Heel nuchter bekeken was het niet strikt noodzakelijk de kampioen op weg naar een witte partytent te ondersteunen, zoals de man met een hesje van de organisatie en de man met een te ruim colbert dat vlak na de finish van Dwars door Vlaanderen zo vol overgave deden.

Mathieu van der Poel kan heel goed zelfstandig fietsen. Dat had hij even daarvoor nog maar eens aangetoond met zijn meer dan overtuigende winst in de voorjaarsklassieker Dwars door Vlaanderen, zijn tweede koers ooit op WorldTour-niveau.

En volledig uitgeput leek hij mij ook al niet.

Maar goed, ik begreep de heren prima. Stiekem voelde ik zelfs een steek van jaloezie, omdat ik wenste dat het mijn hand was, daar midden op dat bezwete roodwitblauw, het dunne lycra dat bijna nietsverhullend het uit talent geboetseerde lijf bedekte.

De spieren nog warm, trillend van de zojuist geleverde krachtsexplosie, daaronder, zwaar kloppend, het hart, de ontbrandingsmotor, het zenuwcentrum van die ongelooflijke machinerie.

Ik keek naar de handen van de twee heren, de gretigheid, waarmee ze zich heel even laafden aan de onoverwinnelijkheid die hier thuis bijna uit de televisie droop. En ik voelde een vleselijk verlangen dat niets met seksuele lust van doen had, maar alles met de liefde. De liefde voor de koers, die soms, op een heel doordeweekse middag, door een fantastische kampioen zo heerlijk beantwoord wordt.

 

Foto: Twitteraccount Dwars door Vlaanderen

Joost-Jan Kool