Bavel, zondag 21 mei 1989. Als een zwerm bijen rond een kleurrijke bloem, behendig langs elkaar heen laverend terwijl een zacht voorjaarsbriesje haar best doet de tengere vleugels en lijfjes uit balans te brengen, zo verdringt een groepje journalisten zich op een aangename lenteavond in Noord-Brabant rond een, in een minstens net zo fleurig tricot gehulde, renner. Het shirt van Lotus-Zahor dat hij draagt, zou perfect passen in een van de reclames voor Robijn. De spots van de wasmiddelfabrikant, met couturier Frank Govers in de hoofdrol (‘Mooie blouse! Nieuw?’ ‘Nee, Robijn!’), zijn aan het einde van de jaren ‘80 niet van het Nederlandse televisiescherm te branden. Dat is met het shirt van Lotus-Zahor wel anders. De bescheiden Spaanse ploeg vertoont zich betrekkelijk weinig buiten de eigen landsgrenzen en de keren dat er een renner in het bloemige rood-geel-blauw-wit in Nederland aan de start staat, zijn al helemaal uniek te noemen.

Luc Suykerbuyk, de enige ‘van Dietschen bloed’ in dienst van Lotus-Zahor, reist hoogstens voor het nationaal kampioenschap naar zijn vaderland. Het liefste koerst hij op Spaans asfalt. Dat hij op een zonnige avond in mei in Bavel aan het vertrek staat van het plaatselijke criterium, heeft twee redenen. Oorzaak en gevolg. In de voorgaande weken heeft Suykerbuyk in de Vuelta voor een daverende verrassing gezorgd. Niet alleen wint de geboren Brabander een etappe, als na drie weken de eindrangschikking wordt opgemaakt, vindt Suykerbuyk zijn naam op een knappe tiende plek. De prestaties doen zijn startgeld in de criteriums groeien alsof er een pot Pokon over een bloembak is uitgestort. Reden om Spanje voor even te verlaten en in Bavel aan het vertrek te verschijnen. Daar wordt Suykerbuyk opgewacht door een gretig toegestroomde meute journalisten, die staat te springen om kennis te maken met Nederlands nieuwste ronderenner.

Ávila, zaterdag 29 april 1989

Terwijl hij enkele tellen zijn benen stil houdt om vaart te minderen, een haakse bocht naar links aan te snijden en vervolgens de wielerbaan van Ávila op te draaien, kan Luc Suykerbuyk een binnenpretje niet onderdrukken. Voor een fractie van een seconde glipt zijn concentratie naar de achtergrond en flitst het beeld van een schotelantenne door zijn hoofd. Geschrokken van het kortstondige gebrek aan focus verdwijnen zowel de gedachte als het daardoor veroorzaakte gevoel onmiddellijk weer. Een schotelantenne. Toen hij zijn ouders trots had horen vertellen over hun nieuwste aankoop, had de 24-jarige renner zich bijna bezwaard gevoeld. De familie Suykerbuyk wilde echter vanuit hun boerderij in het Brabantse Nispen de verrichtingen van Luc zo veel en zo goed mogelijk kunnen volgen.

De Vuelta is aan het einde van de jaren ’80 buiten Spanje amper op televisie te zien. In Nederland toont de NOS hoogstens in een avonduitzending een tiental seconden, als er al bewegend beeld van een etappe wordt uitgezonden. Bij weinig spectaculaire ritten of minder aansprekende etappewinnaars volstaan Mart Smeets en zijn collega’s met een korte dienstmededeling. Om hun liefhebbende zoon door Spanje te kunnen zien fietsen is het echtpaar Suykerbuyk dus aangewezen op een schotelantenne, die speciaal voor de Vuelta van 1989 is aangeschaft. Thuis hadden ze zo’n onbestemd voorgevoel dat Luc wel eens iets speciaals zou kunnen uithalen, een slordige tweeduizend kilometer ten zuiden van Nispen. Hij had immers al eerder voor een stunt gezorgd in Spanje. Nou ja, bijna dan.

