Het is natuurlijk interessanter een lijdensweg te beschrijven dan een ‘best wel pittige klim’. Het verhaal van Christus die soepeltjes op zijn nieuwe sandalen een heuveltje nam werd ook geen klassieker.

Dus hoop ik maar dat de Ventoux niet te mild voor me is dit jaar, of me anders minimaal een grootse gedachte aanreikt.

Al snel na het begin van de klim vanuit Bedoin kan ik ze tellen, de aanstaande verhalen van groot lijden. Het laat zich speels voorbijrijden, dat hijgende, schokschouderende defilé. Een langgerekt lint verweesde zielen, op zoek naar  persoonlijke glorie.

Eigenlijk hoor of lees je nooit dat die Mont Ventoux best goed te doen is. Dat het op een windstille, milde ochtend niet zo’n moordenaar blijkt te zijn. Dat enige mate van training beslist helpt, haalt de wielerboeken ook al niet. Of dat je niet met tennisschoenen en een knellende rugzak moet fietsen.

Mark op de Mont VentouxIk ga de berg vandaag ont-mythologiseren, neem ik me voor. Als het rariteitenkabinet al bovenkomt, dan moet mij het helemaal lukken. Het zenuwritueel (genoeg gegeten?) en twijfels over mijn lichtste verzet -27 achter, geen triple- zijn overbodig. Veroorzaakt door dat lijdensverhaal, dat hoognodig herschreven dient te worden. Als dat geen grootse gedachte is.

Natuurlijk rijd ik ook deze keer niet zonder respect voor de berg en zijn elementen, dat zou vragen zijn om problemen.

Op de zware stukken, het vaak als verstikkend beschreven bos tot aan Chalet Reynard, moet het hoofd leeg zijn. Plaats  voor pure concentratie moet er zijn. Al na de eerste zware kilometer wordt die verstoord door een kibbelend Vlaams echtpaar op mountainbikes. ‘Of eh ki-iek nu ‘iér  stop om te kokhalzen, of boven, da’s toch om het even!?’ snauwt zij.

Hij, die drie meter voor haar rijdt, weet nu al dat het een lange, vervelende dag gaat worden.

Ik moet noodgedwongen extra meters maken om dit soort slingerende exemplaren te omzeilen. Je ziet ze ook tijdens tourversies van Luik-Bastenaken-Luik en vraagt je af waarom ze dit in vredesnaam doen.

Geen grootse gedachte, die zal vast later komen. Bovendien, is mijn missie nobeler omdat ik niet slinger en mijn shirt niét zo lelijk is?  Misschien doen we wel hetzelfde. Ons 21 en halve kilometer lang een echte wielrenner wanen, weg uit de sleur.

Een vorm van boetedoening, zal mijn fietsmaatje voor die dag later zeggen op de top. Heeft ‘ie vast niet tijdens de klim bedacht. Zoeken naar zingeving, opgelegde lifestyle, omdat de glossy’s het ons opdragen nu we God verlaten hebben.

Ik weet niet of de bedwingers van de Ventoux zulke diepe drijfveren hebben. Vanmorgen zijn we meer een jongetje van elf, dat wil wegdromen bij het trappen van een balletje in een Barcelona-shirt. Zich prof waant. Misschien ben ik dat punt nooit voorbij geraakt, weet ik niet eens waar ik boetedoening voor zou moeten doen. De bijna-veertiger die bezig is echte levensvragen voor zich uit te duwen, letterlijk nu. Ik sta op de pedalen met voor even een machtige tred. Waarom staan al die fotografen helemaal boven, waar je niet eens meer weet hoe je kijken moet.

Een vrouw in de berm knikt bijna beschaamd terug, flesje water in de hand. Eenzame supporter voor ook zo’n man die minuten ver achter me ploetert. Zijn grote gedachten zijn vast gereduceerd tot een in-godsnaam-hoe-lang-nog.

Hun stinkende familiediesel zal me straks inhalen, en nog eens. Een welkome afleiding wanneer ik de gedachte van een echte renner zijn weer eens moet laten varen. Ter hoogte van Chalet Reynard moet mijn nietige toptijdje nog mogelijk zijn, reken ik uit, maar groots is het allemaal niet. En waarom heeft niemand ooit in bruisend proza beschreven dat deze anderhalve kilometer vals plat Ventoux-onwaardig is?

Waarom ook zijn er geen wielerboeken vol geschreven over de gedenksteen die me ineens opvalt als ik voorbij het Simpson-monument rijd? Toegegeven, wederom geen grootse ingeving. Idem dito voor deze: diskwalificeer de fietser die halt houdt om een ongetwijfeld nobel eerbetoon te brengen, maar die eigenlijk snakt naar een stop. Pierre Kraemer, die van het andere steentje, zal vast een van de naamlozen zijn die hier sneuvelde in het gevecht met zichzelf.

Boven overvalt me de leegheid. Enigszins ondankbaar neem ik de beloning in ontvangst: een groots vergezicht, in mijn  holle blik. Ik zou liegen als ik tegen andere renners zou zeggen dat ‘ie reuze meevalt, bij nader inzien. Maar we zwijgen, kijken omlaag naar de stakkers die nog minutenlang moeten. Het zal ontzag zijn. Of het botte bewustzijn, dat dit moment niet heeft geleid tot grote, nieuwe inzichten. Heeft toch die berg gewonnen.

Mark de Bruijn