Waarom niet zeventiende? Of achtendertigste? En als hij dan toch negentiende eindigt, waarom geen ballade die de onlosmakelijk hieraan verbonden heroïek bezingt? Zelden stelt een auteur zijn eigen titel in de eerste zinnen meteen in vraag, jaagt hij dan al lezers weg en stofzuigt alle spanning uit zijn betoog, iets waarmee hij normaliter uit beleefdheid anderhalve alinea wacht. Is het onkunde? Ongeduld? Een techniek om zijn kijk-mij-hier-eens-alle-conventies-durven-uitlachen-hoe-stoer in de verf te zetten? Die laatste optie mag onmiddellijk uitgesloten worden, de auteur in kwestie, ja lach niet, onthult de ontknoping reeds in de titel. Met andere woorden een prutser. Een dilettant. André Cardoso wordt negentiende. Bravo André, bravo!
Alleen lezers wars van alle achtergrondkennis noodzakelijk om normaal te functioneren in de volmaaktere versie van de hedendaagse samenleving moeten in spanning het einde afwachten van deze betrekkelijk lange zin die hier en daar gerekt wordt, volgens sommigen erg onnodig, volgens anderen essentieel om een humoristisch effect te creëren, om te vernemen dat André negentiende zal eindigen in de negenennegentigste editie van de Giro d’Italia. Een ronde die om evidente redenen in Nederland start.
De Giro onderscheidt zich stellig van de doorsnee zonnebloemenrondjes of kastelenroutes die het wieleruitzicht overwoekeren bij de gratie van gelegenheidswielerkenners die Tom Boonen naar een zevende Tourzege toeschreeuwen en incidentele wielerbijbels met een microfoon die hier handig op inspelen door lauwe praatjes te verkondigen alsof dit het waarachtige evangelie betreft. Wielrenners gevlucht uit de jaren negentig kunnen daar in de Giro vrank en vrij voor uitkomen. We zijn tenslotte 2016, niet waar? In het puriteinse Frankrijk ligt dat toch een stuk gevoeliger, je wilt het eigenlijk niet weten. Een bergetappe winnen in de Tour, je wenst het je grootste vijand niet toe. Je moet zomaar eens vergeetachtig zijn geweest (een ergerlijke kwaal die raadselachtig genoeg wel vaker gepaard gaat met het gebruik van epo en bloeddoping) en voor de zekerheid, het zou anders zonde zijn van al de moeite, jezelf een tweede (besmet door de heilige overtuiging: het is de eerste) injectie toedienen en een berg vermorzelen in een tijd die Marco Pantani bij leven en welzijn in verlegenheid had gebracht. De kindjes die vroeger altijd tweede waren met wiskunde zijn nu groot, hebben een gigantisch trauma ontwikkeld of voelen zich op zijn minst misprezen tot in het diepst van hun ziel en zijn niet meer in staat om naar koers te kijken zonder rekenmachine of wattagemeter. Zij zijn gemakkelijk te herkennen. Aan het eind van elke bergrit roepen ze dingen als: ‘Dit kan niet!’
De Giro is een samenraapsel van dingen die niet kunnen
In de Giro heb je van dit slag mensen geen last. De Giro is per definitie een samenraapsel van dingen die niet kunnen. Hun kreten verstillen door het plezier dat wielerliefhebbers en renners beleven aan dit sinistere spel waarin alle conventies die schijn en welvoeglijkheid beogen met de voeten worden getreden. Neem nu de Giro gereden vorig jaar. Getuigt het van collegialiteit om een grote ronde te annexeren als openclubkampioenschap? Mogelijk op het eerste gezicht niet, maar met de schimmigheid en de scabreuze absurditeiten hierbij vrijgekomen buigt men deemoedig het hoofd voor de laatste bezwaren. De plot van de Giro valt niet te schrijven.