Salvatierra, vrijdag 8 april 1988

Vandaag legt Luc Suykerbuyk examen af. Nu moet het gebeuren. Honderddertig kilometer, verdeeld over eerst een heuveletappe en enkele uren later een korte klimtijdrit, scheiden hem van de eindoverwinning in de Ronde van het Baskenland. Suykerbuyk kan de eerste Nederlander ooit worden die de prestigieuze etappekoers in het noorden van Spanje op zijn naam schrijft. Als hij zijn naaste concurrenten achter zich weet te houden, plaatst hij zich niet alleen op een erelijst waar onder anderen Gino Bartali, Luis Ocaña en Sean Kelly op prijken, de Brabander rekent meteen voor eens en voor altijd af met al die provinciegenoten die halverwege de jaren ’80 niet in hem geloofden als potentiële profrenner. Waar leeftijdsgenoten als Erik Breukink, John Talen en Gert Jakobs met open armen worden ontvangen bij de succesformaties van Peter Post en Jan Raas is Suykerbuyk via een omweg beroepsrenner geworden. En een beetje bij toeval.

Als erkend niet-sprinter kan de Brabander als junior en amateur niet bepaald een klinkende erelijst overleggen in Nederlandse wedstrijden. Bovendien is Suykerbuyk relatief laat op een racefiets geklommen. Pas na het afronden van de MTS-werktuigbouwkunde heeft hij op z’n achttiende voor het eerst als deelnemer het startschot van een wielerwedstrijd gehoord. Waar de meeste Nederlandse amateurs rijden voor sponsorploegen is Suykerbuyk bij een vereniging blijven hangen, De Zuidwesthoek uit Ossendrecht. Die combinatie van factoren zorgt dat de lange Brabander door Nederlandse profploegen over het hoofd gezien wordt. Door een samenloop van omstandigheden en een netwerk-ketting waar de gemiddelde Human Resources-medewerker jaloers op is, belandt hij in Spanje en wordt daar zowaar alsnog beroepsrenner.

Nispen, voorjaar 1986

Met een mengeling van euforie en verbazing legt Luc Suykerbuyk de telefoonhoorn terug op het toestel. De stem aan de andere kant van de lijn heeft de Brabander zojuist uitgenodigd om naar Spanje af te reizen en er, met nog enkele andere jonge talenten, te komen trainen. Toeval is de uitnodiging allerminst. Het zoetgevooisde Vlaamse stemgeluid dat Suykerbuyk zo-even heeft toegesproken is dat van Ludo Loos. De Belgische prof, vooral bekend van zijn knappe ritzege in een bergetappe in de Tour van 1980, is sinds enkele jaren actief voor een Spaanse werkgever en bovenal een kennis van de familie Suykerbuyk. De zus van Ludo werkt samen met Lucs vader en zo zijn het contact en de daaruit voortvloeiende uitnodiging ontstaan.

Het voorstel van Loos klinkt Suykerbuyk als muziek in de oren. Niet lang na het telefoongesprek zit hij in het vliegtuig naar Spanje. Het trainingskamp van, aanvankelijk, een kleine maand zal al snel uitgroeien tot een heuse snuffelstage. Gevolgd door een tweede leven als amateurrenner, om vervolgens uit te monden in een profcarrière van een half decennium. Het aangename Mediterrane klimaat, de nimmer vlakke Spaanse wegen en het leven in het algemeen op het Iberisch schiereiland bevallen Luc Suykerbuyk beter dan een bestaan in het Brabantse. Hoe resoluut Guus Meeuwis een kleine twintig jaar later zal volhouden dat, als het waar ter wereld dan ook donker is, dáár altijd nog licht brandt.

Dat Suykerbuyk in zijn eerste maanden in Spanje zijn appartement onder de rook van Madrid deelt met een aantal collega’s en de meeste kosten om in zijn levensonderhoud te voorzien zelf moet ophoesten, neemt hij voor lief. Pas als hij in het shirt van sponsor Manvor successen oogst in amateurkoersen in Aragón en op Mallorca, hoeft hij niet langer zelf voor van alles en nog wat op te draaien. Bovendien is Suykerbuyk in het vizier gekomen van een profploeg. Opnieuw via twee schakels uit de netwerk-ketting. Die Spaanse werkgever van Ludo Loos is namelijk de Dormilon-ploeg, aangestuurd door Maximino Pérez. Diens broer José runt op zijn beurt de amateurformatie Manvor. Met die voorkennis in het achterhoofd is het niet onlogisch dat Suykerbuyk dankzij de connectie Loos-Pérez-Pérez, eerst de belangen van Manvor dient, om begin 1987 de overstap te maken naar de profgelederen van Dormilon.

