Bretagne heeft de reputatie van een wielerregio te zijn. Kijk alleen maar naar de vele kampioenen die het gebied heeft voortgebracht.
- Lucien Petit-Breton (zijn echte achternaam Lucien Mazan, de bijnaam met meer boekdelen), winnaar van de Tour in 1907 en 1908.
- Louison Bobet (uit Saint-Méen-Le-Grand), winnaar van drie opeenvolgende Tours. (En zijn broer Jean Bobet dan, die eerst een academische carrière najoeg door in Aberdeen op het werk van Hemingway te promoveren.)
- Jean Robic (uit Radénac), pionier in het gebruik van valhelmen, la tête de cuir, google de afbeeldingen maar.
- Cyrille Guimard, bijnaam Le Druide, om maar aan te geven dat Bretagne een Keltische traditie bezit.
- Bernard Hinault (Yffiniac), say no more.
- Marc Gomez (Rennes), de man met het zwart hoornen montuur.
- Frédéric Guesdon (zelfde plaats als Bobet).
En nog steeds in koers: David Gaudu (Morlaix), Valentin Madouas (Brest).
So far so good, in nep-Frans.
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik geen vergelijkingsstudie met andere Franse regio’s heb verricht.
Voor wie niet overtuigd is, moge dan het veelvoud aan vermaarde ééndagswedstrijden een indicator zijn.
De criteria (of om verwarring bij dit homoniem te voorkomen, voor de niet-verstaander: kermiskoersen) als uithangbord van het culturele koerserfgoed: Chateaulin, Callac, Plouay, Plumelec, alle meedingend in de Coupe de France. Le Grand Prix du Morbihan. Plangenoual, waar Hinault zijn eerste (jeugd)koers won, op een steenworp van St-Marc, een lieu-dit.
Châteaulin, daar wonnen enkel grootheden. Hinault uiteraard, zelfs 4x, Merckx, Moser, Roger De Vlaeminck, Zoetemelk, Indurain, Pantani. Zeer recent nog Greg van Avermaat. Het criterium staat ook bekend onder de naam Boucle de l’Aulne-Châteaulin.
Tour de Bretagne sinds 1967, categorie 2.2 UCI. Op de erelijst toch wat opvallende namen: Daniel Willems, Jevgeni Berzin, Dries Devenyns, Lars Boom. Tour du Finistère, allemaal geprogrammeerd in datzelfde tijdvak, zeg maar zo rond de Giro d’Italia.
De Mûr-de-Bretagne, iconische klim, al is het maar omdat Mathieu van der Poel daar ooit naar het geel versnelde, en zo zijn opa eerde, geen Bretoen overigens. Elke bakermat zijn eigen steile wand? De Muur van Geraardsbergen in Vlaanderen, de Muro di Sormano in Lombardije. El Muro de Hika, bij ons niet zo bekend, maar hij zit vaak in de Ronde van het Baskenland, daar kennen de wielertoeristen ‘m wel.
(De Muur van Kigali, dat is dan iets voor volgend jaar.)
Al was er ook nog zoiets als de Val van de Muur.
Tot zover de koershistoriek. Er is één koers die mij met name intrigeert. Een jonge loot aan de stam, qua bekendheid is dat zeker zo.
Die luistert naar de naam Tro Bro Léon. Klinkt als een Keltische klok.
De wedstrijd is ruim 200 kilometer lang, waarvan zo’n 35 kilometer over onverharde wegen. In totaal krijgen de renners bijna 30 ribinou (of ribin) voor de wielen geschoven, afhankelijk van de zwaarte gecategoriseerd met één tot vier sterren.
Vanaf de start gaat de koers eerst in westelijke richting naar de Atlantische kust. De wedstrijd volgt de kustlijn – wat volgens de organisatie wel eens tot veel wind in de flank en waaiervorming kan zorgen. Finish in Lannilis, op de Rue Audren de Kerdrel. Woonplaats van wedstrijddirecteur Jean-Paul Mellouet.
De meest iconische vier sterrenstroken zijn die van Keradraon (opengesteld over een privé-domein, zie de gelijkenis met het Bos van Wallers) en Kerosven, gevolgd door een derde en laatste passage op de korte Meshuel.
Bretagne is het land van de keltische tradities, de menhirs (feitelijk megalieten die land markeren) of dolmens (soort hunebedden), beide afkomstig uit het neolitische tijdperk, laten we zeggen ergens aan het begin van de homo sapiens. De taal, ligt ook aan de basis van Tro Bro Léon: dwars door het land van Léon, het uiterst noord-westelijke stuk van dit perifere schiereiland. Dwars door de departementen van de Morbihan en Finisterre. Waar de beste Bretonse renner in de uitslag een biggetje wint. Op de eerste zondag in mei.
We gaan er eens voor zitten. Dankzij YouTube vanuit de luie zetel.
5 mei 2024.
Heerlijke koers, verveelt geen moment. Nog bijna 2000 hoogtemeters ook.
