Chris van Abkoude had hem zomaar bedacht kunnen hebben. De jeugdige renner, nog maar eenentwintig lentes jong, die vol branie, bravoure en blakend van het zelfvertrouwen op zaterdag 3 juli 1993 in Le Puy du Fou aan de start van de Tour de France staat. Met zijn onbevangen en brutale voorkomen zou hij moeiteloos hebben gepast tussen Pietje Bell en Kruimeltje, de beroemdste karakters van de Rotterdamse schrijver, die een slordige zeven decennia voor de tachtigste Tour aan het brein van hun geestelijk vader waren ontsproten en vervolgens de naar hen vernoemde jeugdboeken hadden opgesierd met hun schelmenstreken. De 21-jarige Amerikaan, borst immer vooruit, schouders fier naar achteren, kan met een beetje fantasie voor een oudere Pietje Bell doorgaan. Of diens grote broer of neef. Hij is naar Frankrijk gekomen met twee doelen. Leren en winnen. En zeker niet om knechtenwerk te leveren, dat pepert hij de gretig op de jonge renner afgekomen journalisten in ieder interview in. Laat daar vooral geen misverstand over bestaan. Dat leren spreekt voor zich. Het winnen gaat om een ritzege. Parijs hoeft hij niet te halen. Beter van niet. De drieweekse expeditie door Frankrijk is op ieder menselijk lijf een aanslag en zeker op dat van een debutant van, op de dag van de Tourstart, precies 21 jaar en 288 dagen oud. Ergens halfweg de ronde, tussen de Alpen en de Pyreneeën, zal hij de Tour verlaten, heeft hij vooraf al met zijn entourage bekokstooft. Voor even heeft hij dan weer genoeg geleerd en, als het een beetje meezit, de wereld kennis laten maken met zijn kwaliteiten. Dan staat achter één van de, pak ‘m beet, elf of twaalf Touretappes waarin hij zal starten, zijn naam als ritwinnaar. Die van een net zo brutale als eigenwijze Texaan, barstensvol zelfvertrouwen. De naam Lance Armstrong.

De ambitieuze debutant heeft heimelijk snodere plannen aan de vooravond van de Tourstart in Le Puy du Fou. Armstrong beschikt immers over sterke tijdritcapaciteiten en als hij in de 6,8 kilometer lange ouverture in de Vendée niet te veel tijd verliest op favorieten als Miguel Induráin, Alex Zülle, Gianni Bugno, Tony Rominger en proloogspecialist Thierry Marie, zou hij de volgende dagen middels een succesvolle ontsnapping en de bijbehorende bonificatieseconden niet alleen voor ritwinst kunnen gaan, maar zelfs voor geel. In één klap zou niet alleen de wielerwereld, maar het gehele Amerikaanse volk de naam Lance Armstrong kennen. Na drievoudig Tourwinnaar Greg Lemond, die in 1993 aan het vertrek ontbreekt, zou hij de tweede drager van de ‘yellow jersey’ uit de Verenigde Staten kunnen worden.

Rookie

Een kleine drie jaar eerder had Europa voor het eerst kennis gemaakt met de Amerikaan. Op het wereldkampioenschap in het Japanse Utsunomiya steekt Armstrong meermaals zijn neus aan het venster. In de amateurkoers welteverstaan. Smijtend met zijn krachten en niet gehinderd door veel tactisch inzicht komt de ‘rookie’, zijn aanvalslust ten spijt, uiteindelijk als elfde over de finish, op gepaste afstand van de nieuwe amateurkampioen Mirko Gualdi. Daarna ziet Europa Armstrong eigenlijk pas weer terug op de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona. De Amerikaan rijdt in zijn amateurtijd zijn wedstrijden vooral in eigen land en komt maar zelden de oceaan over. Dat verandert als hij precies zes dagen na de Olympische titelstrijd zijn eerste profkoers rijdt. Niet zomaar een wedstrijd, maar de Clásica San Sebastián. Een debuut om meteen weer te vergeten. Armstrong eindigt als… allerlaatste!