Mocht een Nobelprijswinnaar voor de Literatuur er zich aan wagen, men zou denkelijk zijn moed prijzen. In het geval van een hobbyist die met een stokje in een inktvlek roert in de hoop er zich een zin uit voortplant is het een meelijwekkende hybris. Veeleer om niet tot die laatste categorie te horen dan zich bewust van de megalomanie van zijn zuchten zal u onze auteur in kwestie (ja, hij leeft nog voor de goede orde) daarom niet horen vertellen hoe Rein Taaramäe na een monstrueuze vlucht in de voorlaatste rit de roze trui van Nibali overneemt die zich per auto verslikte in de cilinders van brommer Landa en zich genoodzaakt voelde te parkeren. En gelukkig maar. U zou de schouders ongeïnteresseerd ophalen, verongelijkt zuchten bij dit veel te doordeweeks scenario en mits enige voorkennis murmelen dat de Giro zichzelf schrijft, de ronde zich qua spanning, opwinding en onbehaaglijk karakter altijd weet te overtreffen. Zelfs in jaar 1 na Astana.
Er zijn gegronde redenen om daarvan uit te gaan. Werp al eens om te beginnen een blik op de lijst der protagonisten. Mikel Landa! De versmelting van Miguel Indurain, Marco Pantani en Francesco Casagrande. Rijdt voor een obscuur Brits team dat zich ambigu opstelt als het over doping gaat, beter kan het niet treffen. Dacht u. Ilnur Zakarin! Hoekiger dan een rombische icosidodecaëder, rond zijn twintigste flink geanticipeerd: twee jaar geschorst voor een spetter anabole steroïden, nu één van de zes niet op Meldonium betrapte Russen, dan weet je waar en wanneer de zweep klapt. Rijdt voor moest u nog niet overtuigd zijn voor het laatste team van Eduard Vorganov, Luca Paolini, Giampaolo Caruso, Denis Menchov, Denis Galimzyanov, Antonio Colom en Christian Pfannberger. Alejandro Valverde! … Carlos Betancur! Om zijn vormcurve weer te geven moet je al het profiel van een dozijn koninginnenetappes in de Giro over elkaar plakken, overigens hondstrouw. Michele Scarponi! Rijdt voor Astana, weet welke boekjes Valverde in de wachtzaal bij de gynaecoloog leest, nu meesterknecht van een renner die in Trentino en Luik-Bastenaken-Luik voldoende uit vorm bleek om voor de tweede keer te Giro winnen en zat al op de middelbare school toen Rebellin prof werd. Om maar te zeggen.
Een beetje geboefte weet zich met de Giro wel raad. Maar hoe onderscheidt u dit gepokte en gemazelde geteisem van de schoorvoetende meelopers en de naïeve goedzakken? Geen mens dat eraan denkt om Rafal Majka een meeloper te noemen, laat staan een naïeve goedzak, wie Oleg Tinkov een wagenpark weet te ontfutselen, vindt in de Giro geliefkoosd terrein. Lastiger wordt het al wanneer de naam Primoz Roglic (de kopman van Steven Kruijswijk) valt. Het is geen Giovanni Visconti die drie maanden geschorst wordt voor banden met Michele Ferrari, meer bepaald in oktober, november en december. Ook geen Ryder Hesjedal die mocht hij een genocide hebben bekend nog een schouderklopje zou krijgen van de goegemeente met op kop zijn vorige ploegmanager Vaughters, zelfs geen Diego Ulissi die zijn cornflakes drenkt in de inhoud van zijn Ventolin-puffer. Of een Rigoberto Uran die zich als het moet in het Kazachs kan behelpen. Maar toch, zijn progressie mag er wezen voor iemand die van schansen sprong tot in zijn vroege twintigerjaren. Een schuchtere blik op de CQ-ranking leert dat hij 2013 als 1425ste afsloot, 2014 als 402de en 2015 als 93ste. Daarenboven won hij in 2015 obscure rondjes als die van Azerbeidzjan en Slovenië en is hij in hetzelfde jaar als Betancur, Landa en Zakarin geboren. Dan ben je gemaakt voor de Giro, geen twijfel mogelijk.
