Lees deel 1 van De Lus
Lees deel 2 van De Lus

De LusEen man die vlakbij me stond had een paar in elkaar gevouwen papiertjes met namenlijsten erin. Het programmaboekje.
Wie is nummer 78? vroeg ik.
Zonder op de lijst te kijken zei hij: Neumans, uit Groningen.
Neumans, heet hij dus.
Ik vroeg de man hoe veel rondjes het nog was, want mijn biertje was op en ik had vreselijke dorst, zelfs in de schaduw van die boom.
Ze rijden nog een klein halfuur en dan nog twee rondjes voor de eersten, zei de man.
Bedankt.
Ik ging terug bij mijn maten staan en soms keek ik naar de straat. Er stonden nu veel mensen te kijken. Ik herkende de terreinknecht van het voetballen, en mijn oom was er, en de overburen. Iedereen was er.
Toen kwamen de laatste rondes. De spreekstalmeester praatte aan een stuk door. Hij wachtte tot de kopgroep voorbij was en de grote groep zich opmaakte voor de sprint. Hij kon niet goed zien wie de sprint voor de vijfde plek won, maar ging meteen over tot de actuele situatie vooraan, zoals hij dat noemde. Hij gaf ons de rugnummers. 78 voerde het groepje aan, kreeg hij door uit de volgwagen. Toen kwam er even muziek, en toen begon hij weer te praten, heel luid, en hij zei: Daar hebben we een valpartij, een valpartij. We weten niet wie er ligt, maar er is een valpartij.
Een jongen in een groen shirt kwam alleen aan bij de finish. Hij keek nog wel achterom, maar de andere renners waren niet te zien. Hij stak zijn handen in de lucht. Na hem volgden twee renners die voor de andere ereplaatsen streden, de rode werd tweede en een jongen in het wit, ook met een witte broek, werd derde.
Nummer 78 kwam niet binnen.
Een paar jongens van ons zeiden dat ze de huldiging wilden zien, dat ze wilden zien hoe Inge dat aan zou pakken, en ze keken naar mij. Ze lachten. Ze liepen naar het dranghek en van daar in de richting van de aanhanger met het grijze zeil aan de achterkant. Ik volgde. Inge stond naast de tafel van de jury. Ze had de jurk aan en het kroontje op haar hoofd. Ook had ze lippenstift op. Er werd muziek gedraaid en ze bewoog heel langzaam op de muziek. Godsamme, zei Arie en hij drukte zijn vuist tegen mijn kin.
De winnaars werden naar het podium geroepen. De namen werden genoemd en waar ze vandaan kwamen. Inge stond daar te wachten met een bos bloemen in haar handen voor de nummer drie, en ze gaf hem de bloemen en drie kussen. Daarna de nummer twee en toen de winnaar het schavot opstapte, met zijn gebruinde benen, zijn donkere haren en zijn glimmende groene shirt, zag ik Inge voor hem staan, en hij bukte zich en zij gaf hem een hand en legde een hand op zijn schouder, en toen draaide ik me om en liep ik naar huis.
De muziek begon weer, tetterde in mijn oren. De zon had mijn hoofd verhit en het bier had geprobeerd mijn lijf te koelen en mijn gedachten te verdrijven, maar dat was niet gelukt. Ik zweette.
Toen ik via de achterdeur de keuken binnen kwam hoorde ik mijn moeder praten, in de kamer. De renner die Neumans heette zat op de bank. Zijn wielrenbroek was gescheurd op zijn heup, hij had een flinke wond op zijn elleboog en een nog grotere wond op zijn knie.
Moet het gehecht worden? vroeg hij.
Mijn moeder draaide een flesje jodium open. Ik denk het niet, zei ze, maar er zit misschien vuiligheid in, of grind.
Ze depte de wond op zijn knie. Toen pas zag hij me in de kamer staan, hij knikte naar me.
Je lag voorop, zei ik.
Ja, zei hij. Ik remde te laat.
Ik keek naar zijn benen. Niet zo zeer naar de wond, gewoon naar zijn benen die pezig waren en sterk, en het was alsof ik naar mijn eigen benen keek.
Hij zei: Drie bochten voor het einde, en boem.
Bij mij in de bocht, zei mijn moeder, precies bij mij in de bocht.
Ze legde een gaasje op de tafel, een gaasje met rode vlekken erop, en toen pakte ze een pincet en boog ze zich voorover, draaide de knie naar het licht en viste een grindkorreltje uit de wond.
Later kreeg hij een rolverband om zijn knie en een gaasje met tape om zijn elleboog. Hij stond op, zijn lichaam stram als een ouwe kerel.
Mijn moeder haalde zijn kleren van boven en beneden in de kamer kleedde hij zich om. Douchen zou hij thuis wel doen, zei hij. Met zijn witte rug en witte billen stond hij in de kamer. Mijn moeder hielp hem met zijn broek.
Hij bedankte ons en toen ging hij naar de gang waar zijn racefiets stond.
Ik kom er wel uit, zei hij.
We hoorden de deur in het slot vallen.
Na het eten belde Inge. Ze wist niet waar ik gezeten had en de anderen vroegen of ik nog naar de drive-in show kwam. Ik zei dat ik er zo aan kwam, maar ging niet. Ik dacht aan de bocht bij de kerk, een paar rondes voor het einde, en ik dacht aan zijn knie.

– EINDE –

Jan van Mersbergen
Laatste berichten van Jan van Mersbergen (alles zien)