“Abraham gaf aan de zoon die hem geboren werd
en die hem door Sara werd geschonken
de naam Isaac.”
Isaac leek op het eerste zicht een onschuldige racefiets zoals alle andere racefietsen. Met zorg en liefde geschapen. Het viel hem als jong fietsje uiteraard niet te verwijten dat hij geen kennis had van zijn bijzondere komaf. Isaac dacht op te groeien zoals alle andere racefietsen. In zijn jeugdjaren was hij zoals iedere andere fiets op zoek naar houvast, naar een plekje (een vochtvrije kelder, de schuur van een mecanicien), kortom naar een gelukkige eigenaar. Maar, zoals gesteld, kon de held van dit verhaal, Isaac, niet bevroeden welke bijzondere genen hij in zich had. Isaac was immers de zoon van aartsvader Abraham en Sara. Abraham, de stokoude man, ongezegend met twee linkerhanden, zou nooit racefietsen kunnen fabriceren, zo was bekend in Ur, zijn geboortestad en woonplaats in Zuid-Mesopotamië, het gebied dat wij thans Irak noemen. Sterker nog, Abraham werd nogal nagekeken en zelfs uitgelachen om zijn onhandigheud. Hij kon zelfs geen driewieler vervaardigen, laat staan een racefiets met versnellingen. Het leek dan ook op een practical joke toen God de geboorte van Isaac aankondigde. Dezelfde glimlach vormde uiteindelijk de aanleiding voor de naam die Abraham en Sara hun zoon zouden geven: in het Hebreeuws betekent Isaac immers Hij die lacht of Hij die zal lachen. In de puberjaren van Isaac viel er echter weinig te lachen. Of beter gezegd: er was voldoende te lachen om hem heen, alleen zág hij het niet. Nee Isaac was niet bepaald een feestnummer. Het was een jaartje voor de geboorte van Isaac en ze stond in de tent. ‘Zal ik dan nog liefde genieten, nu ik verwelkt ben en ook mijn heer al oud is?’, had zij zich nogal melig afgevraagd. God riep haar meteen tot de orde: er zou niet getwijfeld worden aan Zijn woorden, laat staan aan Zijn daden. (Duizenden jaren later zou Hij eigenhandig een legendarische voetbalclub rondom dit principe van Geen Woorden Maar Daden scheppen.) Terug naar Isaac. Zijn wat neerslachtige en uiteindelijk dienstbare aard had te maken met een traumatische gebeurtenis die diepe sporen zou nalaten bij Abraham, Sara maar vooral bij Isaac zelf. Abraham was dol op Isaac. Te dol, zo zou later blijken. Vroeg in de ochtend had Abraham de gewoonte erop uit te trekken met zijn Isaac om hun vaste rondje te maken. Vooral het gebied ten oosten van Jeruzalem was aantrekkelijk om te fietsen: Abu Dis, Jahalin, Ma’ale Adumim, alZa’im, met als letterlijk en figuurlijk hoogtepunt uiteraard de slotbeklimming van de berg Moria, bij ons beter bekend als de Tempelberg. Vader en zoon waren gek op elkaar. Isaac keek ieder weekend weer uit naar de ‘Ronde van Jeruzalem’ zoals hij hun fietstocht pleegde te noemen. Sprinten bij Jahalin. Ravitaillering bij alZa’im. En zijn vader die vlak voor de Tempelberg in zijn handen spuugde voordat hij Isaacs stuur vastgreep voor de afsluitende klim. Abraham was in Gods ogen echter zo gehecht geraakt aan zijn Isaac dat Hij voelde in te moeten grijpen: in Zijn ogen werd Isaac meer aanbeden dan God zelf. Abraham moest op de proef worden gesteld. Hij zou zijn Isaac moeten opofferen. Uiteraard op de Tempelberg. De paniek was niet te overzien maar Gods wil was toen nog wet. En zo geschiedde dus. Die dag stopte de verdrietige Sara enkele extra energy repen in de achterzakken van Abrahams koerstrui en in het water voor zijn bidons deed zij enkele scheppen acacia voor bescherming, basilicum om de angst te overwinnen en distels tegen blijvende droefheid. Het behoeft