“Ik ben op een heel bijzondere manier gaan  wielrennen. Als jonge jongen deed ik, op een opoefiets, mee aan een wielerwedstrijd in de buurt. Mijn eerste wedstrijd ooit. Onder de deelnemers Arie Kardolus, broer van de latere schermkampioen Kasper, op een echte racefiets. Ik reed hem er finaal af en won. Ik heb daarna met allerlei karweitjes m’n eerste racefiets bij elkaar gespaard: een tweedehands Gitane.”

Ik heb geen enkele moeite om het gesprek met Marinus Cornelis Paul (roepnaam Rinus) op gang te brengen. Hij is inmiddels 79 jaar. Hoewel niet bepaald meer met het postuur van een wielrenner ziet hij er pico bello uit. Hij is al bijna 60 jaar getrouwd met Betsy, zijn wandelend geheugen. Vanaf de comfortabele bank, volgt zij nauwlettend wat er wordt gezegd.

Stom. Stom. Stom!

Ter voorbereiding van het interview heeft hij een map met documentatie tevoorschijn gehaald en een koekblik vol  medailles. Z’n bekers bewaart hij in een grote kist. Als ik hem laat zien wat Wikipedia en de Wielerencyclopedie van de Eekloënaar over hem vermelden is hij aan de ene kant heel trots, maar…

   “Er staat nog geen tiende in van wat ik allemaal gewonnen heb.”

En om dat te bewijzen drukt hij mij een bladzijde uit een schrijfblok onder ogen waarop hij zijn meest belangrijke zeges heeft genoteerd. Op de weg, maar ook veel sprintzeges op de baan in binnen- en buitenland. Als ik wijs op het koekblik en opmerk dat de belangrijkste, een Olympische medaille op de tandem in 1960, ontbreekt, valt Rinus onmiddellijk in:

  “In de halve finale gingen we op zeker winnen, maar werden doelbewust van de baan gereden door die Italianen, Beghetto en Bianchetto. Er bestaan foto’s van, die dat laten zien. Ik brak mijn sleutelbeen en bij mijn maat, Mees Gerritsen, lag zijn dijbeen helemaal open. Dus we konden niet rijden om het brons. Protesteren had geen zin, want de Spelen waren in Rome, dus als het even kon, moesten er Italianen winnen.”

Vier jaar later liet hij een kans op revanche liggen, toen hij een aanbieding om mee te gaan naar de Spelen in Tokyo afsloeg.

  “Ja, dat kon niet jôh, Ik was getrouwd, had net een dochter en daar was ik verantwoordelijk voor.”

Dan valt Betsy onverwacht in:

  “Stom. Stom. Stom! Ik zei, Rinus ga nou, zo’n kans krijg je nooit meer. Helemaal naar Tokyo!”

  “Nee, daar lag mijn verantwoordelijkheid niet. Vrouw en kind gaan uiteindelijk voor.”

Toch wel lief van hem, houd ik Betsy voor. Maar nee, daar heeft zij andere ideeën over:

  “Stom. Stom. Stom!”

  “Ik ben niet vaak geblesseerd geweest. Nog een keer een sleutelbeen. Maar ik viel niet vaak. Als baanwielrenner wordt je heel behendig. Je leert heel goed sturen. Voordeel van de weg was, dat ik heel veel duurvermogen opbouwde, wat weer van pas kwam bij achtervolging, derny’s of 50km-races.”

Post, díe was gierig

Ik wil weten of hij wel eens voor anderen gereden heeft en of dat ook wat opleverde. Niet alle grote jongens hielden zich aan de financiële afspreken. Jan Janssen, bijvoorbeeld, had de naam gierig te zijn. Godefroot daarentegen zou heel royaal zijn geweest. Beiden tijdgenoten.

  “Post, díe was gierig. We stonden eens aan de start van de laatste van een serie wedstrijden, waaraan een klassement verbonden was. Hij stond samen met een Belg op kop .”

Naar zijn vrouw:

  “Bets, hoe heette die Belg ook al weer?” 

Maar haar geheugen laat haar even in de steek.

  “Nou ja, dat klassement leverde 5.000 gulden op (omgerekend  € 2250) en dat was toen een héle hoop geld. Post zei tegen mij, als jij die Belg wegzet en ik win het klassement, dan krijg jij 250 gulden en ik doe een goed woordje voor je bij Willem II-Gazelle, toen dé Nederlandse professionele wielerploeg en misschien heb ik ook een plekje in een van de zesdaagsen. Dat klonk goed. Afijn, ik zet die Belg aan de kant. Post wint en wat denk je? Ik wordt afgescheept met maar 200 gulden en van Willem II-Gazelle of een zesdaagse heb ik nooit  meer wat gehoord…. Hij was gierig, die Post. En ik was geen slijmerd. Andere renners stuurden dan bijvoorbeeld een bloemetje naar Huize Post. Maar zo was ik niet. Bets, hoe heette die Belg nou toch?”

