Donderdag 11 juli 1991, 10.22u; Arras; nog 259 kilometer tot de aankomst in Le Havre.
Als een gewaarschuwd mens inderdaad voor twee telt, zoals het spreekwoord luidt, staan er bijna vierhonderd renners aan de start van de zesde Touretappe van 1991. Terwijl Pierre Paulhomme, de markante weerman van de regionale televisie, zich heeft geposteerd langs de weg waar weldra het peloton zal passeren, trekken de renners zich in gang. De meteoroloog staat bekend om zijn nauwkeurige voorspellingen en vertrouwt zijn kijkers toe dat renners, volgers en toeschouwers vandaag te maken zullen krijgen met veel zon en hoge temperaturen. Uitgerekend op deze snikhete dag heeft de Tourorganisatie een rit van liefst 259 kilometer uitgestippeld. Vanuit Arras zal het richting de kust gaan, om vervolgens bij Le Tréport Normandië binnen te fietsen en daarna, met uitzicht op Het Kanaal, koers te zetten naar aankomstplaats Le Havre. Niet dat de zeewind voor veel verkoeling zal zorgen. Door de brandende zon zal het voelen alsof een warme föhn urenlang probeert de renners van hun fietsen te blazen. Geen etappe dus waar veel renners vooraf naar hebben uitgekeken. Integendeel. De Tour van 1991 nadert pas het einde van haar eerste week en dat is voor het gros van het peloton niet bepaald het moment voor overbodige inspanningen. Wie vandaag te veel krachten verspilt, krijgt binnen enkele dagen ongetwijfeld de rekening op een presenteerblaadje aangereikt. Alle signalen voor een ellenlange wandeletappe springen dus direct bij de start in Arras op groen. Slechts één renner denkt daar anders over en hij heeft zijn plannen nota bene van te voren al uitgebreid aangekondigd in interviews: Thierry Marie.
Donderdag 11 juli 1991, 11.06u; Estrée-Wamin; nog 234 kilometer tot Le Havre.
‘Tu es fou!’, klinkt het uit een van de volgauto’s, die achter de zojuist ontsnapte Marie heeft plaatsgenomen. Enkele minuten eerder heeft de Fransman slim gebruik gemaakt van de consternatie in het peloton na de eerste tussensprint van de dag. Djamolidine Abdoujaparov had zijn honger naar punten voor de groene trui én bonificatieseconden in de strijd om het geel voor even gestild en Johan Museeuw en Olaf Ludwig geklopt. Terwijl de sprinters na het passeren van de witte lijn hun benen stil hadden gehouden en zich weer lieten inlopen door het peloton, had Marie de kortstondige chaos die de hergroepering als vanzelf met zich meebracht, aangegrepen om weg te rijden. Hij had er niets eens voor hoeven demarreren. Een kortstondige tempoversnelling was voldoende geweest om een gat te slaan met zijn collega’s. Natuurlijk had Marie de hoop dat een mannetje of drie, vier, vijf misschien, bij hem zou aansluiten, maar helaas. Op ruim 230 kilometer van Le Havre heeft niemand de ambitie in een ontsnapping mee te gaan. ‘Gekkenwerk!’, gonst het door het peloton. Achter het stuur van een van de gastenauto’s denkt Bernard Hinault er precies hetzelfde over. Impulsief trapt de vijfvoudig Tourwinnaar het gaspedaal iets dieper in en stuurt zijn auto naast de fiets van Thierry Marie. ‘Tu es fou!’, schalt het over de weg, die de gemeentes Estrée-Wamin en Rebreuviette met elkaar verbindt. Terwijl Hinault het gas weer loslaat en de volgwagen achter de koploper manoeuvreert, diept hij breed grijnzend een anekdote op om de gasten bij hem in de auto te vermaken en meteen een fraai stukje Tourgeschiedenis mee te geven.