Een bescheiden ploegje, waar Ludo Loos dan inmiddels achter het stuur van een van de ploegleidersauto’s heeft plaatsgenomen. De mentor van Suykerbuyk is in de Vuelta van 1985 onfortuinlijk en bovenal hard op een loslopende hond gebotst. Na de val maakt Loos nog wel een comeback in het peloton, maar haalt niet meer zijn oude niveau en verkiest een rol als assistent-ploegleider boven die van renner. Als Dormilon er na een jaar mee ophoudt, verkast Suykerbuyk naar Zahor. In het kleurrijke tricot van het chocolademerk oogst de Nederlander zijn eerste profsuccessen. Eerst in de Ronde van Murcia en daarna in die van het Baskenland.

Zegama, vrijdag 8 april 1988

Precies één seconde. Voor een kolibrie genoeg om een slordige tachtig vleugelslagen in kwijt te kunnen. Voor Luc Suykerbuyk hoogstwaarschijnlijk onvoldoende om vast te houden in de afsluitende klimtijdrit van 8,3 kilometer en zo de eindzege in de Ronde van het Baskenland veilig te stellen. Tuurlijk, veel te verliezen heeft de renner van Zahor niet. Dat hij als klassementsleider aan de slotetappe zou beginnen was voor iedereen, inclusief Suykerbuyk zelf, al een volslagen verrassing. Nu hij er zo dichtbij is om als eerste Nederlander de rittenkoers door Noord-Spanje op zijn naam te schrijven, doolt er een onbestemd gevoel door zijn slungelig ogende lijf. Suykerbuyk is geen slecht tijdrijder, maar één seconde verdedigen op een specialist als Erik Breukink lijkt hem op voorhand onbegonnen werk. Bovendien heeft Breukink het psychologische voordeel dat hij degene is geweest die, in de 119,5 kilometer lange en heuvelachtige ochtendetappe, een flinke dreun heeft uitgedeeld door niet alleen de rit te winnen, maar ook 41 seconden op Suykerbuyk te heroveren. Een duidelijk voorschot op de eindzege. Ineens zijn de rollen omgedraaid.

Twee dagen eerder was het juist Suykerbuyk die, als volslagen outsider, genadeloos had toegeslagen. Als een ware David had hij liefst zes Goliaths zijn wil opgelegd. Eerst was de Brabander, in gezelschap van Pedro Delgado, naar het ontsnapte vijftal Marino Lejarreta, Álvaro Pino, Julián Gorospe, Sean Kelly en Erik Breukink toe gereden, om het elitegroepje vervolgens op de slotklim naar de Alto d’Ibardin aan gort te rijden. In de stromende regen had Suykerbuyk ze allemaal te kijk gezet. Niet alleen boekte hij zijn grootste profzege tot dan toe, hij pakte ook de leiding in het algemeen klassement. Pas op de slotdag heeft Breukink orde op zaken gesteld door in de ochtendetappe zijn achterstand tot één enkele seconde te verkleinen, om vervolgens in de afsluitende klimtijdrit zijn prooi te verschalken. Precies zoals Suykerbuyk al vreesde.

In 1988 wint inderdaad voor de eerste – en tot nu toe nog altijd enige – keer een Nederlander de Ronde van het Baskenland. Niet Luc Suykerbuyk, maar Erik Breukink. Het onderwerp van dit verhaal moet uiteindelijk genoegen nemen met de immer ondankbare tweede plaats, desondanks nog altijd een prestatie van formaat. Bovendien weet Suykerbuyk zijn sterke rijden in de maanden die volgen te verlengen. Hij wordt onder meer 22ste in de Vuelta van 1988 en is er een keer dicht bij dagsucces. Ook een jaar later staat de Nederlander zijn mannetje in diverse Spaanse rittenkoersen. Helemaal niet zo naïef dus dat pa en ma Suykerbuyk aan de vooravond van de Vuelta van 1989 een schotelantenne aanschaffen en installeren op het dak van hun Nispense boerderij, om zo min mogelijk te hoeven missen van de Spaanse ronde in het algemeen en de verrichtingen van hun zoon in het bijzonder.