Nagenoeg hetzelfde teleurgestelde gevoel als elf maanden eerder in San Sebastián maakt zich  na afloop van de 6,8 kilometer lange Tourproloog meester van Lance Armstrong. Als een kind dat zojuist zijn moeizaam verdiende zakgeld voor een ijsje in een trottoirkolk heeft zien verdwijnen, kachelt de Amerikaan een illusie armer naar de bus van zijn Motorola-ploeg. Een les rijker, dat wel. Armstrong was veel te snel uit de startblokken geknald. Daardoor moest hij op de Côte du Fossé, het klimmetje halverwege de proloog, zijn zelfoverschatting dubbel en dwars terugbetalen. Armstrong vindt zijn naam aan het einde van de middag terug op een 81ste plaats in de uitslag, op liefst 47 seconden van winnaar Induráin. Zijn kansen om in de eerste Tourweek op te stomen naar de top van het algemeen klassement en een gooi naar het geel te doen, zijn al na zeven schamele Tourkilometers gesmolten als sneeuw voor de zon.

De tegenvallende prestatie bezorgt de ambitieuze en bij vlagen als arrogant overkomende Armstrong, net als na zijn profdebuut in San Sebastián, opnieuw een bittere nasmaak. Er is echter één belangrijk verschil. In Le Puy du Fou geeft de teleurstelling de Amerikaan juist kracht om verderop in de Tour revanche te nemen, waar hij na zijn debuut in San Sebastian nog aan stoppen dacht. Een gedachte die hij ’s avonds op het vliegveld uitsprak tijdens een telefoontje met zijn trainer, Chris Carmichael. De ex-prof, die in dienst van 7 Eleven in 1986 zelf in de Tour was gestart maar Parijs niet haalde, is enkele jaren later coach van de Amerikaanse amateurs en ziet wel iets in de jonge renner. Die leert hij kennen via John Thomas Neal, een masseur die al met Armstrong werkt als die nog triatleet is. Neal is degene die de talentvolle duursporter ervan overtuigt het zwemmen en hardlopen te laten voor wat het is en zich puur op de fiets te concentreren. In tegenstelling tot de triatlon is wielrennen immers een Olympische sport, waarmee zodoende meer aanzien én geld te verdienen valt.

Switch

Armstrong ziet wel wat in een switch en nadat Neal hem bij Carmichael heeft geïntroduceerd kent de carrière van de jonge Texaan een vliegende start. Binnen de kortste keren draait Armstrong mee met de beste junior- en amateurrenners van zijn land en al snel lonkt een profcontract. Carmichael brengt Armstrong in 1991 in contact met Jim Ochowicz, de ploegleider van Motorola. In het internationale profpeloton is dat in zekere zin de opvolger van 7 Eleven als enige grote Amerikaanse ploeg. Dankzij de aanwezigheid van kopmannen als Andrew Hampsten, Phil Anderson en Steve Bauer rijdt Motorola alle grote koersen en in de vorm van Hennie Kuiper zit er iemand achter het stuur van de ploegleidersauto die zelf alles meegemaakt heeft in het profpeloton en die jarenlang op het hoogste niveau streed.

Ochowicz en Armstrong worden het eens over een contract en nog voordat het seizoen 1992 goed en wel begonnen is, sluiten de twee kort dat het jonge Amerikaanse talent op 8 augustus van dat jaar zijn profdebuut zal maken. De afspraak wordt direct groots wereldkundig gemaakt – zelfs de seizoengids van Wieler Revue meldt in maart 1992 al dat de Motorola-ploeg een klein half jaar later zal worden uitgebreid met aanstormend talent Armstrong. Die wil, net als veel andere amateurrenners, eerst nog de Olympische wegkoers in Barcelona rijden alvorens naar de profs over te stappen. Net als in veel andere sporten geldt dan ook in het wielrennen dat alleen amateurs naar de Spelen mogen. Vandaar dat latere toppers als Davide Rebellin, Erik Zabel, Erik Dekker en dus ook Lance Armstong wachten tot die wedstrijd op 2 augustus achter de rug is, om bijna daags nadien snel een stageplek of zelfs een heus contract bij een profploeg op te eisen. Achteraf zullen de Spelen van 1992 de laatste zijn waar profs niet mogen starten. Op de volgende editie, vier jaar later, zal Armstrong wederom aan de start van de Olympische wegkoers staan.