Hier de hoogtepunten, onder begeleiding van wat lijkt Keltische muziek (Alan Stivell is het niet): https://www.youtube.com/watch?v=rT_B4kjKVBA
Arnaud De Lie, de stier van Lescheret wint. Om zijn bijnaam te illustreren duimen en wijsvingers omhooggestoken als hoorntjes tegen de helm.
Dit is de toekomst, dit is het Avondland.
Ik besluit er pedalerend naar op zoek te gaan. Naar Atlantis, het verloren gewaande land. De Tro Bro Léon als residu van de baren van de Atlantische Oceaan. In dit stukje Oude Wereld dat zich tooit met de titel Finisterre, einde van de aarde.
Zware luchten hangen boven het Bretonse land, die voorkómen dat renners opstijgen. De lucht drukt ze als het ware terug in de kleverig zompige boerenweggetjes. Zie ze zwoegen, voortstoempen, met de grimmige blik op de einder gericht. De horizon almaar dichterbij, en tegelijkertijd ver weg blijvend. Niets dat aan de einder gloort.
De stilte slaapt, het zijn de coureurs die het land wakker schudden.
Nu dan, ik fiets van helling naar helling, en als een bard bezing ik de heldendaden van de Bretonse wielergrootheden van weleer, met minder valse noten en hopelijk meer gewaardeerd dan Asurancetourix.
Hellingen en afdalingen golven door het landschap als eb en vloed. Ik hijg me naar boven, schokschouderend als een wiegende korenhalm.
Het lichaam kraakt en piept. Een verroest apparaat dat je maar niet wil afdanken. Het roestbruine uiterlijk niet belangrijk, gooi er een sloot rijwielolie overheen en voort gaat de kar, het onderweg vergaarde slijk en drek in een wielomdraai afschuddend.
Elke veroverde helling krijgt een asterisk (niet Asterix).
Ik wil fietsen. Mijn lichaam echter een medicijnkast vol rammelende botten. Ik schroef wat mentale boutjes aan en ga door, moedig voorwaarts. Zoals ik het zie, is het. Voortgejaagd door dromen, illusies en herinneringen aan ooit. De fietser, voortgedreven door de illusies van het verleden. Mijn benen geketend door een gesavoureerd fietsleven. Ik bries, ik snuif, daar is de top. Elke klim een bladzijde die je omslaat op weg naar een happy end.
Fietsen met de herinnering aan een goddelijk lichaam. Daar, ver voor mij, fietste ik ooit. Nu op een Stunde Nul is het alles op hier en hierna, het hiernamaals verder weg.
De verleden tijd snelt mij vooruit, de slagschaduw van een geïdealiseerd beeld. Ongrijpbare illusies. De oudere mens (lees: fietser) het slachtoffer van zijn herinneringsvermogen.
De vraag is: maakt dit mij een beter mens? De keiharde confrontatie van de beperkte houdbaarheid van een geconserveerd lichaam. Fietsreizen, waartoe dient het? Op doorreis naar het nirwana, eldorado of atlantis. Of shangri-la (zoveel woorden voor het paradijs, ook zoiets).
Ik rijg de hellinkjes aaneen als de schakels van een ‘onroestbare’ ketting. Stramme spieren, stijfkoppige soliditeit, de nostalgie fungerend als een naaimachineolie. In mijn bidon geen onoverwinnelijke toverdrank.
Veel tractoren, weinig omgekeerde vlaggen. De geest van Hinault waart hier rond. Als een razende Roeland hakte hij tijdens Parijs – Nice ooit op protesterende boeren in. Na zijn carrière nam Bernard zelf plaats op de tractor, rondploegend op zijn grote landgoed, gelijk hij voorheen de pedalen rondploegde.
Mijn grimmige blik evenaart die van Hinault, bij mij verraadt die alle tropenjaren op de fiets.
Ik prijs me gelukkig, geen ellenlange alpencols hier, geen ijle hoogtes, eerder schuld aan spierkracht dan zuurstof, besneeuwde toppen? De vod in mijn kop, op weg naar het einde, schreef Gerard Reve al.
Is er schuld, ben ik ergens schuldig aan? Vormen deze beklimmingen elk een aflaat. De hellingen aan elkaar geregen als de kralen van een rozenkrans. Dolmens en menhirs ogenschijnlijk lukraak in het landschap, neergekwakt door Obelix. Megalitische offerplaatsen of gedenktekens voor de cyclisch gelovige. Hier ook ergens het Asterix-dorpje.
In de verte het geluid van gebeier, de oproep aan de gelovigen om ter kniele te gaan. Ik krijg de zegen, maar niet de zege, en zeker niet in de zetel. Tel je zegeningen.
Ik registreer geluiden. Nuttige werkwoorden in deze: fluiten, zoemen, razen, gonzen. Over geluiden gesproken, Tro-Bro Léon, het klinkt wat naar dat ene chocolademerk, Toblerone.