Ávila, zaterdag 29 april 1989 (2)

Voor aanvang van de 44ste Vuelta a España heeft Luc Suykerbuyk meermaals het verwachtingspatroon in zijn ouderlijk huis in Nispen – of Nipse, zoals het merendeel van de autochtone bevolking in de Noordwest-Brabantse plaats zegt – proberen te temperen. Wel degelijk koestert hij de ambitie om een etappe te winnen en daarna te kijken hoe ver hij kan komen in het algemeen klassement, maar in de eerste Vueltaweek kunnen zijn ouders maar beter niet speciaal thuis blijven om de koers te volgen. Luc denkt dat zijn vormpeil geleidelijk aan op niveau zal moeten komen en verwacht daarom pas in de tweede helft van de ronde mogelijk zijn slag te kunnen slaan. Nu de Vuelta echter haar zesde dag is ingegaan, hangt de vlag er toch anders bij. Suykerbuyk voelt zich in de eerste etappes sterker dan gedacht. Bovendien heeft een eerste succes voor Lotus-Zahor hem extra gemotiveerd. Ploeggenoot Benny Van Brabant mocht na de tweede etappe de amarillo leiderstrui aantrekken. Voor slechts één dag weliswaar, maar het verhoogt de moraal in de Spaanse vrijbuitersploeg en draagt er mede aan bij dat Suykerbuyk vier dagen later, in de zesde etappe tussen Béjar en Ávila, besluit niet alleen zijn eigen benen, maar ook die van zijn concurrenten aan een test te onderwerpen tijdens het eerste contact met het hooggebergte.

Al na 77 van de 197 te rijden kilometers trekt Suykerbuyk ten strijde, in het gezelschap van een Spanjaard, een Duitser en drie Colombianen. In de afdaling van de ruim 1900 meter hoge Peña Negra kunnen alleen José Martín Farfán en Omar Hernández het tempo van de Nederlander volgen. Voor Javier Murguialday, Peter Hilse en Gerardo Moncada gaat het bergafwaarts te snel. De Spanjaard, de Duitser en de derde Colombiaan in het gezelschap zien hun eendrachtig samenwerkende ex-medevluchters pas na de aankomst weer terug. Voor elk van de drie valt er op de wielerbaan van Ávila, waar de finishlijn getrokken is, namelijk iets te halen als de opgebouwde voorsprong in stand blijft. Farfán kan onderweg punten rapen om de bergtrui aan te mogen trekken, Hernández wordt de nieuwe klassementsleider en Suykerbuyk verwacht, ondanks zijn geringe sprintcapaciteiten, de twee Colombianen de baas te kunnen en de dagzege te grijpen. Die voorspelling komt uit.

Bij het uitkomen van de haakse linkerbocht om de wielerbaan op te draaien, komt Farfán niet lekker uit, waardoor hij enkele meters moet prijsgeven op zijn twee metgezellen en zijn kans op dagsucces torpedeert. Hernández is in de sprint geen partij voor Suykerbuyk, die al meters voor het overschrijden van de witte lijn zijn beide handen boven zijn lijf kan strekken en de wereld een uitgebreide blik op het kleurrijke tenue van Lotus-Zahor kan gunnen. In Nispen klinkt op precies datzelfde moment een uitbundige vreugdekreet uit een, met een schotelantenne op het dak uitgeruste, woning. Het eerste doel van Luc Suykerbuyk, ritwinst, is al in de openingsweek van de Vuelta behaald. Op naar het tweede, een poging wagen een goed klassement te rijden. Het begin is er alvast, want ‘en passant’ rukt Suykerbuyk op naar de achtste plek in de stand.

Wat de Brabander dan nog niet weet, is dat het zwaarste uur van die dag nog moet aanbreken. Tenminste, zo zal hij het zelf daags na zijn succes in menig interview beschrijven. De huldigingsceremonie, alle plichtplegingen, de hordes Spaanse journalisten die alles willen weten en Nispen telkenmale verbasteren tot iets dat nog het meeste lijkt op ‘Lispen’; het heeft meer impact op het mentale en fysieke gestel van Luc Suykerbuyk dan de 197 kilometer lange etappe, die hij in de voorgaande uren heeft afgelegd. Bijna te moe om nog volop te kunnen genieten van zijn succes, ploft hij pas uren na zijn ritzege op zijn hotelbed.