geen nadere toelichting in welke gemoedstoestand Abraham die ochtend met Isaac op pad ging. Het was fietsen met lood in de schoenen. Hij had altijd gedacht dat het beklimmen van de Tempelberg hem verlossing zou brengen. Sterker nog: hij was zó overtuigd geraakt van het idee van bevrijding op zijn racefiets Isaac dat hij een tijd terug, door de combinatie van extreme hitte en vermoeidheid, visioenen had gekregen van rode bollen voor zijn ogen. De rode bollen waren van gelijke grootte. Ze dansten op en neer tegen een hagelwitte achtergrond. Hij had er zo beeldend over weten te spreken dat Sara er spontaan een gewaad van maakte, met zakken op zijn rug voor de energy repen, noten en bananen voor onderweg. Uiteraard droeg Abraham deze bolletjestrui toen hij op de Dag des Oordeels de top van de Tempelberg bereikte. God had hem de rituelen voorgeschreven hoe hij Isaac diende op te offeren: door met een mes de lucht uit Isaacs banden te laten lopen en zijn frame als schroot te verkopen in Jeruzalem. De oude Abraham huilde van verdriet, maar wist dat hij de opdracht van God móest vervullen. Hoe Isaac zich voelde, vroeg u zich af? In eerste instantie snapte hij er geen snars van. Hij vermoedde dat intense vermoeidheid ten grondslag lag aan de tranen van zijn vader. Abraham zette Isaac op zijn kop (dat wil zeggen op zijn stuur en zadel) – precies zoals hij normaliter Isaacs banden plakte. Maar Isaac was niet gek, want hij was niet lek. Hier was iets anders aan de hand. Isaac zag het mes in de handen van zijn vader Abraham. Isaac zag hoe het lemmet blonk in de felle zon. Isaac zag hoe zijn vader zijn handen ter hemel hief. “Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee de banden van zijn zoon door te snijden, riep de engel van de Heer hem vanuit de hemel toe: ‘Abraham! Abraham!’ En hij antwoordde: ‘Hier ben ik.’ Hij zei: ‘Raak Isaac met geen vinger aan en doe hem niets. Ik weet nu dat gij God vreest, want gij hebt Mij uw zoon Isaac, uw enige, niet willen onthouden.'” [Genesis 20] Uit opluchting en dankbaarheid ging Abraham op de knieën, maar niet voordat hij Isaac weer terug op aarde, dus feitelijk op zijn banden, had gezet. Bij thuiskomst vertelde hij het hele verhaal aan zijn wielervrouw Sara bij wie de puzzelstukjes met terugwerkende kracht op hun plaats vielen. Deze tragedie (door sommige wijsneuzen later als tragikomedie uitgelegd) hield de gemoederen bij alle betrokkenen in de jaren nadien uiteraard aardig bezig, niet in de laatste plaats bij Isaac zelf. Hij zou Abraham het voorval nooit persoonlijk verwijten, maar om nou te zeggen dat het de vader-zoon relatie goed deed, nee. Natuurlijk is dit allemaal wijsheid achteraf. Isaac kon toen onmogelijk bevroed hebben dat de offerbereidheid van zijn vader zo’n cruciale rol zou spelen in Het Boek en dat Het Boek an sich ook zo’n invloed zou hebben op de wereldgeschiedenis. Isaac zag zichzelf immers nog altijd als doodgewone racefiets en wilde niets liever dan een eerzaam en dienstbaar leven leiden. Veel is over zijn latere leven niet bekend. Het was hem duidelijk geworden dat hij zijn leven als racefiets in dienst zou stellen van derden: lieden die zich zo snel mogelijk van A naar B wensten te verplaatsen in wedstrijd- of recreatief verband. Isaac voelde zich in die zin een soort veredelde ezel. Aangezien Isaac te Boek zou komen te staan als nomadenvorst wordt aangenomen dat hij eeuwenlang over de wereld heeft gezworven. Zijn eerste jaren hadden Het Boek gehaald, de verhalen over van zijn verdere leven zijn niet apocrief bevonden. Daar