Nijmegen, maandagavond 4 april, rond de klok van achten. De vierdejaars studente geneeskunde zet haar omafiets vast aan de lantaarnpaal voor het LUX filmtheater op de Mariënburg. De fiets is een oud brik en zeker geen supersonische racefiets zoals ze die vanmiddag op internet zag staan. Ze loopt achterom en ziet drie mannen van middelbare leeftijd in één van de steigerhouten loungesets op het terras eten. Met een Duveltje naast hun bord. Waarom ook niet, denkt ze. Het is immers een heerlijke lenteavond, een avond waar je helemaal opgewekt van wordt.

Want opgewekt, dat is ze zeker. Sterker nog, ze heeft kriebels in haar buik. Kriebels zoals ze die heeft voor een eerste afspraakje of een groot feest. Kriebels zoals ze die had voor het eerste snijpracticum toen ze vier jaar geleden begon met haar studie.

Dat heerlijke gevoel is gisterenavond gekomen. Toen zag ze op Instagram foto’s en later filmpjes voorbij komen van een heel indrukwekkende kerel. Op een racefiets. Peter Sagan was de naam. Een supergespierd lichaam in een strak wit shirt met de regenboogkleuren erop. Een brutale, zelfverzekerde kop. Hip baardje. Gebalde vuisten in de lucht toen hij alleen aankwam bij het doek van de finish. Na de streep maakte hij een indrukwekkende wheelie.

Wat een heerlijke showbink was dat zeg!

Ze was diep onder de indruk. Wie was die superman? Wat was dat voor wedstrijd die hij gewonnen had?

Na enig speurwerk op Google was ze een stuk wijzer geworden. Peter Sagan was een populaire profwielrenner uit Slowakije. Hij kon hard fietsen want hij was de wereldkampioen. Hij was knap en modieus, hij had lang haar en deed dat soms in een staartje. Hij was grappig en nam andere wielrenners in de maling. Hij deed leuke uitspraken. Hij kon goed dansen en acteren zag ze op YouTube. Hij was rock ’n roll, las ze ergens. Dat vond ze wel mooi gezegd.

Gisteren had hij de Ronde van Vlaanderen in België gewonnen. Iedereen met verstand van wielrennen vond dat hij dat verdiende en dat hij de terechte winnaar was. Ze was het roerend met hen eens.

Ze had eigenlijk nooit iets met sport gehad, laat staan met wielrennen. Tot gisterenavond dan. Haar vader was wel een wielrenner. Nou ja, een wielrenner. Haar vader reed elke zondagochtend in de zomer in een lelijk geel en te strak shirtje met Slagerij van Kampen op de borst een rondje in de buurt. Met zijn maten. Die hadden dan ook zo’n lelijk geel en te strak shirtje aan.

Toen ze vanmiddag het filmprogramma van de LUX inspecteerde – maandagavond was haar traditionele filmavond – en haar oog viel op een programma over de Ronde van Vlaanderen, had ze verrukt gereageerd. Daar moest ze bij zijn. Een avond over Peter Sagan. Misschien wel een avond mét Peter Sagan!

Die avond is nu gekomen. In de kelder van het theater moet ze zijn. Op weg naar de zaal loopt ze langs een strakke, glimmende roze racefiets. Mooi vindt ze die. Daar zou ze wel eens een wheelie op willen maken, denkt ze.

Ze stapt de zaal binnen. Die zit bomvol. Ze kijkt naar de mensen die er zitten. Het zijn bijna alleen maar mannen. Mannen op leeftijd. Grijs of kaal. Niet modieus. Niet hip. Mannen zoals haar vader en zijn fietsmaten. Ze moet zich vergist hebben, dit is de verkeerde zaal.

wckZe kijkt naar het podium. Op het scherm staat het woord Wielerklassiekers. Er staan twee fietsen in de hoek. Er hangen lelijke wielershirts.

Op het podium staat een man. Ze ziet alleen zijn achterkant. De man heeft zijn zwarte haar in een staartje geknoopt. Ze merkt dat haar hart sneller en krachtiger gaat kloppen. Dit is de goede zaal. Peter Sagan gaat zo optreden.

Ze vindt een lege stoel bovenin de zaal. Voor haar praten twee grijsaards over de muur. Misschien zijn ze met een verbouwing bezig, denkt ze. Ze voelt zich al meer op haar gemak.

De man met het staartje draait zich om. Shit. Nee, dit is niet Peter Sagan, dat ziet ze van deze afstand ook wel. Deze man is een stuk ouder en minder atletisch. Hij maakt deel uit van de band Back to Hank, waarbij Hank wordt uitgesproken als Henk.

De band begint te spelen. Country, bluegrass, zoiets. Geen rock ’n roll in ieder geval. De zangeres heeft een rode panty aan en de drummer een ouderwets hoedje op. De man met het staartje speelt de banjo.

Leuk intro, maar ze komt voor iets anders. Iemand anders. De lichten worden gedimd. De show gaat beginnen! De namen van de gasten worden opgenoemd.

“Peter Sagan!”

Ze gaat rechtop zitten. Boem, boem, boem. Ze voelt haar hart bonken in haar lichaam. Zou het dan toch?

“Die komt dus niet.”

Gelach uit de zaal. Haar hartslag maakt een vrije val. Niks laten merken, denkt ze. Ze lacht een beetje beschaamd mee met de mannen voor zich.

Hoe dom kun je zijn, denkt ze bij zichzelf. Nee, natuurlijk komt Peter Sagan vanavond niet. Zo’n wereldster, die gaat toch niet in zo’n lullig zaaltje in Nijmegen voor allemaal oude knakkers optreden? Die hoort in Doornroosje of op Pinkpop te staan.

Het programma gaat verder. Er zitten drie mannen op leeftijd achter een tafel op het podium. Ze praten over dingen die haar niet boeien. “De knechten krijgen tegenwoordig allemaal een schouderklopje. Dat was in mijn tijd niet.” “Ze kunnen tegenwoordig nog maar één keer vol gaan, dus als ze gaan moeten ze goed gaan.” Op het scherm achter de drie mannen komen af en toe foto’s en filmpjes van wielrenners voorbij. Peter Sagan komt soms in beeld.

Haar gedachten dwalen af. Naar Peter Sagan. Zijn wheelie. Zou hij over pakweg 25 jaar hier op het podium achter zo’n tafel gaan zitten en voor een zaal met bejaarden gaan vertellen? Ze ziet de banjospeler met het staartje. Nee, dat lijkt haar onmogelijk. Peter Sagan is rock ’n roll. Dit is ouwelullenjazz, dixieland.

Ze heeft zich vergist. Ze moet hier weg.

Gelukkig. Het is pauze. Ze loopt naar de grote bar van het theater en bestelt een biertje. “Hé Marianne”, hoort ze een bekende stem zeggen. Haar vader staat achter haar. Met zijn wielrenvrienden. “Wat doe jij hier?”, vraagt hij. “Oh, ik ben naar de film geweest. Zaal 3, hierboven. En jullie?”

Jurgen van Teeffelen