Iñigo Cuesta

Iñigo Cuesta

Iñigo Cuesta. Vorig jaar reed hij zijn zeventiende Ronde van Spanje. Een absoluut record, waarvoor de organisatie hem met rugnummer één beloonde. Aan mij zijn al die Vueltadeelnames min of meer voorbij gegaan, maar toch staat de Castiliaan in mijn geheugen gegrift. Vrijdag 10 april 1998: de slottijdrit van de Ronde van Baskenland. In een bloedstollend duel weet Cuesta Laurent Jalabert drie seconden voor te blijven in het algemeen klassement.

Het wielervirus had bij mij voor het eerst toegeslagen in de Tour van 1997. Maar niets bleef mij als eerstejaars wielerfanaat zo bij als die tijdrit in Baskenland. Ongetwijfeld kwam dit door het verhaal van de etappe. Cuesta, vijfdejaars prof, had nog nooit een koers gewonnen. Ook in de etappe waarin hij de leiderstrui pakte, werd hij in de sprint geklopt door medevluchter Pascal Hervé. Maar die reed dan ook bij Festina.

In deze laatste tijdrit had Cuesta echter de kans van zijn leven om een grote overwinning te boeken. Maar hiervoor moest hij zich wel zijn ploegmaat Laurent Jalabert van het lijf houden. De Fransman, die al bijna honderd koersen had gewonnen, was zo ongeveer dé renner van het moment en regerend wereldkampioen tijdrijden. Het overbruggen van de 51 seconden moest voor hem op dit lastige parkoers van 25 kilometer een koud kunstje zijn.

De grote kopman versus de bescheiden knecht, dat was het verhaal waar ik in gezogen werd. Ook de uitzinnige Basken, die streekrenners een heuvel opschreeuwden in een kolkende mensenhaag die zich als een ritssluiting vlak voor de renners opende, en de keurige prestatie van Michael Boogerd deden hun werk. Maar wat deze etappe echt onvergetelijk maakte, was een nieuw foefje: GPS, het Global Positioning System.

Het systeem, dat de afstand tussen twee renners constant in beeld bracht, maakte deze dag zijn intrede in de wielrennerij en de commentator raakte er niet over uitgepraat. Om de zoveel tijd legde hij uit hoe het werkt. Over hoe bij zowel Jalabert als bij Cuesta een motor reed, hoe de positie van beide motors werd vastgesteld door satellieten, en hoe het voor dit stuk niet nodig is om verder in de technische details te duiken.

Voortdurend bracht het systeem de afstand tussen de beide renners in het virtueel klassement in beeld. En het spande erom. Nu eens had Jalabert een voorsprong van een seconde of drie, dan weer vocht Cuesta zich terug. Spannend tot de laatste meter. Zelfs spannender dan ik me herinner, want in mijn herinnering had Cuesta wel vier seconden voorsprong, in plaats van de luttele drie tellen die bij de research voor dit artikel aan het licht kwamen.

Als er niet veel meer op het spel had gestaan in de zomer van 1989, zou je kunnen zeggen dat zelfs LeMond en Fignon qua spanning nog een puntje konden zuigen aan deze slottijdrit. Of Jan Janssen en Herman Van Springel in 1968. Achteraf is de spanning die toen tot het allerlaatste moment heerste, overdreven. Janssen begon aan zijn laatste ronde in het Parc des Princes. “Een ronde die misschien beslist of hij al of niet de Tour wint”, meende Fred Racké. Ook toen Van Springel de baan op reed, verkeerden de commentator en Janssen nog in volslagen onzekerheid.

“1:21:3, 1:21:3, JA! Ja, zo door.. Nee! Ja, Jan Janssen heeft de Tour gewonnen!” Voor een tot op de streep spannende Tour verrassend ruim zelfs: Van Springel kwam 38 seconden tekort. Maar onderweg waren de kijkers en de renners afhankelijk van stopwatchmetingen, die al of niet bewust verkeerd werden doorgegeven door Radio Tour. Van Springel wist dan ook pas nadat hij over de streep kwam dat hij verloren had.

Hoe zou dit duel er met GPS hebben uitgezien? Al kilometers voor zijn binnenkomst was duidelijk geweest dat Van Springel had verloren. Zoals in de slottijdrit van de Vuelta van 2001, die in het collectief geheugen vooral voortleeft als de achtste van Cuesta.  Het jonge talent Oscar Sevilla verdedigde een voorsprong van zestien seconden op Angel Casero, de betere tijdrijder. De GPS toonde al snel dat het laatste amarillo aan Sevilla voorbij ging. Ik zie nog de beelden waarop Sevilla wanhopig gebaart dat hij het tijdverschil niet meer wil weten.

Zo zouden we ook in de Tour van 1968 het treurige beeld hebben gehad van een renner die weet dat hij verloren heeft, maar toch, in een steeds minder soepele tred, doorzwoegt tot de streep. Ook zulke dramatiek heeft schoonheid, maar of het mooier is dan pure spanning? GPS is ideaal voor als het echt tot in de laatste meters spannend is, zoals tussen LeMond en Fignon, maar in 1968 zou het de spanning voortijdig afgekapt hebben.

Van Fausto Coppi gaat het verhaal dat hij een tijdrit reed waarbij halverwege een plensbui uitbrak. Toen hem na de finish gevraagd werd of hij geen last had van de regen, zei hij dat hij daar niets van gemerkt had. Ook toen Cuesta zijn leiderstrui verdedigde zou het noodweer zijn geweest. Ik herinner me slechts de tijdwaarneming, het verschil in het virtueel klassement dat constant in beeld was.

Jan Schipper