Valladolid, zaterdag 13 mei 1989

Net als, op de kop af, vierhonderd dagen eerder staat Luc Suykerbuyk voor een belangrijke opdracht tegen het uurwerk. Zeg maar gerust, een missie. Zodra hij van het startpodium glijdt zal hij het uiterste uit zijn 1 meter 89 lange lichaam moeten persen. Hij verdedigt ditmaal weliswaar niet de leiding in het algemeen klassement, zoals ruim een jaar geleden in het Baskenland, maar de 47,5 kilometer lange chronorace in de Vuelta is een van de laatste kansen om zijn plekje in de top 10 van het klassement te heroveren. Na zijn ritzege in Ávila en de daaruit voortgevloeide achtste stek in het tussenklassement, is Suykerbuyk in de twaalfde etappe, een bergrit naar de Alto del Ampriu, enigszins door het ijs gezakt. Lange tijd had hij kunnen aanklampen bij de tenoren die gaan uitmaken wie de Vuelta van 1989 wint, maar toen Pedro Delgado en Fabio Parra, de nummers één en drie uit de meest recente Tour de France, hun duivels ontbonden op de slotklim, moest Suykerbuyk passen. De Brabander gaf meer tijd toe dan hem lief was en duikelde pardoes naar de 22ste plaats. In de volgende etappes herstelde hij zich en herwon geleidelijk aan negen plekken, maar nu de Vuelta haar apotheose nadert en Madrid dichterbij komt, moet Suykerbuyk nog wat extra tijd zien terug te pakken op zijn directe concurrenten.

De individuele tijdrit tussen Valladolid en Medina del Campo, twee dagen voor het einde, leent zich daar uitstekend voor. Een etmaal later zal de laatste bergrit, uitgerekend naar Delgado’s woonplaats Segovia, de beslissing brengen. In Nispen bewijst de schotelantenne opnieuw haar diensten en maakt een gelukzalig gevoel los in het ouderlijk huis van Luc Suykerbuyk. Net als vierhonderd dagen eerder moet hij zijn meerderen erkennen in drie andere renners. Kostte hem dat destijds de eindoverwinning, nu stijgt Suykerbuyk met zijn vierde plaats in de chronorace juist in het klassement. Alleen Delgado, Parra en de nieuwe nummer drie van de algemene rangschikking, Federico Echave, rijden sneller. De top 10 lonkt. Als hij ploeggenoot Ángel Ocaña – geen familie van – in de bergrit naar Segovia meer dan veertig tellen voorblijft en zelf niet door anderen gepasseerd wordt, eindigt hij als tiende.

Segovia, zondag 14 mei 1989

Voor de tweede keer deze Vuelta verdringt een horde journalisten zich rond Luc Suykerbuyk. Net als vijftien dagen eerder in Ávila. Maar nu om een andere reden. De slotetappe naar Segovia heeft de Nederlander niet gewonnen, al is hij wel degelijk ten aanval getrokken op de slotklim en is de etappe als negende geëindigd, waarmee hij zijn tiende plek in het eindklassement heeft veiliggesteld. Nee, ditmaal heeft Suykerbuyk op een andere manier een sleutelrol gespeeld. Een die duidelijk zijn sporen nalaat als het gaat om wie zich de winnaar van de 44ste Vuelta mag noemen. Dat is de renner die naar zijn eigen woonplaats fietst in deze voorlaatste etappe, Pedro Delgado. De eindzege van de Spanjaard is echter bepaald niet zonder slag of stoot tot stand gekomen. En al helemaal niet zonder de welwillende hulp van enkele andere renners. Met name het rijden van Ivan Ivanov was opvallend, maar ook dat van Jean-Claude Bagot en… Luc Suykerbuyk.

