De versleten bandjes van zijn paars-roze Koga Myata trekken een bijna onzichtbaar spoor over het natte asfalt. Het is koud en er staat een straffe oostenwind. Flarden mist bedekken het vlakke land. Wel even wennen op zijn oude fiets, maar al snel voelde het weer als vroeger. Hij kon zich het sensationele gevoel van het zijn eerste rit op deze fiets zo weer voor de geest halen. Nu reed hij op veel beter materiaal. Maar toen, toen was dit de allermooiste fiets die er bestond.

Eigenlijk was het niet de bedoeling dat hij nu zou fietsen, hij zat midden in de rustperiode na het seizoen en had een korte vakantie ingelast. Een mooie gelegenheid om af te reizen naar Groningen, de provincie waar het nog niet eens zo lang geleden allemaal begon. Hij had zijn fietsspullen in Spanje achtergelaten; hij zou ze toch niet nodig hebben.

En toch rijdt hij hier. Op zijn oude fiets en gehuld in het tricot van de Noordelijke Wielervereniging Groningen (NWVG). Daaronder een oude Rabobankwielerbroek. Het past hem, zo’n 6 jaar later, nog prima. Hij rijdt stevig door en passeert veel toerfietsers. Opvallend veel mensen op de fiets deze waterkoude zondagmorgen. Veel van hen dragen Rabokleding. Volledige tenues of delen daarvan: petjes, overschoenen, handschoentjes. Een bewijs dat Rabo, ondanks alles, diep verankerd is in de wielersport.

Zomaar opeens had hij een onbedwingbare behoefte gevoeld om te fietsen. Gelukkig stond zijn oude fiets nog voor het grijpen en hoefde hij er niet met de stadsfiets op uit. Genoeg om over na te denken, waarschijnlijk had zijn plotselinge drang naar de fiets daarmee te maken. Afgelopen jaar had niet gebracht wat hij ervan had gehoopt. Tuurlijk, hij had het hele jaar constant gepresteerd, top 10-noteringen in de Amstel Gold Race, de Waalse Pijl, Luik-Bastenaken-Luik, de Clásica San Sebastián en de Ronde van Lombardije. Maar een uitschieter als het jaar ervoor, toen hij een vierde plaats behaalde in de Vuelta en daar ook nog eens de groene trui won, was er niet geweest.

En bij het grote publiek ging het natuurlijk alleen maar om de Tour de France. En juist daar ging alles mis. Drie kopmannen, een droom en nul resultaat, dat was eigenlijk wel de beste samenvatting. Robert Gesink, Steven Kruiswijk en hij moesten het doen voor de bank, de drie musketiers. Het werd een deceptie en alleen Kruiswijk haalde Parijs. Als veredelde meesterknecht van Luis Léon Sanchez, de Spanjaard die de Tour nog enigszins draaglijk gemaakt had voor Rabobank. Valpartijen in de eerste week hadden lijf en moraal gesloopt en in de 11e etappe van Albertville naar La Toussuire – Les Sybelles stapte hij af. Juist in het hooggebergte, waar hij zich als klimmer had willen bewijzen. Robert Gesink zou er later die dag, na de etappe, ook mee stoppen. Een roemloos einde van hooggespannen verwachtingen.

En dan was er ook nog het gedoe met Leo van Vliet na het WK wielrennen in Valkenburg. Ach die Leo, kon geen vat op hem krijgen. Eerlijk gezegd wilde hij niet eens dat Leo vat op hem kreeg; hij had niets met die man. Maar zulke kritiek, hoe oneerlijk ook, blijft toch hangen bij de mensen. Dat besefte hij wel. Hij snapte eigenlijk niet waarom Van Vliet zijn kritiek zo via de televisie had geventileerd. En dan sloeg het ook nog eens nergens op; teveel gepamperd bij de Rabobank. Nou goed, dan had Leo geluk; het Rabobank Wielerteam bestond niet meer. Ook weer geregeld.

Maar goed, daar kon je grapjes over maken, zijn sport stond in brand en dat bracht onzekerheden met zich mee. Volgend jaar waren de inkomsten voor de ‘white label’-ploeg nog gegarandeerd, maar daarna? En wat stond het peloton nog meer te wachten? De zaak-Armstrong had een flinke sneeuwbal aan het rollen gebracht, dat was wel duidelijk. Volgend jaar zou hij zich opnieuw moeten bewijzen. En dan was zo’n verhaal zoals Van Vliet opgehangen had extra vervelend.

Mensen deden dat toch al zo graag: in hokjes denken. Hij was er wel klaar mee, die beeldvorming. Altijd maar die verhalen over zijn fietstochten naar school, altijd die aandacht voor het feit dat hij boeken las. Net of dat zo bijzonder was, boeken lezen. Hij had er geen behoefte aan om een soort cultheld te worden. Hij wilde gewoon een heel goede wielrenner zijn. De rest, hoe mooi de pers en de volgers dat ook vonden, was bijzaak.

Hij passeert een paar jochies op een gewone fiets. “Rabo doping, Lance doping”, roepen ze. Hoewel het niet persoonlijk is, waarschijnlijk roepen ze dat naar iedereen op een racefiets, doet het hem pijn. Wielrennen is ongeloofwaardig geworden. Een treurige wetenschap.

Het begint zachtjes te regen; een ijskoude miezer. Hij heeft een hekel aan regen en kou. Liever traint hij lekker in de zon. Hij is niet voor niets in Spanje gaan wonen. Even denkt hij terug aan zijn eerste rittenkoers als prof, in Californië. In de koninginnenrit finishte hij, bevangen door de kou, op 12 minuten van de ritwinnaar. Afstappen was nooit een optie. Een bijna te klassiek verhaal; de debutant die ten koste van alles wil finishen. Met dat soort verhalen word je doodgegooid, maar het was in zijn geval realiteit. Nu een paar seizoenen later was hij een gevestigde naam in het peloton, een potentiële wereldtopper.

Hij zit nu al twee uur tegen de wind in te stoempen en bijna automatisch kijkt hij naar zijn vermogensmeter. Verfrissend zonder die wattages onder je neus, bedenkt hij. Alles draait om cijfers. Eigenlijk wel eens storend voor een gevoelsmens als hij. Af en toe verlangt hij er wel eens naar terug: ongecompliceerd fietsen. Koersen en trainen op gevoel. Wie weet is daar volgens jaar wat meer ruimte voor, er zal tenslotte veel veranderen.

Hij begint het koud te krijgen en beseft dat hij naar huis toe moet. Hij zit niet op te wachten op een verkoudheidje. Opeens denkt hij aan zijn recordtijd die hij ooit neerzette op het overbekende traject Zuidhorn-Groningen en bijna automatisch rijdt hij naar de route waar hij ooit wielrenner werd.
Even later koerst de prof van nu tegen de scholier van toen. Halverwege ligt hij ruim voor op het schema uit het verleden. Vier jaar koersen als professional hebben hem sterk gemaakt. Hij geniet ervan om dat hier op dit belangrijke stuk weg te ervaren. Dat record gaat eraan, daar is geen twijfel over mogelijk.

Dan staat hij langs de kant van de weg. Lekke band.

Het record blijft nog even staan.

Joost-Jan Kool