De eerste naoorlogse Tour was het, begint Hinault zijn verhaal. In 1947. Nagenoeg direct na het vertrek van de veertiende etappe tussen Carcassonne en Luchon was Albert Bourlon gedemarreerd. Ook die had, net als Marie vierenveertig jaar later, geen gezelschap gekregen, maar eveneens dapper besloten om zijn vluchtpoging door te zetten. Bourlon had wel wat met ontsnappen, dikt Hinault de anekdote aan. Als overtuigd communist werd de renner, die in 1938 al eens aan de Tour had deelgenomen, aan het begin van de Tweede Wereldoorlog al snel gevangen genomen door de Duitsers en naar een krijgsgevangenenkamp gebracht. Daar had hij meerdere ontsnappingspogingen ondernomen en was er uiteindelijk in geslaagd om te vluchten. Bourlon zou de rest van de oorlog in Roemenië doorbrengen, waar hij het wielrennen weer oppakte en ook aan hardloopwedstrijden deelnam. Na de oorlog was hij teruggekeerd naar Frankrijk en in 1947 een van de honderd renners geweest aan het vertrek van de eerste Tour de France na de bevrijding. Daags voor zijn kunststukje had Bourlon zijn ploeggenoten, onder wie Raphaël Géminiani, al aangekondigd een etappe te willen winnen. Op 11 juli – inderdaad, precies dezelfde datum als nu in 1991 – voegde hij de daad bij het woord in een heuvelachtige rit van 253 kilometer tussen Carcassonne en Luchon, met de Portet d’Aspet als voornaamste scherprechter. Nagenoeg de gehele dag kachelde Albert Bourlon in z’n uppie voor het peloton uit. Daar vond iedereen het allemaal wel best wat de Fransman van plan was. Hij mocht een voorsprong opbouwen van maar liefst driekwartier, onderweg zo’n 100.000 francs aan premies verzamelen en hield aan het einde van de rit ruim een derde van zijn maximale voorsprong over. Met zijn solo zette Bourlon een record in de boeken. Geen enkele andere Tourrenner reed 253 eenzame kilometers voor het peloton uit.
Ook Thierry Marie zal dat niet gaan doen, rondt Hinault zijn verhaal af met enig cynisme in zijn stem. Om het record van Albert Bourlon te breken heeft Marie simpelweg negentien kilometer te lang gewacht met zijn demarrage. Als de Normandiër er al in slaagt zijn ontsnapping tot aan de finish in Le Havre vol te houden, zal hij tot een solo van 234 kilometer komen. Hinault begint te lachen en zijn gasten volgen zijn voorbeeld. Dat gaat die gekke Thierry Marie natuurlijk nooit lukken op de lange rechte kustwegen naar Le Havre, is hun verwachting. Zeker niet onder een brandende zon, die het asfalt op sommige plaatsen doet veranderen in een stinkende, stroperige brij en die de lichaamstemperatuur van een ieder die zich bovengemiddeld inspant laat oplopen in het tempo van een snelkookpan.
Donderdag 11 juli 1991, 11.43u; Hiermont; nog 204 kilometer tot Le Havre.
Een motard van de Tourorganisatie snelt Marie voorbij, zodat zijn passagier het bord met de opgebouwde voorsprong kan tonen aan de eenzame vluchter. De grens van tien minuten is zojuist geslecht. In de achterhoede maakt het peloton nog altijd geen aanstalten ook maar iets te doen aan het tijdverschil. Een gele truidrager is er niet en de renners die op basis van het klassement het meeste aanspraak maken het leiderstricot aan te mogen trekken aan het einde van de etappe, zitten daar geen van allen op te wachten in dit stadium van de Tour. Geen gele truidrager? Inderdaad, de zesde Tourrit van 1991 behoort tot het kleine rijtje van etappes zonder een renner in het geel. Een dag eerder heeft klassementsleider Rolf Sørensen aan het slot van de door Jelle Nijdam gewonnen rit naar Valenciennes hardhandig en te intiem kennis gemaakt met het wegdek. Onmiddellijk had de onfortuinlijke Deen naar zijn linkerschouder gegrepen. Elke wielervolger weet bij het zien van de beelden genoeg. Sleutelbeenbreuk. Exit Sørensen. Runner-up in het algemeen klassement Greg Lemond had volgens goed gebruik in het peloton vriendelijk bedankt voor het dragen van een leiderstrui die hem eigenlijk niet toekomt, waardoor er tussen Arras en Le Havre niemand in het geel in het peloton rijdt.