Een slordige vierentwintig uur eerder, direct na de tijdrit naar Medina del Campo, was de opmaat naar de ultieme tweestrijd tussen Delgado en Parra begonnen. Tot zijn eigen verrassing had de Colombiaan in de race tegen de klok veel minder tijd verloren op zijn Spaanse opponent dan hij vooraf vreesde. De geringe achterstand van nog geen minuut biedt volop kansen in de laatste bergetappe voor de eindoverwinning te gaan. Een ambitie die Parra met grote graagte deelt met het journaille. Precies volgens het boekje stuurt de groen-witte Kelme-brigade de volgende dag een helper vooruit om zijn kopman in de finale bij te staan. Omar Hernández, de voormalig klassementsleider én vluchtmakker van Suykerbuyk op weg naar Ávila, mag ruim drie minuten pakken als de laatste scherprechter van de Vuelta van 1989, de Puerto de Navacerrada, nadert. Terwijl Delgado en Parra hun kruit droog houden en elkaar geen seconde uit het oog verliezen, besluit Suykerbuyk zijn laatste krachten aan te spreken en in gezelschap van enkele anderen op zoek te gaan naar de luitenant van Parra.

De achtervolgingspoging blijkt al snel een ‘chasse patate’. Met name omdat de Colombiaanse uitdager van Delgado op de eerste hellende meters van de slotklim een zwak moment bij zijn directe opponent meent te bespeuren en ervandoor knalt alsof hij zojuist uit een kanon is afgevuurd. In een moordend tempo dendert de ontketende Parra omhoog en passeert weldra Suykerbuyk en metgezel Óscar de Jesús Vargas alsof ze twee fietstoeristen zijn. Op de top van de Navacerrada bedraagt de voorsprong van Parra op de groep Delgado 58 seconden. De Colombiaan rijdt nu virtueel in het amarillo. Bovendien wachten in de afdaling ploeggenoot Hernández en de eveneens eerder ontsnapte Alberto Camargo. Die rijdt weliswaar voor een andere ploeg, maar is in ruil voor de ritzege van harte bereid zijn landgenoten te helpen en volle bak door te rijden. Delgado heeft een tiental, eerst dalende en vervolgens vlakke, kilometers tot Segovia om zijn Vuelta te redden. De Spanjaard valt terug op een beproefde methode, die hem al eerder de eindzege in de ronde bezorgde. Bondjes smeden.

De Vuelta van 1985 had Delgado uitsluitend kunnen winnen door zijn goede contacten in het peloton. Het enige verschil met destijds is dat hij toen de uitdager was, die Robert Millar uit de leiderstrui moest zien te rijden. Vier jaar later verdedigt Delgado het amarillo juist en moet hij de aanval van Parra onschadelijk zien te maken. In beide gevallen weet de Spanjaard binnen de kortste keren een minilegertje van trouwe krijgers voor zich te winnen om de kolen uit het vuur te halen. In 1985 waren het voornamelijk Spanjaarden die in de voorlaatste etappe, uitgerekend ook weer naar Delgado’s woonplaats Segovia, de hulpeloze Millar in de tang namen toen Delgado was ontsnapt, waardoor ‘Perico’ met speels gemak zijn voorsprong kon uitbouwen tot die groot genoeg was om Millar voorbij te steken in het klassement en de Vuelta te winnen. De helpers die Delgado vier jaar later van dienst zijn om de voorsprong van Parra op weg naar Segovia in de hand te houden, zijn van een meer divers pluimage.

Om te beginnen is er de Sovjet-Rus Ivan Ivanov. De neoprof is één van de revelaties binnen de veelbelovende Alfa Lum-ploeg. Het van oorsprong Italiaanse team is in 1989 overgestapt op een nieuwe formule en heeft uitsluitend renners uit de Sovjet-Unie in dienst. Zij mogen dat jaar voor het eerst als profs de weg op. Het is een voorschot op het vallen van de Berlijnse Muur in november van het jaar en het einde van het Sovjetregime. Dat bepaalde dat sporters jarenlang uitsluitend als staatsamateur aan wedstrijden konden deelnemen en geen prof mochten worden. Ivanov heeft al een etappe gewonnen in de Vuelta en staat zesde in het algemeen klassement, maar wijdt zich op de Navacerrada buitengewoon voorbeeldig aan het inperken van Parra’s voorsprong. In de afzink en in de vlakke slotkilometers naar Segovia zijn het vervolgens met name Bagot en Suykerbuyk die de longen uit hun lijf rijden en op die manier Delgado in het amarillo houden. Waarom? Misschien wilden ze die dag vroeg naar bed?