kon Isaac zelf zeer goed mee leven en hij besloot dan ook te genieten van zijn privacy. Wel bekend is dat hij, na eeuwen omzwervingen overal en nergens, in 2015 zelfs in het profpeloton terecht kwam. Isaac, toch niet de angstigste van het stel, had zich nog nooit zó hard laten berijden. Eind van dat jaar verwisselde hij voor de zoveelste keer van eigenaar. De profkont werd vervangen door een plofkont. De nieuwe eigenaar bleek een Rotterdamse schroothandelaar – Isaac was op het slechtste voorbereid: dat werd op zeker een enkeltje verwerkingsoven. Hetzelfde lot dat hem ten deel zou vallen als God niet had ingegrepen toen zijn vader hem wilde opofferen op de Tempelberg. Maar niet het lot, maar God beschikte anders. De nieuwe eigenaar had het beste met Isaac voor. Hij had een zonderlinge voorkeur om aan de linkerkant van de weg te fietsen, tegen het verkeer in. Zijn favoriete koersshirt was hagelwit met één rode bal erop. Door de rode bal liep een witte horizontale balk. Het deed Isaac denken aan de bolletjestrui van zijn vader. De nieuwe eigenaar fotografeerde Isaac regelmatig onder een kruisbeeld – het beeld dat symbool stond voor de opoffering van Gods zoon zelve (bij dat offer had God, vreemd genoeg, dan weer níet ingegrepen). De nieuwe eigenaar zag overeenkomsten tussen zijn nieuwe fiets Isaac en het kruisbeeld. De nieuwe eigenaar zag in fietsen ook een vorm van verlossing, van opoffering. Hij had zelfs de gewoonte zijn fiets in te zetten ten bate van goede doelen, omdat dat hem het enige leek dat zin had. Met hem leek alles op zijn plaats te vallen, zeker toen de nieuwe eigenaar hem liet weten dat Isaac haarfijn aansloot bij een lied dat aan hem, Isaac dus, gewijd bleek. En laat de nieuwe eigenaar nu een idolate fan zijn van juist díe zanger, ene Bob Dylan. Hij zong over de snelweg 61, een highway die het Nieuwe Beloofde Land van noord naar zuid doorsneed en gebruikte Isaacs levensverhaal en dat van zijn vader als metafoor. Uiteraard werd Highway 61 Revisited het favoriete nummer van Isaac. Als hij hevig ontroerd raakte, en dat gebeurde nogal eens, vooral als zijn nieuwe eigenaar liters rode wijn achtereen consumeerde, en ook dat gebeurde nogal eens, en ze samen luisterden naar Highway 61. De tekst van Highway 61 Revisited was van een haast profetische schoonheid. Toen Isaac dit lied voor het eerst hoorde, wist hij hóe en waar zijn leven en dat van zijn nieuwe eigenaar ten einde zou komen: op de Highway 61. De nieuwe eigenaar had zulks, analoog aan de openingsregels van het lied, zelfs beloofd: mocht hij zijn wielervrouw overleven, dan zou hij samen met hem, Isaac dus, als Spookrijder keihard de linkerbaan van de Highway 61 kiezen om zich beiden lachend te laten scheppen door de eerst tegemoetkomende truck. Spookrijdend ten onder op Highway 61, zoals het stond geschreven. “God said to Abraham, “Kill me a son” [Bob Dylan – Highway 61]
Nu viel ook dit hem niet direct aan te rekenen. Zijn moeder, de inmiddels hoogbejaarde Sara, had ook gelachen toen zij het nieuws van God vernam dat de schepping van een kleine racefiets in het vooruitzicht lag. Ze wist nog goed hoe, waar en wanneer dit nieuws tot haar kwam.
Dan liet hij, bij gebrek aan tranen, de kruipolie de vrije loop. Zijn nieuwe eigenaar, die tevens een buitengewone obsessie bleek te hebben voor de bolletjestrui (de koerstrui die zijn moeder duizenden jaren geleden had ontworpen voor haar fietsende echtgenoot) aanbad Isaac als ware het zijn eigen kind.
Abe says, “Man, you must be puttin’ me on”
God say, “No.” Abe say, “What?”
