Een wegrestaurant ter hoogte van het Brabantse Oosterhout.
Pleisterplaats voor de reizende, etende en handelende mens.
Het decor van een wielergesprek.
Tegenover mij zit Kees Hopmans uit Hoogerheide, een ex-renner die ik eigenlijk niet echt ken.
Hoe langer ons gesprek echter duurt, des te meer ik mij daarvoor schaam.
Goed, Kees Hopmans was geen Erik Breukink, Michael Boogerd of Adrie van der Poel. Geen topper die het volk tijdens grote koersen aan de buis gekluisterd hield.
Geen man in de spotlights.
Maar Kees Hopmans was wel: een echte prof. Een broodfietser met een groot hart voor zijn sport.
En daarmee is Kees vooral een exponent van dat deel van de koers dat maar zelden in de boekjes staat beschreven. De koers in de, met alle respect, kelder van de wielersport.
Daar waar gekoerst wordt voor een boterham, een broek en een trui.
Een bron van verhalen met een randje.
Bij de start van Kees’ loopbaan gloorde er goud aan de horizon. Niemand minder dan Hennie Kuiper pikte hem op bij de amateurs van Sauna Diana en nam hem mee naar team Stuttgart, de voorloper van Team Telekom.
Na twee jaar echter was er geen plaats meer voor hem bij de sterrenformatie in opbouw.
Het profavontuur leek voorbij.
En toen kwam Elro Snacks voorbij. De ploeg van ploegleider Jos Elen, snackkoning uit Dongen. De man die zich erin gespecialiseerd had renners met een krasje op te pikken. Jongens die dolgraag wilden koersen, die hun bestaan tussen de wielen niet op wensten te geven, maar geen broodheer hadden om hun droom te faciliteren.
Natuurlijk twijfelde Kees. Maar wat was het alternatief?
Met een privé-sponsor, een constructiebedrijf uit Hoogerheide, besloot Kees Hopmans er nog eenmaal vol voor te gaan.
‘Wil je met heel je hart renner zijn?’ vroeg Gerrie Knetemann met wie hij veel trainde in die periode.
Zonder enige twijfel.
‘Dan moet je echt gaan koersen voor je brood.’
Vanaf dat moment begreep Kees hoe het werkte bij de profs.
‘Veel tweede plaatsen dat eerste jaar bij Elro Snacks.’
Een korte grinnik.
Een paar jaar later stopte Elro Snacks als wielerploeg. Voor Kees Hopmans was het echter niet voorbij. Sterker, de beste jaren in zijn carrière volgden nog.
In dienst van het Vlaamse Landbouwkrediet groeide hij uit tot een meer dan degelijke broodrenner.
En zo vertelt Kees over zijn loopbaan en hang ik aan zijn lippen. Ondertussen drinken we een pint en snijdt Kees het onderwerp trainingen aan.
Het moment waarop ik heb gewacht. Het moment om Kees te laten weten dat ik er ook aan heb geproefd. Dat ik weet hoe het voelt om achterstevoren op een fiets te zitten.
Dat ik een coureur ben.
Met nauwelijks ingehouden trots vertel ik hem dat ik kort daarvoor 180 kilometer heb getraind tegen een gemiddelde van 30 km per uur.
Een kwartier later voel ik mij meer pannenkoek dan ik mij ooit heb gevoeld.
Het ging over trainen met Adrie van der Poel en andere renners uit het West-Brabantse land. Over 240 kilometer tegen een gemiddelde van 35 per uur. Over een dag lang fietsen zonder eten om de motor schoon te rijden. Over steendood thuiskomen en de volgende dag de stenen uit de straat raggen.
En over Jan Raas die riep dat hij, 35 aan het uur, Godverdomme! niet met een stel wielertoeristen wenste te gaan trainen.
Met andere woorden: ik kende mijn plek meer dan ooit tevoren.
Ondanks alles, ondanks de grote stapel wielerboeken die ik had verslonden, moest ik bekennen dat ik eigenlijk maar vrij weinig wist van de koers. Althans: niets van de echte koers. Het spel om de knikkers. Het peloton als een voortrazend handelshuis.
Ofwel: de rauwe werkelijkheid van een profbestaan in de marge.
Meer lezen over dat profbestaan in de marge? Lees dan Soigneur 14 met nog veel meer mooie wielerverhalen!
- Een spannend avontuur op de flanken van de Keutenberg - 13/04/2023
- De Zonnestraal: Jean-Pierre Monseré en de herinnering - 15/03/2023
- Koers of voetbal? - 23/06/2021
Geef een reactie