In de Oliver Stone-film The Doors zit ergens aan het eind een prachtige scène. Er klinkt muziek, veel lawaai, beelden van Vietnam, Nixon, rassenrellen, demonstraties. Schoten, geschreeuw. Afgrijselijk beeld na afgrijselijk beeld vliegt voorbij. Het is als een journaal met alle ellende van de wereld in één uitzending gepropt. Ondraaglijk. Dan draait de camera naar een dikke, bebaarde, bleke Jim Morrison. Hij staart met lege ogen in het niets en mompelt: ‘I think I’m having a nervous breakdown.’

Zo moet de wielerfan zich inmiddels ook voelen. Wil je al het dopingnieuws bijhouden moet je je vinger op de F5-knop houden en constant je beeld verversen. Je blijft drukken, al zou je het liefst terug in bed kruipen, de dekens over je hoofd trekken en slapen tot 23 februari. In de hoop wakker te worden met beelden van De Omloop en het bericht dat deze winter alleen maar een lange boze droom was.

De gifbeker moet leeg. Tot op de bodem. Waar die bodem zit wordt met de dag onduidelijker. Maar ook voor mensen die niet blind geloofden dat wielrennen een schone sport was en die best kunnen leven met hier en daar een dopinggeval, ook voor die realisten moet er iets gebeuren. Het is niet meer voldoende te roepen dat alles anders is nu. Het is logisch dat er niet zomaar een streep onder het verleden staat. Generaties eindigen niet abrupt, maar vloeien in elkaar over.

De frustratie van jonge renners is zó begrijpelijk. Doodziek moeten ze er van worden, elke keer weer die zelfde vragen. Hebben ze zich verdomme net de longen uit het lijf gereden, zich helemaal kapotgetraind, komt er weer zo’n flapdrol met een microfoon vragen wat ze van het laatste schandaal vinden. Maar lieve wielrenners, het is niet anders. Dit is hoe de sport waar jullie ook zo van houden er voor staat nu. En of je wil of niet, je maakt er deel van uit. En wegkijken helpt niet. Boos worden op journalisten ook niet. Je ergeren aan wielerfans die zich afvragen of jullie echt schoner zijn dan jullie voorgangers ook niet. Na alles wat we de afgelopen tijd over ons heen hebben gekregen hebben wij recht op een antwoord. En een oplossing. Het is lullig voor jullie, maar zonder ons is er geen sport. Zonder de mensen die dag in dag uit de televisie aanzetten om jullie te zien. Zonder de massa’s langs het parcours. Zonder publiek geen sponsors, zonder sponsors geen wielrennen.

Afgelopen voorjaar genoot ik van de tweets van iemand die voor het eerst naar wielrennen keek. Ze was betoverd door de Giro d’Italia, stelde vragen over tactiek, regels en het verloop van de koers. Haar enthousiasme was verukkelijk en aanstekelijk. Een nieuwe wielerliefde was geboren. Het zou eeuwig zonde zijn als die prille liefde in de kiem wordt gesmoord.

Dus geef gewoon antwoord op alle vragen, desnoods honderd keer achter elkaar. Duizend als het moet. Wees kwaad op de bedriegers, op de UCI, op collega’s en oud-collega’s, op de ontkenners, de halfbakken bekenners en de zwijgers. Gooi al je frustraties eruit. Vloek en tier. Maar niet op de fans en de pers. En wees in vredesnaam duidelijk. Roep niet zoals Bradley Wiggins dat alle ellende in het verleden ligt waar je zelf geen deel van uitmaakte. Want wij zien meteen de beelden van de Tour van 2009 voor ons, waarin Wiggins naast Armstrong een berg opreed. En zeg niet zoals – ik meen dat het Robert Gesink was – een tijdje geleden deed dat je soms nog wel eens dingen ziet die niet kunnen. Want joehoe: WELKE DINGEN DAN? EN VAN WIE?

Als je het voorrecht hebt deel uit te maken van de mooiste sport ter wereld, heb je de verplichting die sport te beschermen. Tot je er schijtziek van wordt. En wees niet bang, we kunnen veel hebben. We kijken straks toch wel weer. Alle koersen staan alweer netjes op de kalender in de keuken ingevuld. En we hoeven geen utopia, geen perfecte sport. Af en toe een vlekje is prima.

Maar maak ons het nét even wat makkelijker.

Anne Spapens-Hamminga
Laatste berichten van Anne Spapens-Hamminga (alles zien)