Na elk dodelijk wielerongeluk volgt de vraag wat er moet gebeuren om zoiets te voorkomen. Maar een handleiding tegen het noodlot schrijf je niet zomaar. Wat bij de dood van Gino Mäder alvast zou helpen is de oetlullige neiging los te laten om maar over te gaan tot de orde van de dag.

De Eurosport-commentator ziet teleurstelling op het gezicht van Dylan Groenewegen, die vlak voor de eindsprint de verkeerde kant is uitgestuurd op een rotonde in Slovenië. Teleurstelling? Zelfs door de oversized bril heen kun je zien dat het iets ergers aan de hand is, hij moet het nieuws net pas gehoord hebben. In Slovenië stappen ze vroeger op om televisie-ruimte te maken voor de collega’s in Zwitserland. Ide Schelling lijkt het ook nog niet te weten, gelukkig heeft hij geen tijd om te juichen op de streep wegens een wel zeer close finish. De camera die hem volgt naar het tentje voor de podiumceremonie registreert eerst zijn grote grijns. Een moment later in de tent, zit hij te huilen naast Groenewegen, die nog steeds voor zich uit staart.

Op Eurosport moeten de commentatoren de beleving van de koers zo sprankelend mogelijk brengen. Op deze dag doen ze hun ding sober, vind dan maar de juiste toon. De dood moet je niet proberen in woorden te vangen.

Het is een menselijke reflex om bij groot verdriet iets onhandigs te zeggen. Rond de Ronde van Zwitserland klinkt meteen de vraag wat de UCI en de organisatie te verwijten valt.

Natuurlijk moet een finish meteen na een snelle, gevaarlijke afdaling ook niet kunnen.

De reflex om meteen iets te willen doen is verklaarbaar. Vangnetten! Rennersstaking?

Al vergeet je in de emotie snel dat het ene wielerongeluk weinig te maken heeft met het andere. Er komt zelden een (professionele) wielrenner om in zo’n soort afdaling. We weten dat er renners 100 kilometer per uur haalden in de afdaling van die Albulapas, maar er is meer dat we niet weten over het ongeluk.

Door naar de Belg, het beste dat je kunt doen als er wielrennen op tv is. Ook hier zoeken ze naar de juiste toon, ook hier gaat dat moeizaam. Pas wanneer Mathieu van der Poel van start gaat in de tijdrit staat de commentator er uitgebreider bij stil. De favoriet voor de eindoverwinning doet dat zelf helemaal niet in het flash-interview na afloop, terwijl de renners in België wel op de hoogte zijn.

Ze zijn vergeten hem in te fluisteren dat je als groot kampioen op zo’n dag iets moet zeggen, hardop zelfs en niet via de sociale media. Waar anders ontdek je op je sterfdag trouwens dat de halve wereld je vriend is. Dan het flash-interviewtje met de verrassende winnaar, de Noor Waerenskjold. Je ziet hem denken hoe onzinnig het is om deze tijdrit te analyseren, hij begint er zelf over. Zijn ploegmaats hebben met Gino gereden. Hij breekt.

Als er al iets mooi zou zijn aan de dood zou je het een mooi beeld kunnen noemen, net als de niet ingehouden tranen van Schelling. Maar de interviewster laat geen stilte vallen, ze stelt een volstrekt idiote vraag over de dag van morgen. Tekenend: in en rond het wielrennen zijn ze nog onhandiger dan gewone mensen.

Op zo’n dag is de smartphone een nog grotere emotiemagneet dan anders. Het is wachten op de eerste ‘Je suis Gino’, je moet het eigenlijk niet willen lezen. Een normaliter goed schrijvende oud-wielerjournalist stelt: ‘Kan gebeuren, het gebeurt al jaren sinds de wielersport bestaat.’

Te veel nuchterheid rond de dood maakt een mens net zo wankel als het te veel worstelen ermee, ik weet er sinds een tijdje alles van. Maar er bestaat geen andere (normale) sport waar ze hardop accepteren dat het er nu gewoon bij hoort. Dat is simpeler dan de simpelheid van de Netflix-serie over de Tour, dat is het onbehouwen tot standaard maken.

Decennialang tolereerden renners, volgers en officials dat dopinggebruik ook zoiets was. Onvermijdelijk… en anders begreep je de sport niet. Die gedachte is gekanteld, en veiligheid in de koers is de afgelopen jaren een serieus ding geworden. Maar in het wielrennen lijkt het alsof ze alleen op de korte termijn willen leren van fouten. Fouten die vrijwel altijd een dodelijke combi zijn van roekeloze renners en onvoorzichtige organisatoren.

Bij andere sporten zijn tekentafel-oplossingen mogelijk. Neem de Formule 1, die stukken minder dodelijk werd. Voor kwetsbare wielrenners op lichtgewicht carbon is het ingewikkelder en dus schuiven ze maatregelen het liefst voor zich uit. Zo werd de helmplicht pas deze eeuw ingevoerd, na de onnodige dood van Andrei Kivilev én na jarenlange weerstand.

Je kunt renners niet vragen om te stoppen met dringen in een sprint. Of maximaal zeventig te rijden in een afdaling. Zolang renners zelf het grootste gevaar zijn voor hun veiligheid blijft elke roep om maatregelen krampachtig. Gewoon weer opstappen is even verleidelijk als zomaar iets roeptoeteren op Twitter of Instagram, maar het is ook cynisch.

Laat dat alsjeblieft het domein blijven van de dood.

Mark de Bruijn