Dit is deel 3 in een serie van 3. Lees eerst deel 1 en deel 2

Fabiano Fontanelli tekende de volgende dag gewoon het presentieformulier, en sprintte een paar uur later in Boulogne-sur-Mer naar de negende plaats achter winnaar Jean-Paul van Poppel (!), die bij zijn negende en laatste Tourzege onder meer Ludwig en Abdoesjaparov versloeg. Het was voor het eerst in het bestaan van de Tour dat een renner in de bolletjestrui een massasprint won. Fontanelli stapte vijf etappes later alsnog af, samen met zijn landgenoot Fabio Casartelli, die een jaar later in de Tour het leven zou laten. Johan Capiot, die als eerste van de slachtoffers van de valpartij over de finish was gewandeld, hield het nog wat langer vol. Hij zette zijn fiets pas in de vijftiende etappe aan de kant.

Dit boek winnen? Stuur een mail naar info@hetiskoers.nl en leg uit waarom jij dit boek zo graag wil winnen!

Dit boek winnen? Deel dit verhaal dan op Facebook of Twitter. We mogen drie dagen lang een exemplaar van dit boek verloten onder alle ‘delers’!

Wie Laurent Jalabert op de weg zag zitten, wist zeker dat de Fransman in ieder geval de eerste weken niet op het zadel zou kruipen. Terwijl hij naast Fontanelli zat, stroomde er steeds meer bloed langs zijn slaap en zijn wang naar beneden. Zijn roze shirt kleurde snel rood. Vanuit zijn neus liep er bloed in zijn wijd openstaande mond. Toen hij even later een hand tegen zijn wang hield om het bloed tegen te houden, had het tafereel veel weg van het schilderij De Schreeuw van Edvard Munch.

Later zou Jalabert vertellen dat hij vier minuten van die namiddag kwijt was. Op het moment dat hij zichzelf op het asfalt zag zitten, als een kind dat voor het eerst van zijn step is gevallen, had hij een hand voor zijn gezicht geslagen. Hij besefte ineens dat zijn vrouw Sylvie, in verwachting van hun tweede kind, thuis voor de buis zat te kijken. Hij wilde het bloed voor haar verbergen. Terwijl hij daar zat en de pijn in zijn gezicht steeds heviger werd, hoorde hij applaus en gejuich: op slechts tientallen meters afstand was de cérémonie protocollaire al begonnen. Jalabert noemde dat later de grootste nachtmerrie. Het was maar goed dat hij niet kon zien hoe de burgemeester van Armentières glunderend naast Abdoesjaparov stond.

Even verderop was Wilfried Nelissen door artsen inmiddels op zijn rug gedraaid. Hij had gezelschap van Marc Sergeant en zijn hoofd werd ondersteund door soigneur Ton van Engelen, de oud-keeper van Feyenoord en PSV. Nelissen keek door piepkleine oogjes daas en angstig de wereld in. Hij had geen idee waar hij was, leek niemand te herkennen. Zijn armen, benen en hoofd waren zwart van het asfalt. Hij hield zijn armen gekruist over zijn borst. Af en toe voelde hij met een hand aan zijn voorhoofd, daar had hij blijkbaar de meeste pijn.

Voor Gontchenkov, Jalabert en Nelissen eindigde de Ronde van Frankrijk 1994 in Armentières. De Oekraïner had slechts een gebroken pols en kon het ziekenhuis in Lille al snel verlaten. Jalabert en Nelissen moesten blijven. Jalabert had een gebroken oogkas, een gebroken kaak, een rits gehalveerde voortanden en een kapot sleutelbeen. Hij bracht vier uur door in de operatiekamer, waar ze onder meer zijn mond dichtnaaiden. Hij moest een tijd kunstmatig gevoed worden.

Niemand gaf meer een cent voor zijn carrière, ook de artsen niet. De ONCE-renner ging met hen een weddenschap aan: voor het einde van het seizoen zou hij weer een wedstrijd winnen. Twee weken na de crash, toen Miguel Indurain zijn naaste belagers al op acht minuten had gereden, mocht Jalabert naar huis. Hij had vier kilo aan spieren verloren. Een week later kroop Jalabert weer op de fiets voor een tochtje van 25 kilometer. Hij kwam total loss thuis, maar won op 12 september de vierde etappe van de Ronde van Catalonië.

‘Stil maar jongen,’ zei Peter Post in het ziekenhuis tegen Wilfried Nelissen, die net had gevraagd of hij gewonnen had en meteen daarna zei dat hij de volgende dag ‘zeker en vast’ weer van start zou gaan. De ploegleider was allang blij dat zijn sprinter buiten levensgevaar en bij kennis was. Nelissen had een zware hersenschudding en moest dagenlang plat blijven liggen in een donkere kamer. ‘Morgen zien we wel weer verder,’ zei Post en trok de deur van de ziekenhuiskamer zacht achter zich dicht.

Een paar kamers verderop lag Christophe Gendron. Zijn rechterbeen was op twee plaatsen gebroken. Hij had nog heel even overeind gestaan bij de dranghekken, maar moest toen snel gaan zitten. Hij klaagde ook over pijn in borst, maag en rug, maar er was intern niks kapot, Gendron was gewoon beurs gebeukt door Nelissen en Gontchenkov. De politieman liet zich niet zien bij het bed van Nelissen en Jalabert, en verliet na drie dagen het ziekenhuis door de achterdeur. Pogingen om hem te spreken te krijgen, strandden bij de poort van de kazerne, en als er telefonisch contact was, durfde hij weinig te zeggen. De dag erna nam hij een ander telefoonnummer. Gendron was doodsbang voor claims van ONCE en de ploeg-Post, zeker ook omdat Tourdirecteur Jean-Marie Leblanc aangaf dat de gendarme verkeerd en te ver op de weg had gestaan.