Kater

De 20-jarige Lance gooit in Barcelona meermaals de knuppel in het hoenderhok en stelt zich meermaals voor aan het televisiekijkend publiek. Dat ziet de Amerikaan na vier en een half uur koers desondanks tamelijk anoniem veertiende worden. Als een uitgedund peloton de sprint om de vierde plaats inzet, hebben Fabio Casartelli, Erik Dekker en Dainis Ozols de medailles al verdeeld. Niet in de ‘Stars and Stripes’ van de Amerikaanse nationale ploeg, maar in het blauwrood van Motorola staat Armstrong zes dagen later aan het vertrek van de Clásica San Sebastián voor zijn debuut in het profpeloton. Niet bepaald in topvorm. In gezelschap van de Noor Bjørn Stenersen, die eveneens direct na de Spelen in dienst treedt bij Motorola, is Armstrong na de wegkoers in het Olympisch dorp blijven hangen. Zes dagen moesten er immers overbrugd worden en dat hebben de twee feestvierend gedaan, onder het genot van de nodige drankjes. Het is er mede de oorzaak van dat de eerste profkoers van Lance Armstrong uitloopt op een sof. Had hij vooraf al een kater door zijn feestgedrag, op de tweede zaterdag van augustus 1992 krijgt hij er nog een, door zijn optreden in San Sebastián.

Als half koers de Spaanse weergoden besluiten het peloton te trakteren op een niet aflatende stroom hemelwater, stapt een groot deel van de doorgewinterde profs direct in de bezemwagen. Het liefste zou Armstrong hetzelfde doen, maar ploegleider Hennie Kuiper draagt de debutant doodleuk op de Clásica uit te rijden. Hardheid opdoen. Karakter kweken. Als een vader die zijn zoon wil harden voor het volwassen bestaan gebiedt Kuiper zijn doorweekte pupil net zo lang op de fiets te blijven zitten en door te trappen totdat de aankomstlijn in San Sebastián gepasseerd is. Tientallen eenzame en kletsnatte kilometers volgen na de preek van Kuiper, die het zich, met nog een handvol andere Motorola-renners in koers, niet kan veroorloven Armstrong te begeleiden op zijn lijdensweg en na een laatste vermaning direct het gaspedaal van zijn ploegleidersauto intrapt om binnen enkele seconden uit het zicht te verdwijnen. Volledig uitgeput en met de tranen in zijn ogen sukkelt Armstrong als 111e en allerlaatste over de finish. In de donkere straten van San Sebastián duiden alleen de twee koplampen van de begeleidende motoragenten erop dat er nog iemand in koers is. Bijna 27 minuten eerder dan de moegestreden Amerikaan is winnaar Raúl Alcalá gefinisht. De renner die pal voor de hekkensluiter in de uitslag staat, is zelfs ook al een dikke twaalf minuten voor de gedesillusioneerde Armstrong over de kletsnatte witte streep gereden.

Wijze les

De debutant wil het liefste zijn fiets direct aan de wilgen hangen. Het profbestaan is niets voor hem, concludeert een hevig teleurgestelde Armstrong diezelfde avond op het vliegveld als hij telefonisch zijn hart lucht bij Chris Carmichael. Het liefste zou hij het eerste, het beste vliegtuig terug naar Texas pakken en gewoon weer lekker triatlons gaan doen. Weg uit het harde wielerprofmilieu. Carmichael moet praten als Brugman en weet zijn protegé uiteindelijk te overtuigen niet op te geven en gewoon volgens plan naar Italië te reizen voor zijn tweede profkoers. Die verloopt al stukken beter en tot zijn eigen verbazing, en die van de hele wielerwereld, finisht Armstrong twee weken na de deceptie in Noord-Spanje in het Kampioenschap van Zürich als tweede. De Amerikaan leert er opnieuw een wijze les.

Twee meer ervaren coureurs nemen de onbezonnen nieuwkomer in Zwitserland genadeloos in de tang. In de slotfase maakt Armstrong met Viatcheslav Jekimov en Jan Nevens deel uit van een kopgroep van drie. De Rus en de Belg willen zich per se niet laten aftroeven door een jonge hond, die drie weken eerder nog niet eens prof was, en gooien het op een akkoordje. Als Armstrong demarreert knallen ze er samen volle bak achteraan. Gaat Jekimov of Nevens ervandoor, dan houdt de ander de benen stil en wordt Armstrong tot achtervolgen gedwongen. De sluwe combine tussen de al meer door de wol geverfde renners bezorgt Jekimov de winst in Zürich. Nevens krijgt een fraaie bonus van zijn eenmalige Russische bondgenoot op zijn rekening gestort en Armstrong rest niets anders dan een tweede plaats en het onzalige gevoel flink bedonderd te zijn. Saillant detail: de behoorlijk rancuneuze Armstrong – vooral in de tweede helft van zijn carrière gaat hij niet zachtzinnig om met renners die de, aan zichzelf toegeëigende, autoriteit van Armstrong ondermijnen – zal Nevens later nog eens wreken door een ontsnappingspoging van de Belg in een totaal onbeduidende koers hoogstpersoonlijk onschadelijk te maken. Jekimov daarentegen zal enkele jaren later, als Armstrong de Tour dicteert, een van zijn trouwe helpers worden en als wegkapitein een belangrijke rol spelen bij liefst vijf van de zeven ‘Tourzeges’ van de Amerikaan.