Er is Lemond veel aan gelegen om ook na deze etappe niet al het podium op te hoeven om een gele trui aan te trekken. Ruim twee weken voor Parijs vindt de Amerikaan het simpelweg te vroeg. Ook zijn, op papier, voornaamste opponent, Erik Breukink, denkt er zo over. Liever laten ze een uitgesproken niet-klimmer een voorsprong nemen en ‘le maillot jaune’ voor een paar dagen in bezit nemen. Thierry Marie mag van hen zijn goddelijke gang gaan. De enigen die verder interesse hebben in het geel zijn Djamolidine Abdoujaparov en Sean Kelly. Beiden zijn in de eerste etappe, net als Lemond, Breukink en zeven anderen, mee geslopen in een ontsnapping, die het verrassend genoeg tot de finishlijn had gehaald. Klassementsfavorieten als Bugno, Chiappucci, Induraín, Delgado, Fignon en Mottet zaten duidelijk te slapen en deden met name Lemond en Breukink, de nummers één en drie van de Tour een jaar eerder, zomaar een voorsprong van dik anderhalve minuut cadeau. Ook Sørensen maakte deel uit van die ontsnapping en mocht na een sterke ploegentijdrit van zijn Ariostea-ploeg die middag het geel aantrekken. Middels bonificatieseconden, die zowel tijdens tussensprints onderweg als aan de aankomstlijn op te rapen zijn, zou zowel Abdoujaparov als Kelly in theorie Lemond kunnen passeren in het klassement en zo de leiderstrui kunnen bemachtigen.
Dan zal wel eerst Thierry Marie moeten worden ingelopen. Diens voorsprong groeit op weg naar Le Havre echter nog steeds als kool. De renner van Castorama heeft het geel in deze Tour al een halve dag gedragen. Op de openingsdag had Marie, erkend proloogspecialist, voor de derde maal in zijn carrière toegeslagen en, net als in 1986 en 1990, het hors-d’oeuvre van de Tour op zijn naam gezet. Door het al genoemde cadeau van het peloton aan een elftal vluchters was hij het geel de volgende dag al voor de lunch weer kwijt, maar dankzij een goede ploegentijdrit diezelfde middag was hij op schootsafstand van de klassementsleiding blijven staan. En Marie had ambities. Aangespoord door zijn vrouw Isabelle had de Normandiër in menig interview kenbaar gemaakt ook wel eens op een andere manier te willen winnen dan met zijn specialiteit. Niet dat Marie nooit een Tourrit-in-lijn had gewonnen – in 1988 had hij met een ultieme uitval onder het rode vod van de laatste kilometer Jean-Paul van Poppel beroofd van nog maar eens een ritzege – maar nu had hij een heel ander huzarenstukje in zijn hoofd. Toeslaan in zijn thuisstreek, Normandië. Dat was het volgende doel van Thierry Marie, alvorens de rest van zijn Tour, zoals altijd, in het teken zou komen te staan van knechten voor kopman Fignon. Marie wond er geen doekjes om. Het gewaarschuwde peloton sloeg de aankondiging echter achteloos in de wind. Dezelfde wind die op de vlakke wegen richting de kust precies in Marie’s al enigszins vermoeid uitziende gezicht blaast. Een lichte verkoeling biedt het. Tegelijk is de wind een extra tegenstander tijdens het verder uitbreiden van de voorsprong op het nog immer voortkabbelende peloton.
Donderdag 11 juli 1991, 12.27u; Cambron; nog 180 kilometer tot Le Havre.
