We moesten op de foto. Opa en oma in het midden en de kinderen en kleinkinderen er omheen. Ik stond naast mijn vader en 03-0520vlakbij opa en oma. Het was een bijzondere dag; opa en oma waren 40 jaar geleden, op 9 juli 1943, met elkaar getrouwd en gaven een feest. Opa was er zelfs voor onder de douche geweest en had zijn dunne grijsgele haren keurig achterover gekamd. Hij rook een beetje zurig; net als het washandje dat op een vaste plek bij het lavet hing en waarmee hij elke dag zijn gezicht waste. Oma rook naar het spul dat ze elke avond in haar lange haren smeerde. Een keer had ik het gezien toen ik tijdens een logeerpartij niet slapen kon en naar beneden was geslopen. Oma droeg alleen een vleeskleurige onderjurk en borstelde haar haren. De geur van het middageten hing nog zwaar in de keuken en in de avondschemer leek alles zwart-wit. Voor haar op tafel stond het glas dat normaal altijd bij de gootsteen in de keuken stond. Ze had haar gebit erin gestopt. Het klonk als net ingeschonken priklimonade. Ik had me nooit gerealiseerd dat ze lange haren had, normaal droeg ze een knot, en was geschrokken van haar bijna naakte verschijning. Met haar tandeloze mond had ze gevraagd wat er aan de hand was. Ontdaan was ik weer in bed gekropen.

We moesten wat dichter bij mekaar gaan staan, zei Jo van tante Alida aan wie mijn oma de foto’s voor het feest had toevertrouwd. Hij had er speciaal een nieuw toestel voor gekocht. “Ken je niet uitzoomen, Jo?” riep ome Wim. “Uitwatte? Nee hoor, ze passen er net op!” Ome Wim was een grappenmaker. Even daarvoor had hij nog gevraagd of ik aan zijn vinger wilde trekken en had hij een grote scheet gelaten. Uit de keuken, waar de vette soep op het vuur pruttelde en hard gewerkt werd aan het versnijden van eieren, augurk en boterhamworst voor de huzarensalade, klonk het opgewonden geluid van een koers die in de beslissende fase was beland.  “Hup Bertje, hup Hennie rij ze op een hoop! Nu doorgaan, kop over kop!” riep ome Kees. Ome Kees was met tante Nel, de zus van oma getrouwd en samen met zijn zoon Gertie stond hij luid roepend in het keukentje. “Ze zijn los Gertie! Dit geven ze nooit meer uit handen! Ik zei het toch jongen; Bordeaux, de Nederlandse stad! Wat een klasbakken! Kom op rijen!” Hij klapte er hard bij in zijn handen. Oma keek verstoord in de richting van de keuken.

“Jullie staan erop” meldde Jo. “Mooi, dan kunnen we nu aan tafel” zei oma en ze gebaarde naar de keuken dat het zover was. Moeizaam stond ze op en waggelde naar de lange, keurig gedekte tafel. Sinds oma’s versleten heupen vervangen waren door een paar kunstexemplaren liep ze als een eend. Ze zuchtte er diep bij. Het was nog maar 5 uur in de middag maar voor oma en opa was het de hoogste tijd om aan tafel te gaan. Dat waren ze nou eenmaal zo gewend. “Als om half 6 je huis afbrandt, heb je in ieder geval gegeten” zei oma altijd. Maar er was nog iets. Dominee Gruyt, met wie opa een innige geloofsrelatie had opgebouwd, at ook mee. Hij zou de maaltijd beginnen met een dankgebed. Veel tijd had hij echter niet; vanavond moest hij zijn preek voor morgen nog voorbereiden. Gruyt was ongehuwd en woonde samen met zijn moeder en zuster in de statige pastorie achter de kerk. Een keer was ik er geweest, samen met opa; we gingen er een net geslachte kip brengen. Ik was zwaar onder de indruk van de zware meubelen en de twee vrouwen die met grote knotten en sobere kleding door het huis heen troonden. Ik was blij toen we weer buiten waren, terug in de gewone wereld. Overigens had oma ook op de burgemeester gerekend, maar zijn secretaresse had te kennen gegeven dat hij vanwege de bezuinigingen alleen nog maar gouden bruidsparen bezocht. “Eerst maar eens zien of dat ons gegeven is”, had oma zeer ontstemd geantwoord.

