Een weids landschap. Groen, bruin, grijs en nat. Vooral nat. De wegen zijn vies, de dorpen zijn stil. Verlaten boerderijen en oude woningen in verweerd baksteen met halfvergane kozijnen.

Door omstandigheden die hier buiten beschouwing kunnen blijven, ben ik in Noordoost-Groningen verzeild. We zijn met zijn tweeën, Emil en ik. De televisie bij hem thuis is niet beschikbaar, maar we hebben een plan. We maken een rondrit door de streek en zoeken in de middag een televisie op om de laatste uren van Parijs-Roubaix te kijken. Maar waar kan dat? Na enig googelen vinden we een wielercafé, van wielervereniging Stormvogels in Veendam. Of all places. Dat wielercafé is kortgeleden geopend, zo lezen we. Daar zal het vast vochtig en warm zijn binnen, met een bruisende biertap en luid pratend maar onverstaanbaar lokaal wielervolk. Een mooi vooruitzicht.

We gaan op pad. Het regent, de wolken hangen laag en grijs over het lege land. We kronkelen door de streek. Langs Bedum, door Loppersum, Zeerijp en Leermens. Aardbevingsgebied. Je zou hier maar wonen, in deze uithoek. Zou het hier altijd regenen? Blubber op de wegen. Glibberen.

We naderen Delfzijl, het groen van het agrarische land gaat over in het grauw van het industriële landschap. Opslagbedrijven, overslagbedrijven, chemische industrie. Hier gebeurt wat, 24 uur per dag, zeven dagen per week, maar wat er gebeurt, geen idee. Hier te moeten werken, in deze natte, grijze treurigheid. Verstoken van elk stedelijk vertier. Het havengebied heeft het oude boerenland geannexeerd, veroverd zelfs. Oude dorpjes zijn verdwenen, alleen het kerkje van Heveskes staat er nog, als stille getuige van, tja, van wat eigenlijk? Alsof het vóór de industrialisatie zo’n vrolijke boel was daar. Een vergeten streek. Den Haag is ver.

Om half twee komen we aan in Termunterzijl, aan de boorden van de Eems. Emden, aan de overkant, is niet te zien. Verscholen in de natte grijze prut. Tijd voor een kibbeling met patat bij Vispaleis Westerhuis. Even ravitailleren.

Dan verder, door het natte grijsgroene landschap. We zetten de radio aan. Langs de Lijn. In Parijs-Roubaix is de situatie zoals verwacht. Een uit elkaar liggend veld. Overal groepjes en eenlingen. Blubber, drek, valpartijen, op de kasseien is het bar en boos. Roubaix is nog ver, er kan nog van alles gebeuren.

In Noordoost-Groningen gebeurt ondertussen niets. Helemaal niets. Het is er nat en stil.

In Veendam gaan we op zoek naar het Wielercafé van de Stormvogels. Dit blijkt na enig zoeken gevestigd te zijn in het hoofdgebouw van stadion de Langeleegte. Hier ben ik eerder geweest, lang geleden: SC Veendam – FC Vlaardingen, 1-1. Maar als we er arriveren zien we dat we voor niets zijn gekomen. Geen auto’s op de parkeerplaats, geen fietsen voor de deur. Niets. Niemand. Het stadion ligt er verlaten bij. Het wielercafé is gesloten.

Wat nu? We hebben zin in koers en bier.

Terug in de auto. Emil pakt zijn mobiele telefoon en tovert op de 5G Sporza tevoorschijn. Koers!

Gianni Moscon ligt voorop. Een paar minuten daarachter een groepje met Mathieu van der Poel. Wat gaan we nou beleven? Gaat een Italiaan Parijs-Roubaix winnen? Dat zou toch geweldig zijn, 22 jaar na Andrea Tafi. Ik word warm van binnen.

“Hup Moscon!”, tweet ik, maar dat wordt door mijn volgers maar matig gewaardeerd. Moscon is een eikel, zo is de teneur. Sterker nog, men hoopt dat hij onderuitgaat, of een lekke band krijgt, of allebei. Tja, denk ik, het mag dan een eikel zijn, die Moscon, maar hij ligt wel voorop in de meest barre en boze koers van het jaar. Dan ben je een grote, per definitie. En hij weet voorlopig van geen wijken. Én het is een Italiaan, en dan heb je bij mij natuurlijk een streepje voor, zeker in koersen als deze. Francesco Moser, Franco Ballerini: helden.

Afwisselend turen we op het kleine schermpje van de iPhone van Emil en kijken we om ons heen. Is er ergens een café met een televisie open? Het antwoord luidt ontkennend. Alles is dicht. In deze streek van ontberingen en hard werken – op de klei in wat ooit de graanschuur van Nederland was, in het veen in de turfontginningen, in de scheepvaart, de strokartonindustrie en de aardappelverwerking, in alles wat er nu niet meer is – is er geen enkel café geopend. In Veendam noch in Hoogezand of Sappemeer. Het regent en iedereen zit binnen. De straten zijn verlaten.

Dan gaat Moscon onderuit, en staat weer op. Heeft hij een lekke band, wisselt hij van fiets? Het is lastig te zien op het kleine schermpje. Hij rijdt verder maar de energie lijkt eruit. Hij wordt achterhaald en achtergelaten. Drie mannen op kop, de rest is verslagen. Ze zitten onder de drek.

We rijden naar huis. De televisie in de woonkamer is nog steeds niet beschikbaar. Gewapend met een snel gevulde bak paprikachips en een iPad gaan we vlug naar boven, naar de werkplek van Emil. Geen tijd om bier te pakken. Sporza! Koers! Vanwege de herrie beneden (gillende, feestende vrouwen) doe ik de deur dicht, waardoor het wifi-signaal het begeeft. “Hoedverdoemme!”, schreeuw ik op zijn Museeuws. Ik pak mijn telefoon, schuif de wifi uit en start de NOS livestream op de 5G. “Koers! Verdoemme!”

Na de lange grijsbruine leegte van het Noord-Franse platteland volgt de apotheose op de wielerbaan. Op ons minuscule beeldschermpje.

In de straten van Roubaix had ik het al gezien: Mathieu van der Poel zit zo dood als een pier op zijn fiets en Sonny Colbrelli oogt nog relatief krachtig. En hoe komt hij aan dat relatief schone brilletje? Want alles en iedereen zit onder de drek. Als dat geen voorteken is? Grote vraag: wat kan dark horse Florian Vermeersch nog? Maar hij is pas 22 en daarom zet ik mijn geld op Colbrelli. Parijs-Roubaix wordt immers door taaie dertigers gewonnen. En het liefst door een Italiaan, vind ik, dus die voorkeur vertroebelt mijn voorspelling wellicht een beetje.

Als Colbrelli inderdaad als eerste de finish is gepasseerd, na een amechtige eindsprint, knijpt hij na de bocht in de remmen, stapt af en tilt zijn fiets juichend omhoog. Dan stort hij neer op het gras en schreeuwt het uit. Is het juichen? Is het huilen? Hij kronkelt schreeuwend, grommend, juichend en huilend op het gras in een mengeling van euforie, vermoeidheid en pijn.

Het is een aangrijpende ontlading en ook ik voel tranen opkomen. Eindelijk wint een Italiaan weer eens Parijs-Roubaix. En niet de minste aflevering.

Wat een middag. Wat een ontberingen. Dit wordt nooit meer overtroffen.

We zetten de iPhone uit en gaan beneden eens kijken of er nog een koud biertje is. Daar zijn we wel aan toe.

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)