Opnieuw komt een auto naast Thierry Marie rijden. Ditmaal niet bestuurd door Hinault, maar door een andere Bernard. Het is de assistent-ploegleider van Castorama, Bernard Quilfen, die zijn pupil een drinkbus aanreikt, moed inpraat en advies geeft. ‘Iets vertragen’, luidt de voornaamste aanwijzing van de rechterhand van hoofdploegleider Cyrille Guimard. ‘Spaar je krachten voor de tweede helft van de etappe en laat het peloton maar denken dat je moe bent. Dan zullen ze nóg minder moeite doen om de achtervolging in te zetten’. Marie slurpt de informatie op met dezelfde gretigheid als waarmee hij de inhoud van de zojuist aangereikte bidon zijn slokdarm in laat glijden. Quilfen weet precies waar hij het over heeft. De assistent van Guimard is ervaringsdeskundige als het gaat om een monstervlucht in de Tour. Veertien jaar eerder rondde hij er zelf een succesvol af in de Franse ronde. In de veertiende etappe tussen Besançon en Thonon-les-Bains had Quilfen al na acht kilometer het hazenpad gekozen en de resterende afstand tot aan de finish, een slordige 222 kilometer, solo afgelegd. Zijn maximale voorsprong bedroeg destijds nooit meer dan dertien minuten, waarvan hij er uiteindelijk een kleine vier overhield op het sprintende peloton onder aanvoering van Jacques Eclassan en Dietrich Thurau. Het huzarenstukje plaatste Quilfen lange tijd in de top 3 van langste solo-ontsnappingen in de Tour. Na de al genoemde Albert Bourlon in 1947 was het achttien jaar later de Spanjaard José Péréz Francés die een solo van 223 kilometer succesvol afrondde en zo de elfde Touretappe van 1965 op zijn palmares bijschreef.
Als Thierry Marie standhoudt en Le Havre weet te bereiken, zal hij zijn ploegleider dus uit de top drie van langste solo-ontsnappingen fietsen. Die heeft daar geen enkel bezwaar tegen en praat zijn renner nog maar eens extra moed in. Niet alleen Parijs is nog ver, Le Havre ook. Terwijl de brandende Franse zon haar hoogste punt aan de hemel nadert, is ook de voorsprong van Thierry Marie tot een climax gekomen. Op iets meer dan 170 kilometer voor de aankomst en terwijl de Côte de Miannay een klimmetje van vierde categorie, in de verte opdoemt, rijdt de Fransman meer dan eenentwintig minuten voor het peloton uit.
Donderdag 11 juli 1991, 14.29u; Quiberville-sur-Mer; nog 101 kilometer tot Le Havre.
Met een tevreden blik in zijn ogen zit Bernard Quilfen achter het stuur van de Castorama-ploegleidersauto. Uit de krakende luidsprekers klonk zojuist een nieuwe melding van de koersradio. Er is nog honderd kilometer te rijden en de voorsprong van Thierry Marie is weliswaar bijna zes minuten geslonken ten opzichte van het maximum, maar de eenzame solist ligt nog altijd een kwartier voor. Quilfen begint steeds meer te geloven in de kansen van zijn renner. Zojuist heeft hij nog maar eens bidon water afgeleverd en meteen even geïnformeerd naar Marie’s fysieke en mentale toestand. Die was nog altijd piekfijn in orde. Marie had het advies van zijn ploegleider om iets te temporiseren ter harte genomen en een deel van zijn krachten gespaard voor de laatste honderd kilometer. In het peloton hadden de knechten van Djamolidine Abdoujaparov voorzichtig aanstalten gemaakt de achtervolging op Marie in te zetten, maar al snel was duidelijk geworden dat Abdou’s Carrera-ploeg niet tot het uiterste wilde gaan om de voorsprong te doen slinken. Onder aanvoering van kopman Laurent Fignon hadden enkele knechten van Castorama post gevat op de voorste gelederen van het peloton, om zo de jacht op hun ploeggenoot zo veel mogelijk te frustreren. Bij gebrek aan steun van andere ploegen en bij het zien van de Franse brigade van ploegleider Guimard lieten de renners van Carrera zich al snel weer terugzakken, als waren ze een stel muizen die zich bij het zien van de eerste de beste buurtkat onmiddellijk in hun holletjes verscholen.
