Het is nooit te laat voor een goede voorspelling, omdat voorpret nu eenmaal de leukste vorm van vermaak is.

Bijna jammer is het dat de Tour nu echt begonnen is, de zomer dus alweer bijna voorbij, om over het algehele verval en de teloorgang maar te zwijgen. En wie zich verheugt op de overwinning van Bradley Wiggins zal ook al teleurgesteld raken.

Fantasieloos waren de voorspellingen dit jaar, zoals te doen gebruikelijk. Geen enkele prognose hielp me de ideale outsider te vinden om eindelijk eens te scoren in een Tourtoto, of tot weet ik wat voor diepere inzichten te komen. Meer dan honderd tijdritkilometers, geen Andy Schleck of Contador, dús zal het gaan tussen Evans en Wiggins. Het heeft zich in onze hoofden genesteld, net als die andere bijna-zekerheid die straks een zomerhype zal blijken te zijn: dat de SP de verkiezingen gaat winnen. De maoïsten aan de macht en een alcoholzuchtige baanwielrenner die de Tour wint. En dan gaan we snel weer over naar het verhaal van Johnny, een jaar later.

Dat de autist Evans vorig jaar voor een gelijksoortige verrassing zorgde biedt geen garanties. Hij toonde aan dat je je momentum kunt missen, alsnog een herkansing krijgt en kunt spotten met wetmatigheden van de topsport. Twee zielloze kreten, wetmatigheden en dat momentum, een manier om simpele voorspellingen wat intelligenter te doen lijken. Toen Evans z’n slottijdrit tegen Carlos Sastre vier jaar terug op neurotische wijze verknalde was het gedaan met zijn favorietenstatus. Zo gaan die dingen. Net als die Luxemburgse CDA-jongere met z’n Buchenwald-looks: wéér een keer tweede worden is niet alleen gekmakend, het wordt iets onomkoombaars, waarbij het allesbepalende lot op enig moment zoiets heeft van: ja zeg, pleur op man. Evans brak met één wetmatigheid, het is onwaarschijnlijk dat hem dat twee keer lukt. Zeker iemand met zoveel zweet op het voorhoofd en met zo’n hoog stemmetje: hij zou de oudste Tourwinnaar worden sinds 1922, statistisch niet erg waarschijnlijk. Maar nog altijd logischer dan Wiggins die wint.

Na de proloog zullen de voorspellers haastig Dennis Mentsjov nog aan hun lijstje hebben toegevoegd.

Niet dat hij ooit een echte topfavoriet was, bovendien verprutste ook hij zijn ultieme kans in diezelfde, niet al te hoogstaande Tour van 2008. Grote kans trouwens dat het opnieuw zo’n soort ronde wordt: bij afwezigheid van Contador mag de chaos regeren. Een fijn vooruitzicht, dat wel.

Dit zou dus het momentum van Wiggins moeten zijn, het jaar waarin alles klopt en het moment erom vraagt. Hij is er zelf in gaan geloven en wij volgers ook. Nog niet te oud, niet te vaak tweede (nooit podium zelfs), en volgens eigen zeggen nooit beter in vorm. Renners met zoveel zelfbewustzijn hebben vaak iets te camoufleren, al wil ik dat nou niet aandragen als bewijsvoering voor mijn stelling. Idem: echte kampioenen horen uit te blinken in nietszeggende teksten over dat er nog van alles kan gebeuren, zelfs als de tegenstand de eeuwige jachtvelden al is opgereden. Ik misgun het hem niet hoor. Wiggins is een leuke vent, niet zo klinisch, rock ’n roll zelfs. Mooi jongensboek dat een even verrassend als logisch slothoofdstuk zou kunnen beleven in de vorm van die Tourzege. Wat is makkelijker dan meeliften met die zomerse roes van romantiek, ook een vorm van voorpret eigenlijk.

Argumenten voor of tegen een favorietenstatus raken snel verstrengeld met persoonlijke voorkeuren, niveau kroeggesprek, waarbij de wetten van de logica het moeten ontgelden. Terwijl die toch echt luiden: Wiggins kán de Tour helemaal niet winnen. Niet alleen omdat niemand tegenwoordig de Tour nog even meepakt na Parijs-Nice, Romandië en de Dauphiné. Met piekmomenten strooi je niet als ware het pepernoten. Niet alleen ook omdat er tussen al die tijdritten ook nog wat bergen blijken te liggen. Welnee, het is veel eenvoudiger nog:

1. Iemand die de Tour wint heeft al eerder laten zien over die mogelijkheid te beschikken… in de Tour. Wiggins werd vierde in de nauwelijks selectieve Tour van 2009, faalde het jaar erop hopeloos nadat hem was wijsgemaakt dat hij nu het podium zou halen. Na zijn vroege val vorig jaar kon hij al zijn pijlen richten op de Vuelta, om ook daar opzichtig door te mand te vallen zodra er een echte berg opdoemde. Bovendien bleek hij niet over de – voor een Tourwinnaar noodzakelijke – grootheid te beschikken om zijn ploegmaat Chris Froome aan de zege te helpen, zodat er een Spanjaard won die we allang weer vergeten zijn.

2. Diezelfde Froome lijkt de enige in de Sky-sterrenformatie die Wiggins kan helpen in het hooggebergte. Al is zijn vormpeil dubieus nadat hij maandenlang uitgeschakeld was door een infectie. De rest van de ploeg laat zich al maandenlang over de kling jagen om leiderstruitjes voor Bradley te verdedigen en vooral om zich uit te putten voor sprinter Cavendish. Een ploeg die op twee paarden wedt kan in het hedendaagse wielrennen de Tour niet winnen, zeker niet als ze zich niet – inclusief kopman – maandenlang hebben kunnen afzonderen voor dat ene heilige doel.

3. Ook Wiggins weet het niet helemaal: Olympisch tijdrit-goud, de Tour, of allebei? Of nee, een handvol kleinere rittenkoersen winnen in de rest van het seizoen. Daar weet hij tenminste zeker dat er reële winstkansen zijn.

4. Spot nooit met de kracht van de statistieken: eerdere verrassende vierde plek-rijders beleefden in de jaren erna een vrije val: Mottet, Jalabert, Botero, Vande Velde, moet ik doorgaan?

5. Vooruit dan, nogmaals: een Tourwinnaar máák je niet. Armstrong is die ene uitzondering, die ons nog jarenlang opzadelt met de vraag wat er bij dat maak-proces allemaal in gestopt is. Uitstraling alleen is niet genoeg: die ontbeerde Evans ook, maar niemand twijfelde over zijn talent. Een baanwielrenner die zich ineens omschoolt tot een meer dan behoorlijke klassementsrenner beschikt natuurlijk ook over bijzondere aanleg, maar je mag het ene talent niet met het andere vergelijken. Als Gesink dé revelatie van deze Tour wordt met een keurig bevochten podiumplek dan bevestigt hij daarmee zijn bijzondere talent. Maar niét dat hij ook automatisch een Tourwinnaar is.

Om mijn pleidooi te vervolmaken zou ik natuurlijk op z’n minst moeten melden wie de Tour dan wél wint, wie niet minstens over evenveel minpunten beschikt.

Ik zal er eens goed voor gaan zitten.

 

Mark de Bruijn