De 21-jarige Lance Armstrong blijkt een snelle leerling. In de tweede Touretappe van 1993 is juist hij degene die het koersverloop in haar beslissende plooi legt. In een chaotische en ongecontroleerde finale in de straten van Vannes gaat de Amerikaan er in de slotkilometers vandoor. Zodra een poging van Jesper Skibby om een massasprint te ontlopen door het peloton onschadelijk is gemaakt, ontbindt Armstrong aan de rechterkant van de weg zijn duivels. Eigenhandig doet hij de sprinttreintjes van Mario Cipollini, Olaf Ludwig, Djamolidine Abdoujaparov en Wilfried Nelissen volledig ontsporen. Ondanks dat Armstrong snel inziet dat hij niet in zijn eentje weg gaat komen en zijn benen stil houdt, heeft hij met enkele renners in zijn wiel een klein gat getrokken ten opzichte van de meute. Onmiddellijk neemt Gianni Bugno het commando van Armstrong over, in een poging tijd te winnen op zijn voornaamste concurrenten voor het algemeen klassement. In het kielzog van de Italiaan volgen de vier genoemde topspurters, die stuk voor stuk het gevaar van de uitlooppoging onderkennen. Verder kunnen alleen de attente Raúl Alcalá en Mario Kummer, een knecht van Ludwig, volgen. Ook Armstrong haakt aan, zodat in plaats van een compleet peloton slechts acht renners om de dagzege spurten. Dapper probeert Armstrong de sprintkanonnen nog even weerstand te bieden, maar al snel moet hij het hoofd buigen en genoegen nemen met de zevende plek in de daguitslag. Wilfried Nelissen mag in Vannes met de bloemen zwaaien, maar het torpederen van een volwaardige massasprint komt op het conto van Armstrong.

Man van één miljoen

Had de Amerikaan in aanloop naar zijn Tourdebuut al niet te klagen over media-aandacht, zijn attractieve rijden en beslissende aanval in de tweede etappe naar Vannes maakt de jongste renner in de ronde van 1993 nog gewilder bij het journaille. Bovendien staat Armstrong bekend als ‘de man van één miljoen’. Een maand eerder heeft hij in eigen land de zogeheten Thrift Drug Triple Crown Of Cycling gewonnen. Hoofdsponsor Thrift Drug, een farmacieketen uit Pittsburgh, had een premie van één miljoen dollar uitgeloofd voor de renner die erin zou slagen drie totaal verschillende koersen op zijn naam te schrijven. Allereerst de Thrift Drug Classic, een klimkoers in de stad van de hoofdsponsor. Vervolgens de etappekoers K-Mart West-Virginia Classic en als afsluiter het CoreStates USPro Championship in Philadelphia. Die laatste koers geldt, ondanks dat er ook niet-Amerikanen mogen starten, tevens als de nationale titelstrijd. Alle drie de wedstrijden winnen is bepaald geen sinecure, gezien de uiteenlopende karakters. De directeuren van Thrift Drug verwachten dan ook niet de premie daadwerkelijk te zullen moeten uitkeren. Hun belofte is vooral een aardige publiciteitsstunt, maar dan kennen ze duidelijk de door een dergelijke uitdaging nog sterker gemotiveerde en opportunistischere Lance Armstrong niet. Die moet en zal winnen.