‘Le maillot jaune!’, helpt Bernard Quilfen Marie nog maar eens herinneren. Als de renner aan de finish meer dan een minuut van zijn voorsprong over heeft, zal hij het geel voor de tweede maal mogen aantrekken in de Tour van 1991. Dan is de missie, die Marie daags na zijn proloogwinst al aankondigde, pas echt geslaagd en rekent hij bovendien af met een vijf jaar oud trauma. Ook in 1986 won Thierry Marie, als gezegd, de proloog. Een overwinning die hem destijds op een flinke dosis kritiek kwam te staan, doordat de Fransman als enige een opvallende noviteit gebruikte. Marie reed de 4,6 kilometer rond Boulogne-Billancourt in 1986 niet met een gewoon zadel onder z’n kont, maar had een kuipstoeltje op het frame van zijn fiets gemonteerd. Daaraan bevestigd zat iets dat nog het meeste leek op een haaienvin, die voor aerodynamisch voordeel zou moeten zorgen. Juryleden hadden geen idee wat ze met het technische hoogstandje aan moesten en na ampel beraad besloten ze het oogluikend toe te staan. Dat ploegleider Cyrille Guimard en kopman Laurent Fignon voorafgaand aan die proloog zelf ook hun twijfels hadden of de jury niet zou ingrijpen op het startpodium, of Marie achteraf alsnog zou declasseren, blijkt uit het feit dat Fignon na enig twijfelen toch maar niet op een soortgelijke fiets als zijn ploeggenoot besloot te rijden. Hij durfde het risico niet te nemen. Kort na de proloog van 1986 besloot de internationale wielerbond het kuipstoeltje en de haaienvin inderdaad te verbieden, maar de proloogzege van Marie bleef onaangetast. Dankzij een voorsprong van niet meer dan enkele tienden van een seconde op Eric Vanderaerden en twee luttele tellen op Bernard Hinault greep Marie het eerste geel van dat jaar. Of hij de proloog anders niet had gewonnen zal niemand ooit weten. Bovendien had de Fransman nog een voordeeltje. De voor hem gestarte Gerrie Knetemann trapte direct bij de start zijn achterwiel scheef, werd daardoor spontaan kansloos voor een topklassering en besloot de resterende paar kilometers op zijn gemak te rijden. Tot ‘De Kneet’ in de gaten kreeg dat Thierry Marie en zijn haaienvin met rasse schreden naderden. Alsof de twee een wielerversie van de film Jaws naspeelden, besloot Knetemann toch weer aan te zetten ten einde uit de greep van zijn achtervolger te blijven. Het plotseling opborrelende eergevoel van de Nederlander maakte dat Marie in de laatste kilometer een ideaal richtpunt in zijn schoot geworpen kreeg, dat hem mogelijk wat tijdwinst kon hebben opgeleverd. Genoeg voer voor discussie op die eerste Tourdag van 1986, maar feit was dat het eerste geel naar Marie ging, die er veel aan gelegen was om in de leiderstrui zijn thuisregio Normandië te bereiken.
