Maandagavond. Johnny Hoogerland met grote ogen aan tafel bij Knevel & van den Brink. Of hij ook, net als medegast Job Cohen, de hele nacht naar de beelden uit Libië had gekeken. Het was de voorbode van een gek gesprek, even later, tussen Sjonnie en zijn tafelgenoten. Een gesprek tussen een wielrenner en vijf niet-wielerkenners. Dat is vragen om problemen.
Een kwartier lang zaten ze wat langs elkaar heen te praten, Sjonnie en de niet-wielerkenners. Job Cohen vroeg na het zien van de beelden van de val of Sjonnie zich vlak daarna niet had afgevraagd of hij zo wel door kon fietsen. Sjonnie antwoordde dat hij zo inderdaad niet door kon fietsen. Z’n broek was kapot. Maar gelukkig had er in de volgauto een nieuwe gelegen. Waarschijnlijk wist Sjonnie best wat Job Cohen bedoelde, maar de vraag blijft even stom in de ogen van een wielrenner.
Wielrenners staan altijd op. Wielerkenners weten dat, en kijken gek op wanneer een wielrenner met z’n armen in de sleutelbeenhouding niet nog even, tegen beter weten in en met een van pijn verwrongen gezicht, op z’n fiets stapt. Wielerkenners zien een zielig hoopje mens op het asfalt liggen, slaken voor de bühne een kreet van ontzetting, maar denken stiekem: waarom staat die klojo niet gewoon weer op? Zo doen wielrenners dat immers altijd.
Het zijn twee werelden, die van de wielrenners, met in hun kielzog de wielerkenners, en die van de niet-wielerkenners. De ene groep vervloekt Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot wanneer ze in een bergetappe opeens Mark Cavendish op kop zien rijden omdat ze geen rekening houden met een motor die achter het peloton rijdt, terwijl de andere groep het zo leuk vindt als het duo voor de zoveelste keer dat gekke woord grinta de ether in slingert.
Voor niet-wielerkenners zijn wielrenners gewoon dunne mannetjes op een fiets, voor de wielerkenners zijn wielrenners Wielrenners. Wielrenners, ieder met een eigen verhaal. Marzio Bruseghin en zijn ezels, waarvan de meest koppige is vernoemd naar Alessandro Petacchi. Oscar Freire die alleen al bij het zien van een verkeersdrempel een derde bal uit z’n lijf voelt groeien. Steven Cozza en z’n pornosnor. Allemaal petites histoires die de hoofdletter W meer dan rechtvaardigen. Wielrennen is veel meer dan mooie sport.
En toch willen de niet-wielerkenners maar niet binnentreden in het wieleruniversum. Wat hen betreft hadden Taylor Phinney, Peter Sagan en Wilco Kelderman net zo goed een office manager, een Oost-Europese vrouwensmokkelaar en een tandarts kunnen zijn. De kenners weten beter. Het zijn de kampioenen van de toekomst. Daar komen de niet-wielerkenners pas achter als ze een Touretappe winnen of tegen een paaltje met prikkeldraad aanrijden. Ondertussen babbelen ze bij Knevel & van den Brink lekker door over de schuldencrisis, terwijl de pornosnor van Steven Cozza ook elke avond drie kwartier lang in beeld kan zijn. Zonde.
- 22 Dingen die ik leerde van mijn deelname aan The Ride Dolomites - 27/09/2018
- Bakker Bauke - 12/07/2018
- 14 Dingen die ik leerde van mijn deelname aan de Maratona dles Dolomites 2018 - 08/07/2018
Tijs van den Brink voelde wel wat pijn na het lezen van dit stukje. Kijk maar: http://twitter.com/#!/TijsvandenBrink/statuses/106291356766453760 :)
Geef het toch op, het zal nooit wat worden tussen de wielrenners en kenners tegenover niet-wielrenners en niet-kenners. Voor niet-kenners is wielrennen a priori een gedrogeerde manier van sport beoefenen en volgens andere niet-kenners zijn veel kenners gezette mannetjes op leeftijd in te strakke pakken die de weg bevolken ipv het fietspad. Hetgeen wat beide kampen bindt is overigens slechts de afkeer van De Mart. Niet-kenners snappen ook in het geheel niet waarom kenners afstemmen op Wuijts en De Cauwer en/of drie uur lang naar fietsende wielrenners op TV kunnen kijken. Kortom, loze discussie die maar best genegeerd kan worden.