Na op een betrekkelijk simpele manier de Thrift Drug Classic te hebben buit gemaakt, heeft Armstrong het in de zesdaagse West-Virginia Classic een stuk lastiger. Met name Mike Engleman van de bescheiden Amerikaanse Coors Light-ploeg wil niet van wijken weten en dus besluit Lance andere manieren te gebruiken om zijn doel te bereiken. Het zijn de eerste tekenen van een renner die later het complete Tourpeloton jarenlang naar zijn hand zal zetten. Gesteund door ervaren Motorola-ploeggenoten Sean Yates en Phil Anderson sluiten Armstrong en de zijnen een deal met de renners van Coors Light. Als zij hem ongehinderd de West-Virginia Classic laten winnen, kunnen ze 50-duizend dollar verdelen. Een win-win situatie, want Armstrong kan makkelijk vijf procent van zijn miljoen missen. Een week later trekt hij opnieuw de portemonnee tijdens het USPro Championship. In de finale komt Armstrong voorop te zitten met onder anderen Bobby Julich, de snelle Italiaan Roberto Gaggioli van Coors Light en enkele van diens landgenoten in dienst van Mercatone Uno. Zij zullen later allemaal claimen geld te hebben ontvangen om de aanstaande Amerikaanse kampioen geen strobreed in de weg te leggen op zijn route naar het miljonairschap. Armstrong slaagt in zijn opzet, al valt het geldbedrag dat ten langen laatste op zijn rekening valt vies tegen. Thrift Drug, geschrokken dat ze daadwerkelijk de beloofde premie zullen moeten uitkeren, stelt Armstrong voor een keuze. Ofwel 50-duizend dollar in twintig termijnen ontvangen of in één keer zes ton. De Amerikaan kiest voor het laatste. Tijd om lang te wachten is er niet, daarvoor is hij aan te veel renners geld schuldig. Bovendien is ook zijn eigen ploeggenoten een bedrag in het vooruitzicht gesteld – de Britse routinier Sean Yates werd door Motorola zelfs speciaal ingevlogen om Armstrong te helpen zijn drieluik te voltooien – en natuurlijk pikt de Amerikaanse fiscus een flinke graan mee. Armstong zal naar verluidt, ondanks het predicaat ‘man van één miljoen’, slechts 30-duizend dollar overhouden.

Winning mood

De journalisten in de Tour van 1993 hebben nog geen weet van dergelijke achtergronden, die pas jaren later wereldkundig zullen worden. Zij zijn vooral onder de indruk van Armstrongs aanvallende rijden, zijn voorkomen – door zijn nationale titel rijdt hij in de Amerikaanse ‘Stars and Stripes’, die hem een uitstraling geven als was hij Captain America uit de gelijknamige Marvel-strip – en de door hem zelf veelvuldig uitgesproken ambitie om behalve te leren ook te winnen. Daarbij benadrukt de Amerikaan telkens niet te hoeven knechten. Dat de Motorola-ploeg met Andrew Hampsten en de Colombiaan Alvaro Mejía twee klassementsrenners in de gelederen heeft – ze zullen uiteindelijk achtste en vierde worden – betekent niet dat Armstrong bidons hoeft te halen of de kopmannen op het vlakke uit de wind moet houden. ‘Dan houd ik er liever meteen mee op’, legt hij uit, als een journalist informeert waarom de debutant niet eerst een jaartje knechtenwerk doet, bij wijze van leerstage. Ook wegkapitein Phil Anderson hoeft niet op de steun van zijn jongste ploeggenoot te rekenen. Integendeel. Anderson heeft juist de opdracht Armstrong wegwijs te maken in Frankrijk. Het enige profijt dat de Motorola-kopmannen van hem hebben, is dat Armstrong in de 81 kilometer lange ploegentijdrit tussen Dinard en Avranches een van de motoren binnen het team is. Motorola wordt derde, op slechts een kleine halve minuut van de winnaars van GB-MG Maglificio. Belangrijker nog, de Amerikanen maken tijd goed op de meeste klassementsrenners. Langzamerhand komen de Motorola-renners steeds meer in een ‘winning mood’. Dat wordt nog eens onderstreept door de knappe vierde plek van Maximilian Sciandri in de vijfde etappe naar Évreux. Twee dagen later laten de renners van Hennie Kuiper een enorme kans op dagsucces echter pijnlijk door de vingers glippen. Liefst drie, in het blauwrode tenue van de Amerikaanse telecommunicatiegigant, zitten er mee in een kopgroep van zeven. Een uitgelezen kans de numerieke meerderheid om te zetten in klinkend resultaat, maar Anderson, Mejía en Sciandri weten voor open doel niet te scoren.