Al snel zat iedereen aan tafel en reed Ada van Dijk, de beheerster van het Hei- en Boeicopse dorpshuis Internos, met een wagentje langs de tafels. Er stonden flesjes bier, frisdrank en shandy op. De opener bungelende aan een touwtje aan het handvat. Ik vroeg aan mijn moeder of ik, net als Sander, de oudste kleinzoon, een flesje shandy mocht. “Dat dacht ik niet!” zei mijn moeder “daar gaan we niet aan beginnen”. De geluiden uit de keuken werden ondertussen steeds heftiger. “Komaan Bert, ga door!” Direct gevolgd door een bijna zangerig geroepen: “Hennie, Hennie, Hennie”. Ik was razend benieuwd naar die Bertje en Hennie en wilde dolgraag naar de televisie toe. Er moest daar iets fantastisch gebeuren. Ik voelde echter aan alles dat dit niet het juiste moment was om te vragen of ik ook mocht gaan kijken. Mijn moeder werd door oma naar de keuken gestuurd om de twee te gaan halen; de dominee stond immers al klaar voor het langverwachte gebed. “Of we 20 minuten kunnen wachten” meldde mijn moeder aan oma toen ze met een rood aangelopen hoofd terug uit de keuken kwam. Ik keek naar de mannen bij de tv, Kees met zijn hangsnor, blouse halfopen en een pak shag in zijn borstzak en zoon Gertie met een matje in zijn nek en een ringetje in zijn oor. Ik voelde me ongemakkelijk netjes met mijn ruitjesbroek en leren stropdas. Net als eerder die dag toen ik door een jongen uit de straat voor refo was uitgemaakt en hij dreigde mijn ruitjesbroek in te gooien. “Komt niets van in” zei oma. “Die tv gaat uit!” “Echt niet! Twintig minuten, jullie wachten maar effe”, klonk het uit de keuken.

Bert OosterboschAls ik me helemaal uitrekte, kon ik net een glimp van de televisie zien. Vaag zag ik twee renners die achter elkaar door het Franse land heen fietsten. Waren dat Bertje en Hennie? Het was net of ze door een landschap van huzarensalade reden. Een parcours van vette mayonaise, augurken, blaadjes sla, uitgelekte erwten en opgerolde plakje boterhamworst. Ik vroeg mijn vader wie Bertje en Hennie waren. Hij vertelde dat het Bert Oosterbosch en Hennie Kuiper waren en dat ze heel hard konden fietsen. Ondertussen keek hij reikhalzend over me heen richting de keuken. Nu begon ook tante Nel zich met de zaak te bemoeien. “Laat ze toch Cor, zit toch niet zo te drammen. Thuis kijken ze ook altijd. Tien minuutjes, dan kunnen we beginnen. Laten we eerst wat drinken”. Mijn oma was onvermurwbaar; er moest gebeden worden en wel onmiddellijk. Nel begon zich te irriteren en zei dat oma zich aanstelde. De sfeer werd grimmiger. Oma had het niet op Kees, dat wist iedereen. Ze had nooit begrepen dat haar zus met die vent getrouwd was. “Het is een rooie” zei ze altijd. “En hij zit alleen maar in de kroeg. Ik heb hem al jaren niet meer in de kerk gezien. En waarom ga jij eigenlijk maar een keer per zondag, Nel? Je kunt je afvragen of dat voor de eeuwigheid voldoende is” Ik wist niet wat ze bedoelde met een rooie, maar het klonk niet best. ”Bevoorrading!” riep Kees richting Ada en hij maakte er een gebaar bij alsof hij uit een flesje dronk. Ada liep snel naar de keuken en gaf de mannen een nieuw flesje bier. Ik kon nog net zien dat Kees met een vinger in de fles plopte en toen een grote slok nam. Daarna draaide hij een vers shagje.

