En dan, na Péronne, draait de Tour het terrein op dat centraal staat in deze etappe. Het gekronkel, sluipdoor en kruipdoor heeft weinig te maken met het maken van een zo aantrekkelijk mogelijke koers. ASO heeft deze rit overduidelijk gekozen als eerbetoon (zonder waaiers is deze rit gedoemd tot massasprint) en dus zijn al die rare koerswijzigingen een eerbetoon en mag u shots uit de helikopter verwachten. De Tour doorsnijdt dit landschap slechts om u dingen te laten zien over WO1. En die beelden zijn talrijk. Ik hoop te kunnen voorspellen wat u in beeld gaat krijgen.

De etappe voert nu naar het slagveld van de Slag aan de Somme van 1916 (en daarmee ook naar het slagveld van de Kaiserslacht of Operation Michael van voorjaar 1918)

Slag aan de Somme, 1 juli 1916 – 18 november 1916

Een paar dingen vooraf. Engeland, de Britten, stortten zich in WO1 uit machtspolitiek maar ook uit principe. Na Waterloo was de neutraliteit van België door de Europese grootmachten gewaarborgd. De Duitse inval in 1914 in ‘poor little Belgium’ leidde dan ook tot een oorlogsverklaring aan Duitsland. De Britten kenden slechts een beroepsleger, de British Expeditionary Force. Dit leger, 100.000 man, werd als een speer het kanaal over gezet om de Belgen en de Fransen te hulp te komen. De BEF loste zijn eerste schot in 1914 in Mons om daarna, zoals ook de Fransen, tot bijna aan Parijs teruggeworpen te worden. De eerste Slag aan de Marne keerde de Duitsers op 75 kilometer van Parijs, de Duitsers werden zelfs teruggedreven maar zij kozen op hun terugtocht over het hele front steeds de meest strategische posities. De legers begonnen de Race naar de zee om de Noordzeehavens in bezit te krijgen. Dat mondde uit in een patstelling en de loopgravenoorlog; de legers groeven zich in. De loopgraafoorlog ontstond over 850 km tussen Nieuwpoort en het Vlaamse strand tot aan de Frans-Zwitserse grens bij Basel. Een status quo, dus ook hier aan de Somme.

somme

De BEF had zeer grote verliezen geleden. In augustus 1914 hadden talloze Britten zich al als vrijwilliger aangemeld maar de oproep van Lord Kitchener, minister van defensie, zorgde pas echt voor een stormloop van de Britten op de aanmeldkantoren. Van al deze vrijwilligers moesten dus soldaten gemaakt worden. Om het aantal te verleiden vrijwilligers te vergroten, werden de zogenaamde Palsbatallions opgericht; Kitchener maakte het mogelijk om met vrienden, kroeggenoten, buurten, mijnen, voetbalclubs, wielerclubs, bedrijven etc. gezamenlijk dienst te nemen. Zo meldden de leden van de Anfield Bicycle Club zich en masse.

Het duurde tijden om van dergelijke welwillende vrijwilligers een leger te maken. Eerst marcheerden ze in hun eigen kloffie met houten geweren in Engeland in het rond. De officieren van het beroepsleger zagen het met lede ogen aan; dit zou helemaal niks worden. Maar de Britten hadden geen andere keuze. En zo stonden in juni 1916 100.000den Britse mannen klaar om voor het eerst in de strijd te worden geworpen.

