17 maart 2009 moest voor Kurt Hovelynck een trainingsdag als alle andere worden. Kurt is in die periode goed bezig. Hij is 27 jaar, eigenlijk best wel een belofte. Hij heeft een plaats weten te bemachtigen bij Quick Step. En daar is hij trots op. Nu, vijf jaar later, terwijl ik met hem praat over die zeventiende maart, zie ik dat hij nog altijd een shirt draagt van het team. Grappig wel.
Kurt is laat, die 17de maart. Hij heeft in het voorjaar wat vaste gewoontes. In de buurt van waar hij woont – Merelbeke, Gavere, Asper, het echte Vlaanderen van de koers – sluit hij op een doordeweekse dag graag aan bij de mannen van de Scheldeboorden. Gewone mannen, goed getraind, dat wel, maar geen profs. Ze rijden langs de jaagpaden in grote groepen, halen hoge snelheden, trekken waaiers. Voor de echte profs is dat mooi gezelschap. Soms een beetje dollen, maar meestal toch stevig doortrekken.
Maar die zeventiende maart is hij te laat. Hij ziet de groep rijden en zet een spurt in, samen met zijn boezemvriend Wouter Weylandt. Nog even doorzetten en ze zijn er. Denken ze. “Maar dan brak mijn achterwiel. Ik had geen enkele grip meer op de weg. Ik viel op mijn hoofd. Ik droeg geen valhelm die dag. Een zware fout van mij, dat weet ik.” Wouter Weylandt zag het allemaal gebeuren. “Dat moet niet simpel voor hem geweest zijn”, zegt Kurt nu. “Maar hij bleef kalm. Hij had zijn mobieltje bij zich, en belde de ambulance. En hij eiste een MUG, een medisch urgentieteam. Dat was blijkbaar niet zo vanzelfsprekend, toen. Maar Wouter hield vol. Hij zou dat allemaal wel uit eigen zak betalen, zei hij. Een schitterende gast, Wouter. Hij heeft me gered.”
Het verdict was zwaar: een schedelbreuk, een hersenbloeding, een hersentrauma. Kurt Hovelynck bleef drie weken in een coma. De dokters nemen een zware beslissing: ze halen de schedel uit het hoofd van Kurt. “Alles wat ik die dag beleefde, weet ik alleen van ‘horen zeggen’. Alle herinnering aan die dag is weg, dat lijkt allemaal niet te bestaan.”
De schedel van Kurt ging de vriezer in. Het was de enige manier om hem te redden. “Toen ik uit mijn coma kwam, keek ik in de spiegel. En ik zag geen schedel. Mijn hoofd was gewoon ingevallen. Vies wel. Die schedel mocht vier maand in de vriezer, anders moest alles kunstmatig. Meer tijd was er niet. Het is gelukt, dat klinkt allemaal raar. Nu kan ik daar mee lachen. Maar toen niet, natuurlijk.”
Na drie maanden, op zijn verjaardag, voelde Kurt zich eigenlijk wel goed. Hij was wel moe, maar hij besefte dat hij het zou halen. Hij wou zijn vrouw trakteren, op een etentje. Zonder schedel. Maar met een helm op. “De mensen in het restaurant vonden dat raar. Iemand die komt eten, met een helm op. Je zag de mensen denken ‘Die man is zeker op zijn kop gevallen, zeker?’ En ja, dat was natuurlijk ook zo.” Kurt lacht. Hij vindt het eigenlijk zelf wel grappig, nu.
Als junior droomde hij van een schitterende carrière. Hij droomde van de grootste ploegen. In 2009 was zijn droom werkelijkheid geworden: hij zat bij Quick Step. Klaar voor het grote werk. Na de val ging het bergaf, hoewel hij zelf nog van zijn kunnen overtuigd was. Hij trok naar Donkers Koffie en dan nog naar Landbouwkrediet. Jammer, vindt Kurt nu. “Want ik kon het nog. Alleen: grote ploegen wilden me niet meer. ‘Jamaar, je val’ was altijd weer de uitleg. ‘Jamaar’, ik kon dat op de duur niet meer horen.”
Twee jaar na zijn val: Kurt zit voor de televisie. Wouter zit in de Giro. Kurt wil zijn vriend wel eens aan het werk zien. Want de verwachtingen zijn hoog gespannen. Hij gaat daar een rit winnen, denken de kenners vooraf. Maar Kurt schrikt: op de beelden valt een renner. Hij blijft roerloos liggen. Het is Wouter. “Hij was op slag dood, de man die mijn leven gered heeft. Dat was zo’n klap voor mij. Wouter was helemaal weg. En ik had niets voor hem kunnen doen.”
Kurt begon na te denken. In zijn laatste jaar bij Landbouwkrediet viel hij zes keer, erg zwaar. Hij werd weer met de MUG weggevoerd, buiten bewustzijn. “Er is nog leven na de koers”, zegt hij nu. “Dat moest ik stilaan gaan beseffen. Kristof Goddaert, Frederik Nolf, Dimitri De Fauw en Wouter. Het waren allemaal echte vrienden van mij. Ze zijn allemaal gestorven in de koers. Ik begon na te denken. Het was wel genoeg geweest.”
En dus hield Kurt Hovelynck het voor bekeken. Hij is nu 32 jaar. Hij zoekt zich een weg in het normale leven. Zonder competitie. En dat lukt aardig. Hij geniet van zijn gezin. En nu en dan een lange tocht. Dat wel.
En toch… Kurt mijmert.
“Eigenlijk had ik er nog bij moeten zijn. Ik denk vaak ‘verdoeme toch, ik ben nog maar 32 jaar.’ En ik zit hier thuis.”
“Maar ik ben gevallen. En ik ben weer opgestaan. Ik wel.”
- Het is stil in Wetteren - 27/03/2018
- Ze zijn daar! - 23/02/2017
- Lucien: Aux Champs-Elysées! - 18/07/2016
Mooi geschreven!
Het relaas is heftig, maar bovenal mooi verwoord!