat is een misvatting. Hoe kom je daarbij?’
‘Het wordt Philippe Gilbert,’ doorbreekt Jean de ongemakkelijkheid.
De anderen op Pierre-Henri na knikken instemmend.
‘Hij was bij de laatste overlevers van de vroege vlucht en hij verjaart,’ motiveert Jean zijn keuze.
‘Voor de tweede dag op rij een Belg,’ merkt Pierre-Henri op.
‘Ik bel Prudhomme en dan kunnen we tot rust komen. Dat heb ik in het begin onderschat, hoe stressvol deze job is. Je wilt niet de verkeerde renner de prijs van de Strijdlust geven,’ aldus Bernard.
Nauwelijks vijf minuten later wordt op tv bekendgemaakt dat Philippe Gilbert de prijs van de Strijdlust ontvangt. Pierre-Henri zit er wat gecrispeerd bij. Ook Jean, Bernard en Raymond ogen niet helemaal ontspannen.
‘Altijd moeilijk om in een ontsnapping met Titi de strijdlust niet te geven aan Titi,’ vertrouwt Pierre-Henri me in stilte toe, die aan zijn laatste Tour bezig is. ‘Zonder Titi heeft ons comité niet langer bestaansrecht. Zo denk ik er toch over.’
Philippe Gilbert heeft zijn prijs nog maar net binnen of de telefoon gaat alweer. ‘Hilaire,’ gok ik hardop.
‘Bernaudeau vraagt wat er aan de hand is,’ hoor ik Pierre-Henri door het lokaal roepen.
‘Zeg hem even geduld te hebben. We moeten eerst onze gast nog naar buiten leiden,’ dirigeert Jean. ‘Daarna spoedoverleg.’
‘En de aankomst dan? Het is nog maar 4 kilometer,’ pruttel ik tegen.
‘Ach, een detail. Je hebt hier nu zelf ervaren waar het in de Tour werkelijk om draait.’
‘Titi,’ mompel ik.
- Het nieuwe wielerjaar in 40 stellingen - 22/02/2022
- Wielrennen bestaat niet - 13/05/2020
- Ooit was er wielrennen - 07/05/2020
Geef een reactie