Een dag na zijn proloogzege had Marie de gele trui kortstondig afgestaan aan de Canadees Alex Stieda, maar diezelfde middag had Système U toegeslagen in de ploegentijdrit en was het geel terug om de schouders van de Normandier. Twee dagen voor het binnenrijden van de Franse provincie die haar naam ontleend aan de Vikingen was de voorsprong van Marie op mogelijke kapers op de kust groot genoeg. Afgezien van een paar van zijn eigen ploeggenoten dan. Maar die zouden hem toch niet het genoegen ontnemen om in het geel familie en vrienden in Normandië te kunnen begroeten? Wederom geldt het gezegde ‘een gewaarschuwd mens telt voor twee’, maar ook twee Thierry Marie’s zouden niet zijn opgewassen tegen Dominique Gaigne. Nota bene zijn kamergenoot in die Tour steekt Marie een mes in de rug. Later zal duidelijk worden dat Gaigne zijn plannen een dag voordien doodleuk had aangekondigd. Of Marie toen dacht dat zijn kamergenoot een grap maakte, of dat Gaigne hem met zijn aankondiging een dusdanig beroerde nacht had bezorgd dat Marie nog niet helemaal wakker was bij de eerste tussensprint, is ongewis, maar feit is dat Thierry Marie niet bepaald bij de pinken was toen de eerste bonificatieseconden van de dag verdeeld werden. Gaigne was heel bijdehand na Jos Lammertink als tweede over de streep gegleden en had zo zes tellen ‘boni’ opgestreken, het dubbele van zijn achterstand op het geel van Marie.
Het leidde tot het merkwaardige voorval dat de twee ploeggenoten bij een volgende tussensprint met elkaar in de slag moesten. Terwijl vluchter Régis Simon de maximale twaalf seconden al had weggekaapt, spurtten Gaigne en Marie om de respectievelijk zes en drie overgebleven tellen. Quitte of dubbel. Als Marie zijn ploeggenoot zou verslaan, stonden ze in tijd weer gelijk, maar als Gaigne de snelste zou zijn, liep hij nog eens drie extra seconden uit. Dat laatste was het geval. Niet Thierry Marie, maar Dominique Gaigne reed de volgende dag in het geel Normandië binnen. Tot grote woede en teleurstelling van Marie. Hoe de interne verhoudingen binnen de ploeg van Cyrille Guimard lagen, werd aan het einde van het seizoen duidelijk. Marie zou er nog jaren rijden, Gaigne kreeg geen nieuw contract en verkaste begin 1987 naar Toshiba. Het is echter niet het soort wraak dat bij Thierry Marie past. Sportieve revanche, daar is hij naar op zoek en die lijkt hij vijf jaar later eindelijk te zullen vinden.
Donderdag 11 juli 1991, 14.41u; Sotteville-sur-Mer; nog 93 kilometer tot Le Havre.
Hoe zeg je ‘chasse patate’ in het Twents? Rob Harmeling weet het sinds 11 juli 1991. Terwijl de voorsprong van Thierry Marie nog altijd ruim dertien minuten bedraagt, besluit de Tukker in zijn eentje de achtervolging in te zetten. ’s Avonds zal Harmeling in het dagelijkse Tourjournaal van de NOS tegen Mart Smeets zeggen dat hij deze dag al langer in gedachten had voor een ontsnappingspoging, maar dat Marie hem simpelweg voor was geweest. Het scenario voor Harmelings merkwaardige actie had zomaar geschreven kunnen zijn door John Lanting, de ‘Koning van de klucht’. Harmeling loopt weliswaar anderhalve minuut uit op het peloton, hij komt nooit binnen de tien minuten van Thierry Marie te rijden. Tot overmaat van ramp zet hij op de Côte de Cany, een klimmetje van vierde categorie, zo hard aan dat er drie spaken uit zijn wiel vliegen. Harmeling moet noodgedwongen van de fiets en ziet zijn zuur verdiende tijdwinst verdampen als een glas water in de bloedhete Franse zon. Na een solo van zestig kilometer wordt de moegestreden Nederlander, nog enigszins tegenstribbelend, weer ingelopen door het peloton. In het Tourjournaal van Mart Smeets zal Harmeling niet alleen zijn spaken de schuld geven van de mislukte achtervolging, ook de in zijn ogen chauvinistische Franse wedstrijdleiding moet het ontgelden. Die zou voortdurend verkeerde tijdverschillen hebben doorgegeven om Marie te bevoordelen. Tot overmaat van ramp is zijn vluchtpoging Harmeling ook nog op een forse uitbrander van TVM-ploegleider Cees Priem komen te staan. Die wil dat de Tukker zijn krachten gebruikt om de lange manen van kopman Gert-Jan Theunisse uit de wind te houden en niet inzet voor kansloze acties. Harmeling ‘s avonds gepikeerd tegen Smeets: ‘voor dat salaris mag Theunisse lekker op zichzelf letten!’
