39×23 is een reeksje over de bekende Pyreneeëncols. Gewoon, om de winter door te komen. Van de hand van een Belgische zwemmer die ze sinds maart 2011 in zijn achtertuin heeft liggen, die Pyreneeën, en ze stuk voor stuk beklommen heeft, als fietsgids, in het gezelschap van betere en mindere renners, met terreinkennis als belangrijkste wapen.

Toen ik laatst op de parking van Hautacam (1520 meter) arriveerde – de traditionele ritaankomst ligt immers niet op de top maar anderhalve kilometer lager, op een grote asfaltvlakte – zag ik dat op het witte reclamedoek van Le Tour de France de naam van Leonardo Piepoli doorstreept was met een dunne zwarte viltstift.

Hoe onmetelijk slap, dacht ik. Piepoli doorstrepen en de rest laten staan? Leblanc, Otxoa? Riis? Bjarne Riis hebben we allemaal zien winnen op Hautacam in zijn onverdiende geel. De kale slungel stampte een monsterverzet dat wij in de afdaling van de Berendries nauwelijks rondkrijgen.

Vuile kletskoppen

Het is die actie van Riis die mij deed beslissen dat Hautacam vast geen zware klim is. Doe je er nog even bij, als je van Aubisque of Tourmalet richting Lourdes vliegt. Lekker malen. Valt dat even gruwelijk tegen. Hautacam is immers zo’n prachtige, onregelmatige klim van dertien kilometer waarin je zelden lekker op de fiets zit en nauwelijks een egaal tempo vindt. Na het uitrijden van Artalens, het tweede dorp op de klim, volgen drie killerkilometers aan negen à tien procent die het licht in je dwaze kop uitdoen.

De stijgingsgraad van de klim zegt dan nog niets over de manier waarop de hoogtemeters worden overwonnen. Op het kilometerbordje zie je dat de volgende 1000 meter aan acht procent gaan, maar eerst gaat het honderd meter licht bergaf. Dan weet je, daar volgt de muur. Je schakelt niet buitenblad. Je bolt, wacht af, hoopt op een zachtmoedige geest die de benen moed inblaast. En je stelt vast: Riis, dat waren andere tijden, andere benen en andere middelen.

Je kan het draaien of keren hoe je wil: mooie namen zijn het niet, daar op de top van Hautacam. Twee keer heb ik zitten vloeken naar mijn scherm. De eerste keer toen Riis won – “Vuile gedopeerde kletskop.” Tegen beter weten in was ik immers een Indurain-mannetje. Op Hautacam ging Riis niet alleen de minzame Spanjaard vernederen, hij lapte de rest van het peloton er ook bij in een kat-en-muisspelletje. Afzakken, kijken, demarreren, terugzakken, wegrijden.

De tweede keer vloekte ik toen Piepoli won, in die vieze, vuile Tour van 2008 waar ook Riccò aanvankelijk het mooie weer maakte – “Vuile gedopeerde kletskop!” Tja. Die verdachtmakingen rond Riis en de volledige ploeg Saunier Duval van Riccò en Piepoli waren altijd toch al gemeengoed in het peloton? Doping. Daar lees je nu eens nooit iets over. Het bestààt nochtans! Zou iemand dringend eens over moeten schrijven, over doping in het wielrennen. Maar  niet ik en niet hier.

Broertjes foto

Hautacam vraagt om een ander verhaal, een broederverhaal. Er loopt immers een merkwaardige parallel tussen die andere twee winnaars op Hautacam: Luc Leblanc en Javier Otxoa. Twee jongens die ergens onderwege uit Gods gratie gevallen zijn, maar door een engelbewaarder toch behoed zijn voor het ergste. Of net niet, daarover valt onmogelijk te oordelen als buitenstaander.

In juni 1978 worden de elfjarige Luc Leblanc en zijn achtjarige broertje Gilles van hun fietsjes gemaaid door een dronken chauffeur. Gilles sterft na overbrenging naar het ziekenhuis, waar Luc de volgende zes maanden zal doorbrengen. Het kleine mannetje is gebroken en zal lichamelijk nooit meer de oude worden. En toch gaat hij fietsen. Koersen! Eerst op aanraden van de dokters, ter revalidatie, dan onder de hoede van Raymond Poulidor, die van hem een coureur maakt.

Steeds draagt de talentvolle maar geplaagde Leblanc een foto bij zich, van zijn jongere broertje, een ruggensteuntje dat hij nodig heeft om te koersen, naast een resem artikelen uit een al dan niet plaatselijke apotheek. Hij kust het fotootje vooral in 1994, zijn boerenjaar. Tijdens de Tour duikt hij als eerste op uit de mist op Hautacam, voor Indurain en het jonge Italiaanse klimmertje Pantani, die het kopmanschap van de Carrera-jeansploeg stilaan overneemt van de oude krijger Chiappucci. Leblanc zal het jaar afsluiten als wereldkampioen.

Kinderdromen

Zes jaar later is het de Bask Javier Otxoa van de Kelme-ploeg die zich als eerste uit de nevelen trekt op de laatste, minder steile stukken van Hautacam. Hij houdt een ontketende Lance Armstrong af na een lange, uitgeregende vlucht over Marie Blanque, Aubisque en Soulor. Het is de grootste overwinning uit zijn carrière. Een half jaar later, tijdens een wintertraining, worden de tweelingbroers Javier en Ricardo Otxoa van de weg gereden.

Ricardo sterft ter plaatse, Javier begint een lange en moeizame strijd voor zijn leven. Niets. Dat is zo ongeveer wat Otxoa nog kan wanneer hij in de zomer van 2001 uit het hospitaal wordt ontslagen. Lance Armstrong legt de laatste hand aan zijn voorbereidingen voor een derde Tourwinst. Javier Otxoa durft van de fiets niet meer dromen, hoewel hij lichamelijk en geestelijk opnieuw in de kindertijd geworpen is, en kinderen dromers bij uitstek zijn. Zijn spraak is moeizaam, zijn redeneervermogen aangetast. Hij zit in een rolstoel, de kans is klein dat hij ooit nog zal lopen. Laat staan fietsen.

Maar toch. Opnieuw fietsen, dat is zijn droom. Zijn plan zelfs, dat hij negen maanden na zijn ongeval ontvouwt tijdens een persconferentie. In het profpeloton als dat kan, in competities voor andersvaliden als het moet. En zo staat hij aan de start, zij het symbolisch, van de afscheidswedstrijd van die andere Spanjaard Abraham Olano, minder dan twee jaar na het ongeval. Het peloton escorteert Otxoa op het circuit van Valencia. Het is ook zijn afscheid van het profpeloton en zijn intrede in de topsport voor andersvaliden. Zijn pijlen zijn gericht op het goud in Athene. Otxoa schiet raak. Javier Otxoa wordt Paralympisch kampioen op de weg, vier jaar later wint hij de tijdrit.

Ik denk wel eens aan hen, mijn eigen twee broers, wanneer ik me weer eens zwoegend richting Hautacam ploeg. Fietsen doen zij niet, zeker niet op deze lastige beklimmingen. Het vraagt weerbaarheid om hier te komen fietsen, op een plaats waar een winnaar nooit een winnaar bleek te zijn.

Herman Loos
Laatste berichten van Herman Loos (alles zien)