De Fransen kenden wel dienstplicht. Op 1 augustus 1914 volgde algehele mobilisatie. De Fransen aan dit deel van het front waren voor het overgrote deel getrainde soldaten die door het roulatiesysteem van het Franse leger ook al gevechtservaring hadden opgedaan. Omdat de Fransen vanaf februari 1916 zwaar te lijden hadden onder het Duitse offensief bij Verdun vroeg Maarschalk Joffre de Britse bondgenoot om een afleiden offensief aan de Somme om zo Duitse kracht bij Verdun weg te trekken. Omdat de Britse troepen zo onervaren waren, bedacht men een simpel aanvalsplan. Voorafgaand aan het offensief zouden de kanonnen een week lang nonstop de Duitse linies bestoken. Nooit eerder was een dergelijk hevig bombardement gebruikt. De Duitsers zouden simpelweg dood of verdoofd zijn. Opperbevelhebber Haig beloofde ‘a walk in the park’. Daarnaast hadden Britse mijnbouwers een aantal tunnels onder de Duitse stellingen gegraven. Op het uur 0 zouden deze mijnen de lucht in vliegen en de Duitse stellingen verwoesten. Daarna zou Kitcheners Army als 1 man ‘over the top’ gaan en rustig richting de vernielde Duitse loopgraven wandelen. Hardlopen kon ook niet omdat de mannen zwaar bepakt waren met spullen die ze mee moesten zeulen om de in te nemen Duitse linies te versterken.

De Duitsers hadden vanaf het najaar 1914 de tijd gehad om hun stellingen te verdedigen en dat hadden ze zeer grondig gedaan. De bodem leent zich hier uitstekend voor het bouwen van metersdiepe schuilplaatsen. Bovengronds hadden ze indrukwekkende betonnen verdedigingsschansen gemaakt en voor hun linies metersbrede velden van prikkeldraad. Toen het Frans-Britse bombardement van ruim 1400 stuks geschut op 24 juni 1916 startte, zaten de Duitsers dus diep onder de grond. Het bombardement was hels, oorverdovend, gekmakend, deed het bloed hen uit de oren vloeien maar doodde hen dus niet

1 juli 1916, 07:28 uur. 17 mijnen onder de Duitse stellingen vliegen de lucht in. Het bombardement, dat het laatste uur de intensiteit van trommelvuur had bereikt, stopt. Twee minuten later klimmen 150.000 Geallieerde soldaten voor hun ‘Big Push’ uit hun loopgraven. De Britten steken in rustige pas het Niemandsland over. Op hun rug hebben ze een blikken driehoek zodat de bevelhebbers met de verrekijker de vorderingen in de gaten kunnen houden. De instructies luidden optrekken in rijen, in wandelpas, door de vernielde prikkeldraadvelden heen, over de vernielde eerste Duitse linie door naar het achterland. Een van de Pals Battalions kreeg twee voetballen mee; wie het eerste de bal in de Duitse loopgraaf zou schieten, was winnaar van de dag.

En toen ging aan de 30 kilometer van het Britse front bijna alles mis. De Duitsers bleken de week granaten toch doorstaan te hebben en bevolkten na het stilvallen van het bombardement snel hun linies met hun machinegeweren. Het prikkeldraad bleek door gebruik van de foute soort granaten verre van opgeruimd. De Britten, die zwaarbepakt soms wel een kilometer Niemandsland moesten oversteken, waren een onwaarschijnlijk doelwit voor de Duitsers. De Pals werden als konijnen afgeknald in dit kale landschap dat nergens enige bescherming in het Niemandsland bood. Omdat niemand terugkwam, interpreteerden de Britse bevelhebbers dat de aanval zeer succesvol was en wierpen ook de tweede en de derde aanvalsgolf in de strijd. Bijna overal werden de Pals neergemaaid en daar waar kleine successen werden behaald, bleek het door het uitblijven van versterkingen vaak onmogelijk het veroverde terrein vast te houden. De Britse verliezen aan het eind van de eerste dag, 1 juli 1916, bedroegen 58.000 man; nog steeds de meest kostbare dag in het Britse leger ooit. In perspectief: op D-Day sneuvelden 1000 Britten. Op 2 juli verloren de Britten nog eens 30.000 man. De totale Britse verliezen aan de Somme voor 5 maanden vechten bedroegen 400.000 soldaten, waarvan 140.000 gesneuveld.

Dag na dag probeerden de Britten, waaronder hun meevechtende soldaten uit het Gemenebest (Canadezen, Australiërs, Zuid-Afrikanen etc.) de Duitsers te verdrijven. Op 18 november 1916 bleek de terreinwinst ongeveer 9 kilometer.

