Het was koud die zaterdag in februari. Een clubgenoot, met wie ik als enige was komen opdagen voor de wekelijkse rondrit door de provincie, reed op kop. Op het pad, ergens tussen Haren en Eelde, liep een bejaard echtpaar. Mijn clubgenoot hield zich even in. Ik dacht: waar wacht hij op en een moment later klonk mijn fietsbel. Enigszins verschrikt keek het echtpaar om; ik hoopte dat ze me konden verstaan toen ik tegen mijn clubgenoot riep dat hij misschien ook eens een bel moet kopen.

Mijn fietsmaat verdedigde zich met de opmerking dat haast niemand een fietsbel op zijn racefiets heeft. Nu was hij wat ziek die dag. Althans, hij had wat last van verkoudheid en wilde niet al te ver fietsen. Misschien vergde het tochtje daarom zo veel inspanning dat het ten koste van zijn verstandelijk functioneren ging en hij daardoor niet meer kon inzien wat een drogreden hij inbracht. Jarenlang gebruikten alle renners biefstuk bij het ontbijt. Nu weten we dat dit een bijzonder slecht idee is.

Over slechte ideeën gesproken. Waar ik me ook dood aan erger zijn al die figuren die eerst omkijken als je belt. Alsof ze het niet kunnen geloven en willen kijken of het wel waar is.

Maar dat terzijde, terug naar waar we waren. Ik ben zelf niet erg vatbaar voor zulke ‘iedereen’ argumenten. Binnen de club ben ik ook een van de weinigen die stug zijn benen niet scheert. Nu zit daar voor wielrenners wel wat in met het oog op verwondingen en vooral de massage. Maar je vraagt je toch af of dat laatste op veel clubgenoten van toepassing is. Zou de belangrijkste reden niet zijn dat geschoren benen als ‘gesoigneerd’ gelden en omdat profs het ook doen? Omdat het er gewoon bij hoort in de wielersport.

Op de eerste clubtijdrit van het jaar verscheen een jongen bij wie een wond boven zijn sok uitstak. Hij had zich gesneden bij het benen scheren. “Ik kon zo een reepje vel uit het scheermesje halen,” vertelde mijn clubmaat terwijl ik nog stond na te spugen en hoesten van een sprint van duizend meter. Even voelde ik me toch een beetje superieur ten opzichte van mijn veel beter getrainde clubgenoot. Een fake, een wannabe haalt zijn been open aan een scheermesje. Echte fietsers breken hun sleutelbeen, zoals ik twaalf jaar geleden.

Jan Schipper