Donderdag 11 juli 1991, 16.22u; Epouville; nog 24 kilometer tot Le Havre.
Had Bernard Hinault niet gewoon gelijk toen hij ‘tu es fou!’ door het openstaande raam van zijn auto riep? Het is ruim vijf uur geleden dat Thierry Marie voor gek werd verklaard door de vijfvoudig Tourwinnaar. Hij rijdt nog altijd zes minuten voor het peloton uit. 24 kilometer is het tot de verlossende aankomstlijn in Le Havre. In de benen van de eenzame vluchter komt steeds meer melkzuur vrij en bij iedere pedaalomwenteling geven de spieren van de Fransman signalen naar zijn hersenpan om zo snel mogelijk een punt te zetten achter deze loodzware exercitie. Het brein van Thierry Marie ‘overrulet’ zijn lichaam telkens weer. Iets meer dan een half uur volhouden nog. Hopen dat het peloton niet te snel nadert. En dat de hongerklop nog even wegblijft. De Fransman voelt aan zijn lichaam dat hij meer had moeten eten. Als twee autoritaire directeuren hadden de factoren ‘inspanning’ en ‘warmte’ de eetlust van Thierry Marie de hele etappe lang behoorlijk onderdrukt en daar dreigt de eenzame solist nu, in het zicht van de haven, of beter: Le Havre, de prijs voor te betalen. Ook het vriendelijke verzoek van een cameraman van de Franse televisie, een aantal kilometers eerder, had niet bijgedragen aan het behoud van concentratie. Al was de kortstondige afleiding welkom geweest en precies dat was de reden dat Marie diens nogal vreemde verzoek had ingewilligd. Of de koploper geen liedje kon zingen tijdens zijn eenzame tocht?
Thierry Marie kon het verzoek wel enigszins begrijpen. Als muziekliefhebber en niet onverdienstelijk amateur-trompettist was hij immers degene die er op de laatste Tourdag een goede gewoonte van had gemaakt een trompet uit de ploegleidersauto van Cyrille Guimard tevoorschijn te toveren en al fietsend naar Parijs een moppie te toeteren, om zo het traditionele proostmoment van de winnaars van de diverse klassementen muzikaal op te luisteren. Zou Marie op de fiets niet een stukje ‘J’irai Revoir Ma Normandie’ willen zingen, had de cameraman gevraagd. Ach, waarom ook niet?! Niet veel later schalde de stem van de solist de huiskamers van miljoenen Tourkijkers in, toen Marie het anderhalve eeuw oude liedje uit volle borst inzette. Nu het peloton ineens met rasse schreden nadert en de Man met de Hamer een geschikte boom langs het parcours lijkt op te zoeken om weldra plotsklaps achter vandaan te komen, twijfelt Marie of hij zijn steeds spaarzamer wordende energie en zuurstof wel aan het muzikale intermezzo had moeten besteden. Gelukkig, daar is de met het blauwgeel van Castorama bestickerde ploegleidersauto van Bernard Quilfen weer voor nog maar eens een peptalk. De Franse bouwmarktketen is voor het tweede jaar op rij de hoofdsponsor van de ploeg rond kopman Laurent Fignon, als opvolger van Système U. Het verklaart waarom de renners rijden in een tenue dat nog het beste te vergelijken is met een knalblauwe tuinbroek. Marie had er de lol direct van ingezien. Tuinieren is naast muziek en fietsen zijn derde grote passie. Nog twintig kilometer en de Fransman kan zijn sponsor voor de derde maal, na de proloogzeges in 1990 en 1991, winst in een Touretappe bezorgen.
Donderdag 11 juli 1991, 17.01u; Le Havre; aankomst.