Mijn vader werd door oma op zijn verantwoordelijkheden gewezen. Hij was tenslotte de hoofdmeester van de christelijke lagere school te Lienden en zijn overwicht zou de mannen op andere gedachten moeten brengen. Hij had er duidelijk geen trek in en er ontstond een korte woordenwisseling tussen mijn vader en moeder. Even later verdween hij mokkend in het keukentje. Het was nu muisstil aan tafel en de wielercommentator was bijna woordelijk te verstaan. Daaronder, alsof we niet mochten weten wat er besproken werd, klonken gedempte mannenstemmen. Het was bloedstollend spannend zei de commentaarstem. Hij sprak opgewonden van twee ploeggenoten die samen aan een sterk staaltje bezig waren en vertelde over de Raleighploeg die eindelijk begon te draaien. Ik hoorde flarden van zinnen voorbijkomen. Het ging over een koppeltijdrit, goede zaken doen voor het klassement, de verschroeiend hete zon en Bordeaux de Nederlandse stad. Als ik mijn adem inhield, kon ik het net volgen en alleen als het echt niet anders meer kon, pakte ik een hap verse lucht. Ik begreep weinig van wat hij zei, maar de heroïek die in de stem doorklonk was onweerstaanbaar. Er gebeurden grote dingen daar in de keuken en ik wilde er zo veel mogelijk van mee krijgen.  Mijn vader bleef lang weg en toen hij eindelijk terugkwam riep hij opgetogen dat de twee een ruime voorsprong hadden en nog maar 15 kilometer hoefden te fietsen. Een aantal omes aan tafel knikte goedkeurend.

Nu werd oma boos en gaf opa de opdracht naar de meterkast te lopen. “De stroom gaat eraf!” riep ze richting Kees en Gertie. “Doe niet zo belachelijk” riep Nel en ook oma’s andere zus, Sjouk, begon op haar in te praten. “Bemoei je er niet mee, Sjouk” snauwde oma. “Kijk liever eens naar je eigen problemen”. Daar had ze een punt. Sjouks kinderen waren evangelisch geworden en hadden de kerk in Hei-en Boeicop de rug toegekeerd. In oma’s ogen een doodzonde. Niets voor niets zei ze altijd dat het beter was niets te geloven dan verkeerd te geloven. Daarbij was een zoon ongehuwd en werd er in het dorp gefluisterd dat hij homo was. Het drukte zwaar op Sjouks leven en met een rood hoofd trok ze zich terug uit de discussie. Opa stond nu naast zijn stoel en keek hulpeloos het zaaltje rond. “Een minuut, Kees en dan gaat de stroom eraf!” riep oma.

Opeens keek iedereen geschrokken naar de keukendeur. Daar stond Kees met een grote schaal huzarensalade boven zijn hoofd. “Als de stroom eraf gaat, vliegt deze tegen de muur!” Hij vloekte er hartgrondig bij. Gruyt kromp ineen en moest zich beheersen geen kruis te slaan. Nel keek triomfantelijk naar haar zus en Jo van tante Alide maakte snel een foto. Oma keek hem vernietigend aan, maar leek verder onbewogen. Voor haar was dit een principekwestie geworden en als dat een schaal huzarensalade kostte, moest dat maar. Een groot offer, want oma was gek op huzarensalade. Kees liep kalm terug naar de keuken en hield ondertussen de schaal op scherp. Bertje en Hennie fietsen nu onder een blinkend zwerk van de huzarensaladeschaal. Het dreigde volledig uit de hand te lopen allemaal. De spanning was te snijden.

Maar toen kwam het moment van opa; voor het eerst in 40 jaar sprak hij mijn oma tegen. “Cor” zei hij; “Ik hou veel van je, maar nu heb je het mis. De tv blijft aan en als dat fietsen afgelopen is, gaan we eten. Laten we het gezellig houden”. In de keuken daalde de schaal en iedereen aan tafel haalde opgelucht adem.

Even later hoorden we aan tafel hoe de mannen juichten. Bertje had gewonnen, de 100e Nederlandse etappezege in de Tour was daarmee een feit, en Hennie kuiper deed goede zaken voor het algemeen klassement.

Echt gezellig werd het daarna niet meer in dorpshuis  Internos. Alleen opa had een opvallend goed humeur.

Joost-Jan Kool