Zou ooit een ploegmaat van Gert Steegmans, een op handen gedragen topsprinter die geacht wordt vanuit het zog van de grote vriendelijke reus uit Limburg naar de meet te snellen en op het einde de armen in de lucht te gooien, gevreesd hebben om helemaal niet meer bij diens achterwiel vandaan te komen?
Ik heb Gert Steegmans wel eens gebruikt in lessen filosofie die ik gaf aan eerstejaarsstudenten aan de universiteit. De context weet ik niet meer precies maar dat hoeft ook niet zo bij lessen filosofie. Ik vertrok bij de bevreemdende vaststelling dat het mijn gouwgenoot Steegmans blijkbaar niet lukte om in de laatste honderdvijftig meter naar de eindstreep dezelfde snelheid te ontwikkelen als in de voorlaatste honderdvijftig meter. Er moet, dat kan moeilijk anders, enige teleurstelling hebben doorgewerkt in mijn stem.
Gert Steegmans is tegen elke wet van de sportwetenschap in nooit een veelwinnaar geworden. Tenzij u uiteraard de psychologie tot de wetenschappen wil rekenen, dan ligt de verklaring voor de hand. Steggels had ‘het’ niet, de bijtreflex die winnaars er toe brengt tegenstanders desnoods de kop af te fietsen om een halve fietslengte te winnen. Steegmans, een mens van het type dat met minimale inspanning voor een ent uit Lord of the Rings kan doorgaan, zou zich door een twijg als Chris Froome nog uit een wiel laten wringen. Zo kom je vanzelf bij de psychologie uit.
Wat Gert Steegmans wel deed, was ploegmaats laten winnen. Als Steggels vrije baan kreeg om de sprint aan te trekken, hing het peloton met haken en ogen aan elkaar. In zijn wiel hing een topsprinter, met angst in het hart, wachtend op het moment om het zog van zijn piloot te moeten verlaten. Achter de rug van Steegmans was de wereld veilig en vertrouwd. Het enige wat je moest zien te doen, was volgen tot grote Gert je de vrije natuur in stuurde, recht het Tourpodium op.
Net daarom was het zo’n prachtige dag, de tweede Touretappe van 2007. In Gent werd de rode loper uitgerold voor Tom Boonen, de Vlaamse volksheld. In het wiel van Gert Steegmans spande de Bom van Balen zich op, bereidde zijn kattensprong voor met gekromde rug, neus richting voorwiel. Hij katapulteerde zich naar de meet. Gent werd gek, ploegleider Patrick Lefevere haalde het mobieltje reeds boven om de zege van zijn poulain financieel te verzilveren.
En toen gebeurde dat waarvoor menig topsprinter ooit angst moet hebben gevoeld, gezeten in het wiel van Gert Steegmans. Als de sprintersloods zo oerend hard naar de meet knalt, hoe moet ik dan ooit nog bij zijn achterwiel vandaan komen? Op 9 juli 2007 had Gert Steegmans kunnen doorsprinten tot Brussel of desnoods via Diepenbeek tot op de Champs-Elysées. Niemand zou voorbij zijn achterwiel gekomen zijn.
Overwinningen van de grote veelwinnaars worden in de Vlaamse media zo vaak herhaald dat ze een slechte sitcom worden. Dat trieste lot zal Gert Steegmans gelukkig bespaard blijven. Van Steggels onthoudt de wielerliefhebber, liever nog dan zijn machtsontplooiing op de Champs-Elysées, de laatste twee keer honderdvijftig meter naar de meet in Gent. Honderdvijftig meter om te tonen wat een beest van een ploegmaat hij is, honderdvijftig meter om te tonen wat een dijk van een sprinter.
So long, Steggels, de rit is gereden. We zien je over honderdvijftig meter aan de meet.
- De grootste niet-winnaar uit het peloton - 13/09/2016
- Duizenden kilometers op kop - 29/06/2016
- Een biljartvlakke rit - 28/06/2016
Geef een reactie