De Giro is daarnaast ook een feest voor renners van de tweede en derde garnituur die zich drie weken een onoverwinnelijke halfgod wanen, maar voor de rest net de steunwieltjes ontgroeid zijn. Het heeft ongetwijfeld zin en het is vermoedelijk nog hipper om Tutti pazzi per Pirazzi te roepen, maar de Italiaan zal niet verder komen dan een anonieme 27ste plaats. Zijn ploegmaat Giulio Ciccone wordt in illustere wielermiddens naar voren geschoven als revelatie van deze Giro, maar het is geen 2018 of 2019, ook voor Simone Petilli en Daniel Felipe Martinez kunt u in die jaren best eens terugkeren. Wie rijdt er nog mee? Alexandr Kolobnev, de bekendste Gazprom-Rus. Sergey Firsanov, de meest overschatte Gazprom-Rus. Alexander Foliforov, de ik-ga-iedereen-van-mijn-sokken-blazen Gazprom-Rus. Voorts Igor Anton, tuimelt in de eerste rit van het startpodium. Riccardo Zoidl, drieënveertigste. Nicolas Roche, Italië is Spanje niet. Jakub Mareczko, vanzelfsprekend. Stefan Küng, solo ritwinst. Pawel Poljanski, niet te prijzig. Rein Taaramäe, zelfs dromen blijken begrensd. Davide Formolo, laat de jongerentrui galant aan Merhawi Kudus. Maxime Monfort, dertiende na Alexandre Geniez en Tanel Kangert, drie plaatsen voor Hubert Dupont. ***********, mijn wielerpronogeluk. José Joaquin Rojas Gil, vierde, zevende, derde, zesde, zesde, vijfde, achtste, vierde en negende. Correctie: vierde, zevende, derde, zevende, zesde, vijfde, achtste, vierde en negende. Tom Dumoulin, talentje (u moet me nu maar even geloven).
Bijgevolg wordt André Cardoso negentiende. Gemakkelijk. De dilettant slaat weerom toe. Is dit het dan? Blijkt de essentie daadwerkelijk in de titel te staan. Kan hij niet beter? Of doet hij het ervoor? Dat moet haast wel, te krenterig voor de miniemste toespeling op het oeuvre van Francis De Greef in de Giro. Let op, het kon nog schabouwelijker. De nuance dat Cardoso uit het land komt van de Ronde van Eportugal, maar rijdt voor Cannondale, een team dat vooral uitblinkt in suf de meute volgen, blijft de lezer bespaard. Hoe zijn negentiende plaats tot stand komt, God mag het weten. Maar zo heeft u op de valreep een reden om drie weken nagelbijtend de Giro te volgen.
- Het nieuwe wielerjaar in 40 stellingen - 22/02/2022
- Wielrennen bestaat niet - 13/05/2020
- Ooit was er wielrennen - 07/05/2020
Dampend van de Girokoorts sleepte de auteur van “De kroniek van een aangekondigde negentiende plaats van André Cardoso” zich rillend, overrompeld en verslagen terug naar zijn beduimelde AZERTY-toetsenbord. Letter voor letter, letterlijk en figuurlijk backspacend door tijd en ruimte, rouwend over de kroniek die hem zojuist en zo wreed ontnomen was.
Zowel Maxime Montfort als, veel begrijpelijker, André Cardoso hadden forfait gegeven voor de Giro. 13e en 19e was hen teveel geworden, omdat het tegelijkertijd te weinig was. De man die ook alle Nederlandse Girowinnaars onthouden had, maar ook in een ademteug kon noemen had hun van de Velo geschreven. Zo kort nadat hij Gilbert met een gerichte hoofdstoot een gebroken middelvinger had bezorgd.
Met een voorlopige 20ste plaats op 1 minuut van de immer ontzichtbare Montfort doet Cardoso het voortreffelijk.