In de microfoons van de nieuwsgierige en vol vraagtekens zittende journalisten zal Luc Suykerbuyk na de etappe verklaren dat zijn benen goed voelden en dat hij, ondanks dat hij het tempo van Parra bergop geen tien tellen had kunnen volgen, wel degelijk nog kansen zag op de dagzege. Vandaar dat hij zo hard op kop had gesleurd in achtervolging op de Colombiaan. Dat vooral Delgado daar profijt van heeft is slechts een bijwerking in de optiek van de Brabander. Feit is dat Parra uiteindelijk niet meer dan 22 seconden van zijn achterstand van 57 tellen op Delgado goedmaakt en zo dus naast de eindzege grijpt. Met dank aan de heren Bagot, Suykerbuyk en met name Ivanov. De Sovjet-Rus krijgt de volgende dag, pal voor de start van de slotetappe naar Madrid, een envelopje toegestopt van Delgado. In spionagefilms gebeurt zoiets doorgaans in schemerige parkeergarages en worden de acteurs eerst in lange regenjassen gehesen en gleufhoeden opgezet, maar de Spanjaard overhandigt het kleinood doodleuk in het openbaar en wordt daarbij op heterdaad betrapt door een Colombiaanse cameraploeg.

Als de in het peloton als vrij gierig te boek staande renner – oud-ploeggenoot Gert-Jan Theunisse beklaagt zich na de Tour van 1987 dat hij van zijn Spaanse kopman bij PDM geen extra beloning kreeg voor het vele knechtenwerk – gevraagd wordt naar de inhoud, blijft die stug volhouden dat de envelop slechts zijn huisadres bevatte. En absoluut geen beloning voor bewezen diensten! Blijkbaar had Ivanov te kennen gegeven het stulpje van de Spanjaard dolgraag eens te willen komen bewonderen… Delgado moet de hele slotrit naar Madrid voortdurend twee fietslengtes prijsgeven op de renner voor hem, zo lang is z’n neus na die merkwaardige uitleg. Het incident loopt verder met een sisser af.

Bavel, zondag 21 mei 1989 (2)

Twee uur en twintig minuten nadat hij de, op een zwem bijen rond een kleurrijke bloem lijkende, journalisten te woord heeft gestaan, is Luc Suykerbuyk opnieuw middelpunt van belangstelling. Na een Vuelta-etappe prijkt nu ook het criterium van Bavel op de erelijst van de renner uit Nispen. Dankzij zijn onverwachte ritzege en top 10-eindklassering in Spanje heeft de Vuelta-revelatie zijn startgeld in rondjes om de kerk bijna kunnen verdubbelen. Duizend gulden vangt hij voor twee uurtjes koers in Bavel. En een dag eerder ook al duizend in het eveneens Brabantse Wouw. Kassa! Delgado en Ivanov zoeken het maar uit met hun envelopjes. Luc Suykerbuyk is de koning te rijk. Vooral omdat het thuisfront de schotelantenne niet nodig heeft en gewoon langs de kant van de weg kan staan.

Epiloog, 1989-1992

Ondanks successen in kleinere Spaanse rittenkoersen, zal Luc Suykerbuyk zijn onverwachte Vuelta-succes nooit weten te prolongeren. Als Lotus-Zahor in 1990 verder gaat als Lotus-Festina blijft de Brabander nog drie jaar aan boord, maar zodra de ploeg de contouren begint te krijgen van het latere roemruchte Festina, met renners als Richard Virenque en Pascal Lino, moet Suykerbuyk op zoek naar een nieuwe werkgever. Die lijkt er in 1993 nog heel even te komen als José De Cauwer bezig is met het opzetten van een Belgisch-Colombiaanse (!) ploeg, waarvoor naast Suykerbuyk onder anderen Mathieu Hermans, Álvaro Mejía en Eddy Planckaert zouden moeten gaan uitkomen. Het project komt echter nooit van de grond. In het voorjaar van 1993 zet Luc Suykerbuyk op 29-jarige leeftijd een punt achter zijn profcarrière, die zich bijna in het geheel in Spanje afspeelde.

Vincent de Lijser