Onderweg had Kuiper de huid al min of meer verkocht, terwijl de beer nog niet geschoten was. ‘Dit kan niet misgaan’, had de Tukker van achter het stuur van zijn ploegleidersauto in de microfoon van een journalist geglunderd. Het plan leek ook zo simpel. Anderson zou als superknecht zichzelf opofferen. Mejía zou aanvallen counteren en vooral tijdwinst boeken voor het algemeen klassement en Sciandri was met zijn sterke eindschot de beoogde afmaker. In een kopgroep met Bruno Cenghialta, Bjarne Riis, Leonardo Sierra en Johan Museeuw heeft de Italiaanse Brit, of Britse Italiaan, onder normale omstandigheden alleen die laatste te vrezen. Museeuw is echter ook de hoogst geklasseerde in het algemeen klassement. ’s Ochtends voor vertrek vanuit Péronne stond hij tiende op een kleine anderhalve minuut van geletruidrager Mario Cipollini. Onderweg sluiten de Motorola-renners daarom een pact met de Belg. Hij het geel, zij de dagzege. Museeuw stemt in niet volle bak mee te sprinten om de ritwinst, in ruil voor het beulswerk van met name Anderson. Die slooft zich kilometers lang uit om de voorsprong van de kopgroep boven de negentig tellen te houden. Om de ‘powerplay’ van Motorola te vervolmaken was Armstrong, met een zestigtal kilometers voor de wielen, zelfs voor de zekerheid nog even mee geglipt met een tegenaanval van onder anderen Jelle Nijdam – je weet immers maar nooit wie het gat naar de kopgroep nog weten te overbruggen. De counter-attack was al snel een ‘chasse patate’ gebleken, tot opluchting van de voltallige Motorola-ploeg.

Zwaard van Damocles

In de laatste honderd meter naar de aankomstlijn in Châlons-sur-Marne loopt alles echter totaal anders dan verwacht. Als het sextet koplopers – de moegestreden Anderson heeft zijn medevluchters in de finale met kramp in zijn benen moeten laten gaan – hun eindsprint inzetten, wordt eerst Cenghialta van zijn fiets gekegeld door een cameramotor als was hij een pin op een bowlingbaan. Bij het ingaan van de slotkilometer had de Italiaan een demarrage geplaatst om een sprint te ontlopen, maar hij kon zijn inspanning maar kort volhouden. Mejía was bovendien, conform het Motorola-strijdplan, vrijwel direct op zijn wiel gedoken. Terwijl Cenghialta zijn nederlaag erkent en enkele meters achter zijn vijf voormalige metgezellen uitbolt, wordt hij door een onoplettende motard aangereden. Ondertussen zet Museeuw van kop af de eindsprint in, met Sciandri in zijn wiel. Die wordt perfect gegangmaakt door de aanstaande geletruidrager en hoeft hem alleen maar voorbij te snellen. Dat lukt, maar van achter de rug van Museeuw is Cenghialta’s Ariostea-ploeggenoot Riis opgedoken om een portie inktzwarte roet in het eten van de Motorola’s te mikken en de etappe te kapen.

In het hotel van de Amerikaanse ploeg hangt die avond een grafstemming van jewelste, al zou praktisch gezien de champagne best open kunnen. Onderweg had Mejía met het winnen van een premiesprint namelijk liefst 260 flessen van de Franse godendrank buit gemaakt. Hoe duur en exclusief de flessen ook zijn, op dat moment zouden ze stuk voor stuk naar azijn smaken.

Niet alleen is men bij Motorola ontgoocheld over het missen van de ritzege, het zwaard van Damocles dat de ploeg boven het hoofd hangt, komt langzaam maar zeker een stukje verder omlaag. De hoofdsponsor is best van zins het aflopende contract met drie jaar te verlengen, maar in ruil daarvoor willen de telefoonmagnaten prestaties zien. Overwinningen. In de Tour. Die dreiging maakt dat Lance Armstrong de volgende dag in startplaats Châlons-sur-Marne nog strijdlustiger aan de start staat dan in de voorgaande etappes. De rit naar Verdun, met onderweg een paar verraderlijke maar ook weer niet buitengewoon lastige klimmetjes, had hij vooraf al aangestreept. En er is die dag een extra stimulans aanwezig. Op de bijrijdersstoel naast Jim Ochowicz zit hooggeplaatst gezelschap. Niemand minder dan generaal Charles G. Boyd, de op één na hoogste commandant in het Amerikaanse leger, is een dagje VIP-gast.