Kampioen van Nederland

Hoewel hij zowel op de weg als op de baan uit de voeten kon, behaalde hij op de baan veruit de meeste prijzen: 1961 Nederlands Kampioen Koppelkoers met Gerard Koel, 1962 Nederlands Kampioen 50km; heel veel eerste plaatsen bij de sprint en het omnium op zijn geliefde wielerbaan Duinzicht in Wassenaar. Verder flink wat 2e en 3e plaatsen bij (vooral) sprint, maar ook achtervolging en achter de grote motoren (met de destijds heel beroemde Noppie Koch als gangmaker).

  “Wat je nergens terugvindt, ik heb ook veel gewonnen in het buitenland: Medaillewedstrijden in Antwerpen. Jan Derksen, een paar maal wereldkampioen op de sprint, nam mij nog wel eens mee naar revanche-wedstrijden na het WK, in Antwerpen, Milaan, Parijs en Rome, vond-ie gezellig en dan reed ik ook vaak prijzen”

Ik werp een balletje op: En toen stopte je in 1973 definitief met wielrennen en was je een gefortuneerd man.

  “Ja!”

  “Helemaal, niet,” breekt Betsy fel in, “van wielrennen werd je helemaal niet rijk.”

  “Nou, we hebben er toch de werkplaats mee kunnen inrichten. Maar, toegegeven, het is niet wat er tegenwoordig door sommigen wordt verdiend. Heel vaak stelden de prijzen niet veel voor.  Zo won ik eens een mud kolen, of een regenjas, een rollade, een schemerlamp, een stoel of een kist druiven. Ik reed met een vriend naar de koers in een VW-busje en daar kon die rotzooi dan mooi in mee. Ook een keer een nieuwe racefiets, dat was wél mooi”

  “Ja, van toen je de Ronde van Zuid Holland won in, 1960”, vult Betsy aan.

  “Van de sponsors kreeg je niet veel. Bij Avia, die oliehandel, werd je eigen fiets in de kleur van het bedrijf gespoten en kreeg je een paar shirts, waar je wel voorzichtig mee moest zijn. En bij Fyffes, van die bananen, een stuurlint en een paar bandjes. Die moest jezelf bij een bepaalde winkel gaan ophalen. Gelukkig kostte de benzine toen maar een halve gulden”.

Jan Janssen én Rik van Looy verslagen

Na een slok koffie:

  “Moet jij raden wie er 3e was in de Ronde van Zuid Holland van 1960, toen ik die won: Jan Janssen! Op een kilometer van de meet demarreerde ik, om te kijken wie er nog puf had en om uit het gedrang te blijven. Er werd stevig gejaagd, maar ze kregen me niet te pakken. Bij het opdraaien van de sintelbaan, waar de eindstreep lag, nam ik voorzichtig de bocht en toen kwamen ze nog dichtbij. Maar als ik de finish rook, werd ik een beest en ze kwamen er niet meer bij. En Jan Janssen werd derde. Die heb ik dus ook een keer verslagen. Net zoals ik Rik van Looy ooit erop legde, in een kermiskoers in nota bene zijn eigen Herentals. Was-ie niet blij mee!”

Hij is er, ook tijdens zijn professionele periode, altijd naast blijven werken, als timmerman. Verdiende toen nog niet erg veel, dus elke cent telde. Betsy maakte voor elke koers drinken en eten klaar. Veel koolhydraten, kilo’s rozijnen.

  “Toen ik net wedstrijden reed,  kon ik niet meedoen om de echte prijzen, omdat ik in het begin van de koers te veel krachten verspeelde aan premiesprintjes, waarvan de benzine betaald kon worden. Ik had geen rijke ooms, mijn vader had geen eigen zaak, waar ik naar believen van weg kon blijven. Mijn werkgever toentertijd was vaak wel coulant. Mocht ik wel eens een paar uur eerder weg, zodat ik een wedstrijd kon rijden. Ik ging in die tijd vaak met Piet van der Touw, ook een baanrenner, naar Antwerpen voor die medaillewedstrijden; in de Cadillac van zijn opa, een gefortuneerd slager. Wonnen we prijzen, dan gingen we op de terugweg chic eten in Breda. Wonnen we niks, dan reden we in een ruk terug naar huis, met een woedende opa achter het stuur.”

Doping geen onderwerp

Kon je in die tijd op alleen rozijnen de koers winnen?

   “Doping speelde nauwelijks een rol. Je had wel eens dat iemand in de koers zo ontzettend hard weg reed uit de groep, dat je dacht, dat kan niet op enkel een boterham met kaas. Tiemen Groen heb ik dat zien doen. Die werd later een keer betrapt op doping. Dito met Evert Dolman. Ook Merckx heb ik dingen zien doen waarvan ik dacht: dat kan niet. Dat wil niet zeggen dat zij de enigen waren, maar voor ons was doping geen onderwerp. Trouwens: geen talent, geen resultaten; ook niet met doping.”

Wat zijn grote kracht was? en of hij ook een lievelingswedstrijd had?

  “Ik kon van alles, maar op de weg moesten de koersen niet te kort zijn. