In de geschiedenis van het wielrennen zijn er voorbeelden van renners die onder een schuilnaam deelnamen aan wedstrijden. Neem de West-Europese renners die in de tweede helft van de vorige eeuw meededen aan wedstrijden in Zuid-Afrika. Vanwege de apartheid was er een sportboycot mocht dat niet, maar het gebeurde wel. Zo zijn er in 1975 de Britten Alan Owen en James Burns die op de deelnemerslijst van de Rapport Toer staan.
Dat gaat een tijdje goed maar op een gegeven moment worden ze toch gesnapt. Hoe dat gebeurt lees je in een artikel van Vincent de Lijser. Owen en Burns blijken helemaal niet Owen en Burns te heten, en ze zijn ook al niet Brits. Het gaat om twee Ieren: de latere klassiekerkoning Sean Kelly en de latere UCI-voorzitter Pat McQuaid. Gevolg: een schorsing van zes maanden, en bovenal mogen ze nooit meer aan de Olympische Spelen meedoen.
De schuilnaam van Lucien Mazan, van 18 oktober 1882, heeft een wat andere reden. De in Bretagne geboren Fransman woonde in zijn jonge jaren in Argentinië waar hij – na het winnen van een racefiets – ging wielrennen. Zijn vader vond dat maar minderwaardig en de twee kregen de grootste ruzie over Luciens tijdsbesteding.
Lucien gaat terug naar Frankrijk en richt zich, buiten het zicht van zijn ouders, nog meer op het fietsen. Om echt buiten zicht te blijven, besluit de renner een andere naam aan te nemen: Lucien Breton. Totdat hij wordt geconfronteerd met een collega die echt zo heet. Lucien verandert zijn naam opnieuw. Het wordt Lucien Petit-Breton.
De Argentijnse Fransman doet het goed en wint grote wedstrijden, zoals tweemaal de Tour. In de Eerste Wereldoorlog wordt hij naar het front gezonden en dat loopt voor hem fataal af. Eind 2017 overleeft hij een auto-ongeluk niet.
- UCI-man springt en juicht voor Jopie - 25/09/2020
- Raad het plaatje - 25/09/2020
- De spreekwoordelijke rode lantaarn - 18/09/2020
Moet dat jaartal niet 1917 zijn?