Zoals een biertje het lekkerste smaakt na een dag hard werken, zo voelt een overwinning het fijnst na een urenlange strijd. En die heeft Thierry Marie volop geleverd. Niet eens zozeer met het peloton, maar het meeste met zichzelf. 234 kilometer in de aanval. Een solo die ruim zes uur heeft geduurd. En die gelukkig niet door een als een kudde wilde buffels voortdenderend peloton wordt beëindigd, maar door een witte kalklijn op het asfalt. Moe, maar meer dan voldaan mag de eenzame vluchter in ‘zijn’ Normandië het zegegebaar maken.
Van zijn maximale voorsprong van dik eenentwintig minuten blijft nog geen tien procent over. Onder aanvoering van Gianni Bugno voert een aantal klassementsfavorieten het tempo in de achterhoede even fors op, waardoor de voorsprong van Marie sneller terugloopt dan hem lief is, maar het blijkt uiteindelijk meer dan voldoende om naast de dagzege ook het geel te grijpen. Al is Marie er bij het passeren van de finish nog niet bepaald gerust op. Tot letterlijk op de finishlijn trapt hij driftig door en durft pas na het overschrijden van de verlossende eindstreep zijn beide handen ten hemel te heffen en de zege te vieren. Eén minuut en 54 seconden later snoept Remig Stumpf ‘in extremis’ nog een paar extra onbenullige bonificatieseconden van Abdoujaparov af. De betreurde Duitse spurtbom (lees Frank Heinen als je wilt weten hoe het leven van Stumpf zou eindigen. Spoiler: het is bepaald geen vrolijk verhaal) is voor de tweede dag op rij ‘best of the rest’. Een etmaal eerder was hij achter ritwinnaar Jelle Nijdam ook al naar de vervelendste plek in een sportuitslag gespurt. Terwijl een handjevol statistici de ereplaats van Stumpf bijkrabbelt in een aantekeningenboekje, trekken de Tourmissen van hoofdsponsor Crédit Lyonnais Thierry Marie een verse gele trui over diens vermoeide, maar zichtbaar blije hoofd. Het is weliswaar vijf jaar later dan hij zelf voor ogen had, maar er is niemand die het de Normandier in zijn geboortestreek misgunt. Zelfs Dominique Gaigne niet.
Epiloog:
Na Thierry Marie zal geen enkele renner in z’n eentje meer dan 200 kilometer voor het peloton uit rijden in de Tour de France. Een enkeling waagt nog wel eens poging, maar de ontsnappingen die in de drie decennia nadien het verste zouden reiken – die van Bradley Wiggins (190 kilometer, in 2007) en Guillaume Van Keirsbulck (eveneens 190 kilometer, maar dan precies tien jaar later) – halen het niet tot aan de finish.
In 2021 is er slechts één enkele kans de prestatie van Thierry Marie te overtreffen. Aanstaande vrijdag, 2 juli, krijgt het peloton in de zevende etappe tussen Vierzon en Le Creusot 248 kilometer voor de kiezen. Een rit die op voorhand te kort is om Albert Bourlon uit de recordboeken te fietsen, maar het verbeteren van de prestatie van Marie drie decennia geleden is heel nipt haalbaar. Mits diegene die een solo wil wagen al voor kilometer veertien in zijn uppie uit het peloton is ontsnapt. Nou ja, uppie… Niet helemaal, want de renner die dat in zijn hoofd heeft, zal Bernard Hinault vast en zeker bij voorbaat alvast willen waarschuwen. ‘Tu es fou!’ Ofwel, vrij vertaald naar het Nederlands: ‘gekkenwerk!’ Helemaal alleen staat die renner er dus niet voor. Een gewaarschuwd mens telt immers voor twee…
Bekijk de samenvatting van de etappe op YouTube
- WK 1990: ‘Dhaentje’ de wereldkampioen - 27/09/2024
- Vuelta 1991: Melchor Mauri en de doorbraak van de ONCE-ploeg - 05/09/2024
- Tour 1985: Teuntje en Toontje gingen uit fietsen - 07/07/2024