Km 126,5 Longueval: Monument van Bois Delville (Devils Wood)

Om dit bosje is 7 weken gevochten. Op 15 juli 1916 ging de Zuid-Afrikaanse Brigade met 121 officieren en 3.032 manschappen het bos in. Op 20 juli kwamen er 143 manschappen ongeschonden het bos weer uit. De Fransen hebben dit bos aan Zuid-Afrika gegeven. In het museum leert men in drie talen over de strijd, het Frans, het Engels en het Afrikaans. Midden in het bos staat nog 1 overgebleven boom, getekend door de strijd en als gedenkteken gekoesterd door het Zuid-Afrikaans personeel hier.

Km 129 High Wood (Bois de Fourcaux)

Bos waarom en waarin maanden is gestreden. Inmiddels particulier eigendom om het zo als gedenkteken in stand te houden. De Brit Robert Graves vocht hier en schreef er over in Goodbye to all that.

Op 14 juli was het strategisch gelegen bos door de Duitsers ontruimd. Berichten daarover werden door de Britten niet geloofd. Tot nu verbijstering konden de Duitsers het bos kosteloos weer betrekken en zwaar verdedigen. Toen de Britten alsnog optrokken werden ze ook hier neergemaaid.

Km 150

De etappe zet nu koers naar Villers-Bretonneux. Hier werd het Duitse slotoffensief van het voorjaar 1918 met een uiterste krachtinspanning tot staan gebracht. Op 21 maart 1918 klommen de Duitsers na jaren verdedigen massaal uit hun Hindenburglinie. Ze moesten wel deze laatste kans proberen te grijpen. Immers: de Amerikanen waren bijna klaar om ook aan het Westfront te gaan vechten. Daarnaast was de situatie in Duitsland vanwege de blokkade van de havens inmiddels hopeloos. Tenslotte konden de Duitsers door het sluiten van de vrede van Brest-Litovsk beschikken over 500.000 soldaten extra beschikken die eerst aan het Oostfront lagen. Het was nu of nooit. De voorbereidingen waren grondig. Over een front van ongeveer 60 kilometer werden in 5 uur tijd 1,16 miljoen granaten op de Britse en Franse stellingen afgevuurd. Dat zijn over de hele linie ruim 600 granaten per seconde…

750.000 Duitsers kwamen vervolgens vanachter de Siegfried Stellung vandaan en rolden de Britten en de Fransen op. Het terrein waar de Geallieerden in 1916 en 1917 vele maanden om hadden gevochten werd nu in luttele dagen door de Duitsers veroverd. Het offensief was een overweldigend succes. De Britten en Fransen werden onder de voet gelopen en dienden zich man over kop over het oude aan gort geschoten slagveld van de Somme terug te trekken. De loopgravenoorlog werd voor het eerst sinds 1914 weer een bewegingsoorlog. Binnen 2 weken wonnen de Duitsers 60 kilometer terrein, met afstand de grootste terreinwinst van na 1914. Maar uiteindelijk wreekten de lange aanvoerroute en de Duitse oorlogsmoeheid zich. De Duitsers vonden bij hun opmars ongekende hoeveelheden voorraden eten en drank en waren op een gegeven moment met geen stok meer vooruit te krijgen. De wijnkelders van Albert werden geplunderd en de gevechten lagen enige dagen stil. Het gaf de Britten en de Fransen de kans om zich te herpakken. Uit Vlaanderen overgebrachte Australiërs hielden in april de Duitsers rondom Villers-Bretonneux definitief tegen.

Vervolgens ging de strijd weer langzaam in oostwaartse richting, voor een derde keer over het slagveld van de Somme heen. Hoewel weinig zichtbaars getuigt van deze bewegingsoorlog van 1918, is deze laatste slag uiteindelijk de meest kostbare van de hele oorlog gebleken. In de laatste 8 maanden van de Eerste Wereldoorlog vielen met afstand de meeste slachtoffers.

Nico Oudhof