16 april jl. schreef Victor Campenaerts wielerhistorie. In de Velódromo Bicentenario van het Mexicaanse Aguascalientes reed de Belg in één uur een afstand van 55,089 kilometer, een verbetering van het bijna vier jaar oude werelduurrecord van Bradley Wiggins met ruim een halve kilometer. Waar pakte Campenaerts voorsprong op de Brit en reed hij inderdaad als ‘een Zwitsers uurwerk’ zoals de Vlaamse commentatoren suggereerden? Laten we Campenaerts’ uur eens onder de microscoop leggen.

De doorkomsttijden bij iedere ronde of kilometer vormen hiervoor het uitgangspunt. Als die zijn verzameld, dan kan er gerekend worden. De rondetijd uiteraard. De snelheid van de renner, per ronde of gemiddeld over de afgelegde afstand. De afgelegde afstand per minuut of per vijf of tien minuten. De voorsprong of achterstand ten opzichte van het werelduurrecordschema, in meters, seconden, ronden of fietslengtes.

Best complex allemaal. Maar gelukkig is daar -TADA!- ‘information magician’ Sven Boekhoven. Hij heeft op zijn site alle waardevolle getallen in een infographic -mét interactie- gezet. De ‘head-to-head’ vergelijking tussen Campenaerts en Wiggins maakt het zo in één oogopslag duidelijk dat ‘Sir Wiggo’ alleen in de eerste minuut harder fietste, maar dat vanaf minuut twee tot en met zestig ‘Vocsnor’ iedere minuut meer meters aflegde (kleinste verschil: 2,01 meter in minuut 44; grootste verschil: 26,21 meter in de laatste minuut).

Zoom je in op de rondetijden, dan zie je dat Campenaerts slechts twaalf van de ruim twee honderd keer langzamer rondging dan Wiggins (namelijk in ronde 1, 2, 7, 8, 80, 82, 131, 132, 149, 150, 159 en 160) en dat hij nog een flinke eindspurt in de benen had: de laatste twee ronden dook de Belg voor het eerst onder de 16 seconden. Daartegenover stak de sprint van Wiggins bleekjes af met de laatste twee ronden die hij in 16,316 en 16,178 seconden, respectievelijk, aflegde. De Brit was juist hard van stapel gegaan: ronde twee en drie gingen het hardst, in de 16 rond. Of Wiggo té hard van start ging? Wellicht. Want de rondetijden liepen in zijn uur gestaag op, met de 212e rondgang als ‘dieptepunt’ in 16,768 seconden. Weliswaar namen ook Campenaerts’ rondetijden in het tweede deel van zijn race toe, maar alleen in ronde 180 en 182 kwam hij boven de 16,5 seconden uit.

Een uur lang een constant tempo draaien, het blijkt toch wel het grootste probleem te zijn voor een renner die het werelduurrecord aanvalt. Bobridge, Dennis, Dekker, Toft Madsen, Beukeboom: je kan niet om hun terugval heen wanneer je hun prestatie in de infographic bekijkt. Alleen Jens Voigt had de energie om in de laatste twintig minuten van zijn race nog te versnellen. Maar de Duitser had het relatief gemakkelijk: hij was de eerste renner die in 2014 een poging waagde nadat de UCI besloten had om aerodynamische fietsen weer toe te staan bij het werelduurrecord.

Vergeleken met deze renners waren Campenaerts en Wiggins meester in het gelijkmatig tempo rijden tijdens het uur, dat laat de smalle distributie van hun rondetijden wel zien. Oké, bij beiden lijkt er nog wat speling op hun interne klokkie te zitten -voor de statistiekliefhebbers: de variatiecoëfficiënt van de rondetijden bedroeg tijdens Campenaerts’ poging 0,007-, maar dat zal eerder het gevolg van een afwijking in de afgelegde afstand dan in het tempo zijn. Bij snelheden van 55 kilometer per uur is het nu eenmaal verdomd lastig om strak de zwarte lijn te volgen. Uiteindelijk bleek Campenaerts’ interne tempometer op 16 april 2019 sneller afgesteld dan die van Wiggins en al die andere renners die eerder voor het werelduurrecord gingen. Vind je dat als fan van Beukeboom, Dekker of iemand anders moeilijk te accepteren? Dien je favoriete renner dan een shot ‘digitale doping’ toe: met het handige schuifje in de infographic kun je de snelheid van een renner verhogen tot en boven het niveau waarop hij Campenaerts verslaat. Op naar weer een nieuw werelduurrecord!

Jurgen van Teeffelen