Beslissende slag

Als een compact peloton bijna een etmaal na de pijnlijke nederlaag van Sciandri, Anderson en Mejía de Côte de Douaumont oprijdt, iets meer dan tien kilometer voor de finish, zit Lance Armstrong alert in de voorste gelederen. Alleen als de bergpunten worden verdeeld laat de Amerikaan zich iets naar achteren drukken, maar zodra de afdaling naar Verdun is ingezet meldt hij zich weer aan het front. In gezelschap van Ronan Pensec en Raúl Alcalá sluit hij aan bij drie koplopers. Giancarlo Perini, Stephen Roche en Dominique Arnould hebben zich even eerder afgescheiden. Pal voor het indrukwekkende Ossuarium van Douaumont, het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de Slag om Verdun tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Ondanks dat de voorsprong van de zes vluchters nooit boven de halve minuut uitgroeit, wordt al snel duidelijk dat zij gaan uitmaken wie er in Verdun met de bloemen mag zwaaien. Met name Roche doet lange kopbeurten en blijft ook bij het ingaan van de slotkilometer stoïcijns doortrekken. De Ier, zes jaar eerder winnaar van de Tour, lijkt meer geïnteresseerd in het boeken van tijdwinst dan in een ritzege. Armstrong is daarom vooral gefocust op de renner in het wiel van de stug voort malende Roche, de Fransman Pensec. Die staat nou niet te boek als erkend sprinter, maar is in de ogen van de Tourdebutant in dit elitegroepje – elk van Armstrongs vijf metgezellen heeft ofwel een etappezege of een top 10-eindklassering in de Franse ronde op zijn erelijst en sommigen zelfs beide – de meeste gevaarlijke klant.

Behoedzaam zet Armstrong de laatste zevenhonderd meter in. In vijfde positie heeft hij een uitstekend overzicht op de rest van de kopgroep. Alleen Perini rijdt achter hem, maar voor de Italiaan heeft hij geen vrees. De kalende senior beschikt over te weinig explosiviteit in zijn benen en mocht hij toch een ultieme poging wagen zijn metgezellen in de laatste hectometers naar de finish te verrassen, dan zal Armstrong dat één positie voor hem als eerste merken en direct kunnen counteren. Precies dat gebeurt luttele tellen later. Het wanhoopsoffensief van Perini blijkt inderdaad onvoldoende krachtig en biedt de Amerikaan een uitgelezen kans om, zonder veel kracht te verspillen, naar voren te glijden. Nu is Arnould de laatste man en die tuint in dezelfde, handig door Armstrong opgezette, val. Een laatste flauwe bocht naar links en dan komt weldra de finishlijn in zicht. Ondertussen dicteert Roche nog altijd het tempo.

Krachtsuitbarsting

Meteen bij het uitkomen van de curve zet Pensec aan. De Fransman, in dienst van de Novémail-ploeg van Peter Post, is in de laatste honderden meters perfect gepiloteerd door Roche, als ware de Ier zijn lead-out man. Pensec gaat echter te vroeg aan. Met nog bijna driehonderd meter voor de wielen komt hij al in gewonnen positie, terwijl zijn medevluchters hem op de hielen zitten en nog alle kans van de wereld hebben om hem te passeren. Ondertussen is Armstrong de strijkijzers Perini en Roche voorbij en probeert op het achterwiel van zijn Franse opponent te duiken. In eerste instantie lijkt er, door de flauwe linkerbocht, aan de rechterkant van de weg een zee van ruimte te zijn, maar de uitgekookte Pensec manoeuvreert zijn fiets behendig naar buiten. Niet alleen moet Armstrong meer meters maken om hem te passeren, doordat Pensec dusdanig ver uitwijkt is er nauwelijks marge over tussen renner en dranghek. Armstrong lijkt op een doodlopend spoor te zitten en moet zelfs een fractie van een seconde zijn benen stil houden. Even dreigt de Amerikaan volledig ingesloten te raken, maar dan dient zich een reddingsboei aan in de vorm van Dominique Arnould.

Armstrong was de regerend wereldkampioen veldrijden al bijna helemaal voorbij, maar de Fransman profiteert van het kortstondig temporiseren en als een volleerd filerijder ritst hij zijn fiets keurig tussen Pensec en Armstrong in. Die laatste heeft daardoor het geluk dat er geen open ruimte valt tussen zijn voorwiel en het achterwiel van Pensec. In de slipstream van Arnould maakt Armstrong onmiddellijk weer vaart en bewijst dat hij zich door niets en niemand laat intimideren. Sterker, de actie van Pensec maakt een extra adrenalinestoot los in het lijf van de Motorola-renner en die komt uitstekend van pas om tot een ultieme krachtsuitbarsting te komen. Op een kleiner verzet dan zijn medevluchters perst de debutant alles uit zijn gespierde lijf. In de tussentijd is Pensec een halve meter naar links uitgeweken, waardoor er nu weer een gat is ontstaan tussen de Fransman en de dranghekken.