Niet alleen voor Wilfried Nelissen, ook voor Histor/Novemail was de Tour al voorbij voordat hij goed en wel begonnen was. Charly Mottet, die zesentwintigste in het eindklassement werd, eindigde nog als vijfde in de tijdrit. Dichterbij dagsuccessen kwamen de mannen van Post niet. Cornillet brak twee dagen na Armentières zijn sleutelbeen in de ploegentijdrit, Jonker en Sergeant stapten af en de rest trapte tot in Parijs kleurloos mee in de middenmoot. Slechts vier van de 21 ploegen presteerden nog slechter. Sponsor Histor lichtte de optie op een derde jaar niet en gesprekken met andere geldschieters liepen al snel dood. Peter Post gooide op 3 oktober de handdoek in de ring: de jongens mochten op zoek naar een andere ploeg, hij kapte ermee, definitief.

Aan Wilfried Nelissen had het wederom niet gelegen. De bikkelharde Belg werd al snel ontslagen uit het ziekenhuis, hij won binnen vier weken een criterium in Sint-Truiden en niet veel later de Grand Prix d’Isbergues in Frankrijk. Schrik voor massaspurts had Nelissen in het geheel niet. Hij had met zijn vrouw een paar keer naar de beroemde crash op videoband gekeken, maar het besef dat hij het was die daar met zeventig kilometer per uur op die politieagent knalde, drong nooit door. De valpartij in Armentières was een zwarte vlek.

De Belgische Limburger vond snel een nieuwe ploeg (Lotto) en kopieerde in 1995 zijn laatste jaar bij Post. Hij won weer veel in het voorjaar, werd opnieuw Belgisch kampioen en moest ook nu als kopman de Tour in de eerste week verlaten. In de vierde etappe kwakte Nelissen samen met Jalabert (!) bij een rotonde in aankomstplaats Le Havre op de stenen. Nelissen moest opgeven, geletruidrager Jalabert kon weer opstappen.

 

Vanaf dat moment liepen de carrières van Jalabert en Nelissen steeds verder uit elkaar. De horizon van de Fransman kreeg een gouden randje, die van Nelissen werd inktzwart.

De mooiste jaren van Wilfried Nelissen moesten nog komen, toen hij een jaar later al in de eerste kilometers van Gent-Wevelgem tegen een houten verkeerspaaltje reed. Nu voelde en zag de sprinter wel meteen dat het goed mis was. Het bloed spoot uit zijn rechterbeen. Onderweg naar het ziekenhuis in Gent verdwaalde de chauffeur, en Nelissen verloor veel bloed. Hij balanceerde op het randje van de dood. Er was een operatie van zes uur nodig om de schade aan zijn lijf enigszins te herstellen. Met een dijbeenfractuur, een dubbele open scheenbeenbreuk, een verbrijzelde knie en een kapotte heup was de Belg er veel slechter aan toe dan na de val in Armentières. Zijn overgang naar Rabobank, waar hij voor drie jaar zou tekenen, ging niet door. Een kleine Belgische ploeg gaf hem de kans terug te komen, maar dat werd een martelgang met een rits knieoperaties. Wilfried Nelissen was pas 28 jaar toen hij in juni 1998 definitief afstapte. Hij was mentaal, fysiek en financieel gesloopt. De stoere Nelissen huilde die dag.

Laurent Jalabert moest zijn vrouw Sylvie na de crash in Armentières beloven zich nooit meer in massasprints te begeven. Hij bleef nog wel rapper dan het gros van het peloton, vooral na zware ritten, maar Jalabert werd een complete renner. De basis daarvoor legde hij in de winter na Armentières. Hij was nooit zo’n trainingsbeest geweest, maar om terug te komen moest hij nu wel. Jalabert hardde zichzelf door 13.000 kilometer te fietsen en reed een topseizoen.

Op zaterdag 18 maart 1995 hadden de wielervolgers hun ogen op steeltjes. De manier waarop Laurent Jalabert de splijtende demarrage van Maurizio Fondriest op de Poggio beantwoordde, was indrukwekkend. Jalabert won niet alleen Milaan- Sanremo, maar hij werd ook vierde in de Tour en won in de Vuelta zes etappes, het punten-, het berg- en het algemeen klassement. In de tweede helft van de jaren negentig zegevierde hij ook in de Ronde van Lombardije en driemaal in Parijs-Nice. Aan het einde van zijn carrière won Jalabert ook nog tweemaal de bolletjestrui in de Ronde van Frankrijk.

Na de kost te hebben verdiend als vertegenwoordiger in vrachtwagens en als ploegleider, heeft Wilfried Nelissen nu een eigen koeriersdienst. Af en toe, als hij een pakje uit de auto pakt, voelt hij zijn rug. Door de klap op het asfalt in Armentières bleken er toch discussen tussen de wervels verschoven. Het is er de laatste jaren niet beter op geworden. Hij had in juli 1994 niet zo snel weer op de fiets moeten stappen, zegt hij nu.

En Christophe Gendron? Die laat zich nog steeds niet interviewen. De foto die hij, naar men zegt, vlak voor de botsing toch nog heeft geschoten, heeft niemand buiten zijn vertrouwelingen ooit gezien. Vergeten zal Gendron die dag nooit. Daar zorgen zijn dorpsgenoten wel voor. Op straat hoort hij naar verluidt nog regelmatig: ‘Salut, Brigadier Kodak.’

Dit verhaal is afkomstig uit het boek Brigadier Kodak neemt een foto van Wiep Idzenga. Bestel dit boek bij bol.com!

Wiep Idzenga
Laatste berichten van Wiep Idzenga (alles zien)