God say, “You can do what you want Abe, but
The next time you see me comin’ you better run”
Well Abe says, “Where do you want this killin’ done?”
God says, “Out on Highway 61”
Gaaf!
Mooi stuk Rotterdamse schroothandelaar ;-)
Ga zo door Marco, links houden hè
Groet, Cees
Reactie op: Het verhaal van Isaac (mijn racefiets)
Een eerste kenmerk en persoonlijke importantie van literatuur, muziek, schilderijen,
beeldhouwwerken, foto’s, etc. ., etc. , is dat het je raakt en, het belangrijkste, je in gang zet.
Marco Hendriks refereert, gelijk Bob Dylan zo vaak, in zijn: “Het verhaal van Isaac (mijn racefiets)”, aan de bijbel. M.i., geen misselijk boekje. I.i.g. mijn meest invloedrijke boek, met Jan Wolkers’: “Turks Fruit”. Marco’s bijbelkennis verbaasd me. In mijn, beperkte, referentiekader, is Marco een Rooms Katholiek opgevoede jongen/man en die zou bijbelkennis in het Latijn opgedaan moeten hebben en zodoende minder van de bijbel moeten weten, dan deze Protestant, volgepropte, parasiet? Al sluit ik niet uit dat onze vermaledijen Marco, zelfs, Latijn beheerst? Deze, in metalen doende, en edelmetalen Spookschrijvert lijkt van alle markten thuis. Hier laat Marco, uit Sara, een racefiets geboren worden. Lijkt een beetje Kafka? Wel een creatieve gedurfde vinding, al hoop ik niet dat zijn vrouw en dochters, i.v.m. Sara’s fiets-bevalling, “Het busje komt zo”, voor Marco, gaan zingen, als ze het prachtige verhaal gelezen hebben. Mogelijk dat eventuele zorgverleners, die het verhaal lezen, Marco, van door hemzelf genoemde (in eerder gelezen andere blog) psychiatrische stickers/diagnoses gaan voorzien? Nou ja, zolang Marco hun, bijbehorende, pillekes laat staan, benijd ik zijn schaamteloze durf en ben ik blij dat hij in Rotterdam woont, waar de sociale controle minder zwaarwichtig lijkt, dan in The United States of Maasdijk?
Geweldig, Marco’s verweving van Bijbel gegevens, in zijn eigen verhaal! Ook Feyenoord en het clublied worden nog in het verhaal geweven. Daarbij zij vermeldt dat ondergetekende dit lied in zijn eerste publieke optreden zong. 1963. Pa en Ma 12,5 jaar getrouwd. Familiefeest, in zaaltje: “De Rusthoek”, in Maasdijk. Of die Marco met z’n verhaal je herinneringen opentrekt? Als een blikopener dus. En het bleef nog lang onrustig, aan de overkant. Gek lijkt Marco van zijn fiets. Je gaat het jammer vinden dat je je eigen race fiets carrière, in 1967, na een eerste gemene val, tijdens een training, in een bocht, op het parcours van de ronde van Maasdijk, al op gaf. Gelukkig kijk je, vandaag, als nog, hoopvol uit, naar de 4e etappe van de Ronde van Spanje. Tsjonge, jonge, wat trekt die Spookschrijvert, veel, aan herinneringen open. Hele velden narcissen zet Marco, voor je, in bloei. Mooi Man! Hopelijk hoeft Marco zijn racefiets nooit te offeren. Zou hij mogelijk alleen voor zijn Anita doen? Al hoop ik niet dat zij hem, ooit, voor de keus stelt? Wel ruig dat de Spookrijdert altijd links zegt te fietsen, al bekruipt je de angst dat hij daarmee, mogelijk, eens, voor de laatste keer, over de eindstreep komt en laten we hopen dat, mocht Anita hem ontvallen, de vrachtwagens, dan, inmiddels, zonder chauffeur rijden! Prophets and Kings, zoals die Hendriks, horen, eindeloos, te blijven fietsen en schrijven, on their Highway 61. Ze dienen te beseffen dat ze, met hun schrijverij en leven, andere levens inspireren, draaglijker, onafhankelijker en krachtiger maken! Niet meer en niet minder.