Ik denk aan de galettes, de crêpes, een bretonse streepsjaaltje in mijn fietstas. De gaspeldoorn, zwiepende maretakken, heksenbezems in de berken. Volgens een keltische mare zouden de heksen ook trompet spelen. Doen ze dat ook voor de ultra-wieleratleten van Parijs-Brest-Parijs. Tis niet te hopen als ze hun tukkie doen langs de weg.
“Demat” (goedendag).
Moeizame tred, de zin van dit alles, boven de verlossing. Het eergevoel als de beloning. Vanavond everzwijn aan het spit?
Fietsen is evenwichtskunst. Alleen door te trappen val je niet om. Evenwicht tussen geest en lichaam. Evenwicht tussen ideaal en haalbaarheid. Evenwicht tussen inspanning en rust (of herstel). Evenwicht tussen gedachte en leegte (in je hoofd). Evenwicht tussen niets en iets.
Tekstuele ingevingen fladderen vanzelf naar binnen.
En zo ziet de bewegwijzering in Bretagne eruit:
Hoe kom ik hier uit?
En dan nog die weerselementen.
Ik hul me in de nevelen van Avalon.
Hinault die snoof en brieste. Hij doorstond de blizzard van Luik Bastenaken Luik, en fietste één sneeuwstorm voor de rest uit. Als blijvende herinnering een verdoofd vingerkootje.
En ik, ik ga toch niet zeuren om een mals regenbuitje? Ook de hemel heeft recht op het plengen van tranen.
Fietsers zijn op de vlucht, voor het alledaagse, voor de verveling van de stilstand, voor het besef dat je er niet het maximale uit gehaald zou hebben. Ontembare onrust. Onzin natuurlijk, maar vecht er maar tegen. Daarachter, daar is iets nieuws te zien, of te ervaren.
Ik ben in Châteaulin. Het parcours van het eerder vermelde Boucle de l’Aulne is ontworpen in de vorm van een grote bocht (inderdaad Boucle). De koers wordt beslist op de beklimming van de Menez Quelerc’h (Menez is Bretons voor bult of berg). Zo’n drie kilometer aan een gemiddelde van bijna 7%.
Op 22juni, de ochtend na de 0-0 tegen Les Bleus, zwoeg ik hier naar boven, bepakt en bezakt op mijn muilezel. Even verderop pauzeer ik in Quéménéven (vraag mij niet naar het waarom van al die accents aigus). De uitbater van het cafeetje herkent mij, hij passeerde mij eerder over die Menez, terugkomend van de veterinaire in Châteaulin. Hij praat honderduit over die andere Grande Boucle, een bocht die dit jaar zal eindigen in Nice.
Ik ben op zoek naar zonnige zinnen in de zwoele zilte van de nakende zee.
De Tro Bro Léon blijft terra incognita. Ik kom tot op pakweg 100 kilometer van het parcours, hemelsbreed. Ik zwaai af, ik zwaai naar de legende. Bruce Chatwin gevierd schrijver schreef een fantastisch reisboek In Patagonië. Naar verluidt zou achteraf gebleken zijn (let wel: niet bewezen) dat ie vele passages beschreef zonder er daadwerkelijk geweest te zijn. Zal ik zoiets ook doen, zou ik zoiets kunnen? Een dolletje met de werkelijkheid?
De media zullen mij te hulp schieten. Zodra de wielerreporters het ontdekken schiet de faam in gang. Zie maar hoe dat is gegaan met de Strade Bianche.
Ontbreekt in de propaganda wel een iconisch uithangbord, zoals de Piazza del Campo in Siena, of de Vélodrome André Pétrieux in Roubaix.
Ieder voor zich, de sport weer gereïndividualiseerd. Wieltjeszuigers uit beeld en het ploegenspel afgebot, toch vaak de verpester van het eerlijkheidsidee, als niet de beste renner maar de sterkste ploeg wint, met verdeel-en-heers tactieken. (Of je hebt ploegen die een vals chauvinistisch sentiment oproepen. Roglic, Van Aert, Vingegaard, ze zijn van ons! Dit terzijde ;-)
Old Skool heet dat dan tegenwoordig, vreemde uitdrukking, vanwege dat woordje skool, heeft iets Afrikaans, drukt weemoed naar vroeger uit.
Let op, de Clásica Jaén Paraíso Interior timmert reeds voortvarend aan de weg, en dat voor Spanjaarden, die toch niet veel met marketing op hebben. (In haar korte bestaan de winnaars tot nu toe: Lutsenko en Pogačar. 2024: Lazcano, ook geen kleine hoor.)
Let op (bis), de weerprotocollen gooien wel steeds vaker roet in het eten dank climate change.
Het zij zo.
Voor een alsnog geslaagde poging tot ontdekking zal ik niet moeten terug gaan in de tijd maar een sprong voorwaarts dienen te nemen, gemotoriseerd reizen.
Ieder voor zich, Dieu voor ons allen.
(Netra ebet! Graag gedaan)
Tekst en foto’s Marc Peeters