Toen de vandaag (6 augustus) jarige Stuart O’Grady zijn eigen jongensdroom liet uitkomen
Hoofdschuddend zit Fabian Cancellara op zijn fiets. Nou wordt op de kasseien tussen Parijs en Roubaix doorgaans elke vezel in een rennerslijf, als ware die een ingrediënt voor een milkshake, stevig door elkaar geschud, maar de Zwitser rijdt op een vlak stuk weg tussen twee stroken in. Met zijn ‘nee’-gebaar wil hij zijn ploeggenoot kenbaar maken dat er op hem vandaag niet gerekend hoeft te worden. De 105de editie van de Hel van het Noorden, zoals Parijs-Roubaix ook wel genoemd wordt, zal niet voor hem zijn.
Cancellara voelt bij elke pedaalomwenteling dat er meer energie uit zijn lijf wegvloeit. Kracht om te volgen heeft hij nog net, maar het verschil maken is uitgesloten. Niet de concurrentie of tegenslag heeft hem er onder weten te krijgen, maar het weer. April mag dan precies op de helft zijn, in Noord-Frankrijk fêteren de weergoden het peloton op temperaturen die de 27 graden Celsius aantikken. De warmte, de droogte, het vele stof dat tussen de kasseien opstuift wanneer renners en volgwagens er overheen denderen; het maakt van Parijs-Roubaix een nog grotere uitputtingsslag dan gewoonlijk. Cancellara is een van de slachtoffers. Met nog een uur koers voor de wielen, de renners zijn de befaamde kasseienstrook van Mons-en-Pévèle net gepasseerd, komt de winnaar van een jaar eerder naast zijn voornaamste helper rijden. Die ziet aan het bezwete en met stof bedekte gelaat van zijn kopman direct wat er aan de hand is. En anders had het door het zilte zweet wit uitgeslagen Team CSC-shirt wel verraden dat het niet bepaald de dag van Cancellara is. ‘Voel jij je nog goed? Ga er dan voor!’, roept de Zwitser in met een accent doorspekt Engels tegen zijn ploeggenoot. Dat is niet tegen dovemans oren gezegd. Stuart O’Grady mompelt vluchtig een bedankje in de richting van Cancellara en begint onmiddellijk meer kracht op zijn pedalen uit te oefenen om zijn tempo te verhogen.
In tegenstelling tot zijn Zwitserse ploeggenoot kan O’Grady wel uitstekend tegen de uitzonderlijk warme weersomstandigheden in Parijs-Roubaix. Thuis in Australië is hij gewend aan temperaturen die wel verder kunnen oplopen. De vrijgeleide die hij van zijn kopman krijgt is een uitgelezen kans om een gooi te doen naar de winst in zijn favoriete eendagskoers.
Al sinds zijn profdebuut, halverwege de jaren ’90, is O’Grady bijna jaarlijks opgestapt in de wedstrijd, die hij als kleine jongen aan de andere kant van de wereld, op VHS-banden bekeek. Hij was direct gefascineerd geraakt door de monsterlijke ontberingen op zijn beeldscherm en spoelde de opnames die hij van familieleden kreeg, eindeloos terug. Toen al nam hij zich voor de koers ooit zelf eens te rijden.
Bij zijn debuut, in 1996, was O’Grady als 46ste gefinisht. In de volgende jaren zou hij vier keer top 20 rijden, maar ook enkele keren opgeven en zelfs het Vélodrome André Pétrieux eens bereiken na het verstrijken van de tijdslimiet. De focus van O’Grady ligt in die periode, in dienst van de Franse ploegen GAN, Crédit Agricole en Cofidis, echter vooral op massasprints. Het is Bjarne Riis die, begin 2006, de op dat moment regerend Olympisch kampioen koppelkoers op het spoor zet dat een jaar later leidt naar de overwinning in de zwaarste van de vijf monumentale klassiekers op de mondiale wielerkalender.
Niet dat O’Grady bij het Deense Team CSC onmiddellijk tot klassiekerkopman gebombardeerd wordt. Daar heeft Riis immers Cancellara al voor, maar de ploegleider adviseert zijn nieuwe aanwinst wel om het mee sprinten om ereplaatsen – O’Grady schiet al een decennium lang stelselmatig net te kort om in een massaspurt mee te strijden om de knikkers – te laten gaan en zijn focus te verleggen naar het eendagswerk.
Het levert de Australiër in het voorjaar van 2007 een fraaie reeks klasseringen op in onder meer de Omloop Het Volk, Milaan-Sanremo en de Ronde van Vlaanderen. Niet gek dus dat Cancellara het ploegbelang boven dat van zichzelf stelt, zodra hij in Parijs-Roubaix constateert niet opgewassen te zijn tegen de opmerkelijke hitte, die het peloton op 15 april 2007 in Noord-Frankrijk ten deel valt. O’Grady zal het door zijn kopman in hem gestelde vertrouwen niet schaden. Integendeel.
Ondanks dat de Australiër eerder die dag met zowel een valpartij als een lekke band te kampen had gekregen, was hij telkens relatief gemakkelijk teruggekeerd in de voorhoede. Het is een teken dat het geluk wel eens aan zijn kant zou kunnen staan. Vanuit de achterhoede gesteund door Team CSC-ploeggenoten Cancellara, Lars Michaelsen en Matti Breschel, besluit O’Grady op 23 kilometer van de befaamde wielerbaan in Roubaix zijn duivels te ontbinden, precies als twee vroege vluchters worden bijgehaald.
De toestemming die hij van zijn Zwitserse kopman heeft gekregen zorgt dat hij elke vorm van schroom of terughoudendheid af kan werpen. Verwoede achtervolgingspogingen van Tom Boonen en Juan Antonio Flecha hebben geen schijn van kans tegen de ontketende vluchter, die op Roubaix afstevent alsof hij het allerlaatste vliegtuig dat ooit naar Australië zal vertrekken nog moet zien te halen.
Als eerste uit het land ‘down under’ wint Stuart O’Grady de Hel van het Noorden. Zodra Cancellara, die zelf als negentiende finisht, het goede nieuws over zijn ploeggenoot verneemt, verandert het eerdere ‘nee’-schudden weldra in ‘ja’-knikken.