Rechtdoor-naar-school-en-kantoor, zei Mart Smeets in menig televisiecommentaar en dat is precies hetgeen Armstrong nu rest. Zijn hoge beenritme brengt hem binnen de kortste keren voorbij Arnould en ook Pensec is nu niet meer dan een weerloos konijntje, dat het aflegt tegen een sterke en machtige roofvogel. Gevaar zit soms in een klein hoekje, of op een plek waar je niet kijkt, want terwijl de ogen van alle volgers op de – voor de kijker – linker weghelft zijn gericht, is rechts Raúl Alcalá komen opzetten. De Mexicaan bereikt zijn topsnelheid echter net te laat en komt een halve fietslengte tekort. De ‘man van één miljoen’ heeft zijn volgende buit binnen. Met beide armen hoog geheven, zijn lijf maximaal uitgestrekt zodat hij de ‘Stars and Stripes’ als Amerikaans kampioen zo goed mogelijk kan tonen, rijdt hij juichend over de streep. De jongste renner in de Tour van 1993 kan na het leren ook zijn tweede doelstelling afstrepen. Zijn ritwinst is een feit. In de ploegleidersauto wordt Jim Ochowicz uitbundig gefeliciteerd door Charles G. Boyd. Uitgerekend op de dag dat de hooggeplaatste Amerikaanse generaal in de Tour is, de dag van de passage van de oorlogsmonumenten ter nagedachtenis aan de Slag om Verdun, wint een landgenoot. Boyd kan zijn geluk niet op.

Missie

Vier dagen nog zal het Tourdebuut van Lance Armstrong vervolgens duren. Dat is inclusief de rustdag, die twee dagen na de indrukwekkende ritzege van de Amerikaan op het programma staat. Niet dat de kersverse etappewinnaar op dat moment nog in euforie verkeert. De ambitieuze renner is hevig teleurgesteld over zijn tegenvallende optreden in de 59 kilometer lange tijdrit rond het Lac de Madine, daags na zijn overwinning. Vooruit, Miguel Induráin had alles en iedereen klop gegeven, maar Armstrong had maar liefst een dikke zes minuten moeten prijsgeven en was slechts 27ste geworden. Nog een extra leermomentje om mee terug naar huis te nemen. Daar gaat Armstrong na de twee Alpenetappes, die hij beide in de eerste bus doorbrengt, volgens plan halverwege de Tour inderdaad heen. Als het peloton zich opmaakt voor de twaalfde etappe naar Marseille blijft Armstrong ’s ochtends in het hotel achter. Het nieuws dat Motorola, mede door zijn ritwinst, heeft besloten de sponsordeal met nog eens drie jaar te verlengen, zal de Amerikaan pas vernemen als hij weer thuis is.

Met een gevoel van trots en nog meer zelfvertrouwen verlaat de debutant de Tour van 1993. Leren én winnen. Beide missies zijn geslaagd. Net als zijn derde missie, misschien een nog wel belangrijkere. De gehele wereld laten kennismaken met Lance Armstrong, die 21-jarige schelm uit Austin, Texas. Zodat een incident als enkele maanden voor zijn Tourdebuut, in de Trofeo Laigueglia, nooit meer voor zou komen. Had Pietje Bell het in de verhalen van Chris van Abkoude menigmaal te stellen met zijn vijand Jozef Geelman, Armstrong kreeg het in de Italiaanse eendagskoers aan de stok met Moreno Argentin. Kort daarvoor had hij een aanval van de wereldkampioen van 1986 gecounterd. Die was er zichtbaar niet blij mee door een brutale neoprof tot de orde te worden geroepen. ‘What are you doing here, Bishop?!’, had Argentin geagiteerd gevraagd. Of hij het opzettelijk deed om Armstrong te kleineren? Zou kunnen, maar veel waarschijnlijker is het dat Argentin simpelweg geen idee had met wie hij daar nu precies te maken had en door het blauwrode Motorola-tricot lukraak de naam van een Amerikaan had gegokt. De trotse Armstrong was er als vanzelfsprekend niet van gediend aangezien te worden voor landgenoot Andy Bishop. ‘Fuck you, Chiappucci!’, beet hij Argentin getergd en vol venijn toe. Eén keer raden wie er later die dag als winnaar op het podium stond… Het zijn de eerste schreden omhoog op de apenrots waar Lance Armstrong uiteindelijk jarenlang bovenop zou zitten. En, zoals bekend, uiteindelijk weer keihard vanaf zou donderen.

 

Bronnen:

Lance Armstrong & Sally Jenkins – It’s Not About The Bike: My Journey Back To Life (Putnam; 2000)

Mart Smeets – De Lance factor (Nieuw Amsterdam; 2011)

Vincent de Lijser