Ik ben verliefd op Marianne Vos. Al jaren.

Zo, ik heb het gezegd.

Uit de kast gekomen, zo voelt het.

Ik geef meteen toe: het klinkt wat pathetisch en puberaal, ja, zelfs een beetje zielig, voor een man van 56, verliefd zijn op Marianne Vos, maar mijn liefde heeft niets van doen met welke verlengde puberteit, midlevenscrisis of kansloze relatiewens mijnerzijds dan ook, laat staan met een plat seksueel verlangen. Mijn liefde voor Marianne Vos is namelijk volstrekt, maar dan ook volstrekt platonisch van aard. En, zeg nu zelf, wat is er nu mooier, zuiverder en meer verheven dan de platonische, hoofse liefde? Niets. Daar is niets plats of zieligs aan. Niets.

De laatste weken is Marianne Vos weer prominent in beeld. Zoals gisteren. Ze had een veldrit in Surhuisterveen gewonnen en werd geïnterviewd. En ik smolt. Opnieuw. Die zeldzame combinatie van bescheidenheid, fanatisme, zelfbewustzijn, vriendelijkheid, toegankelijkheid en plezier in het wielrennen, en dat allemaal in soepele, vriendelijke maar toch krachtige volzinnen verwoord. Wat een schitterende, indrukwekkende vrouw!

Ehh, wacht even, wat zeg je nu? Opnieuw?

Ja, opnieuw.

Het was aan het begin van de lente dat ik Marianne Vos ontmoette. Zij was uitgenodigd om het eerste exemplaar van het boek Mien van Mariska Tjoelker in ontvangst te nemen, en ook ik was – o, grote eer – voor die boekpresentatie uitgenodigd. Tijdens de nazit durfde ik haar – na twee biertjes, dat moet gezegd – aan te spreken.

Waar ging ons gesprek over? Over wielrennen natuurlijk, over haar fysieke staat van zijn, over overtraind zijn, over haar ambities en twijfels, en over haar ongebroken plezier in het wielrennen. Het was een zwaar jaar geweest, maar haar ogen stonden nog steeds in de twinkelstand. En dat deed het hem: ik smolt.

Ik probeerde gaandeweg onze conversatie (in mijn wat vertroebelde herinnering nipte ook zij aan een flesje bier) zo samenhangend, intelligent en gevat mogelijk uit mijn woorden te blijven komen, maar het is niet uit sluiten dat ik daartoe steeds minder in staat was, volkomen overrompeld als ik was door haar ontwapenende openheid, welbespraaktheid, levenswijsheid en – jawel, ook dat nog – onverbiddelijke schoonheid.

Toen moest ze weg. Terug naar huis. Brabant was nog ver.

Enkele uren en vele biertjes later (er moest tenslotte wat worden gevierd) zat ik in de trein terug naar huis, en ik staarde afwisselend uit het raam in de nachtelijke duisternis en naar een die middag met mijn telefoon genomen foto.

Zij zal zich er vast niks meer van herinneren, maar ze had mij volkomen ondersteboven geblazen. Zacht geblazen. Maar ondersteboven.

 

 

 

Naschrift: de titel van deze blog is ontleend aan een mooi verhaal van Mariska Tjoelker over Joop Zoetemelk. En over haar vader.

 

Frank van Dam
Laatste berichten van Frank van Dam (alles zien)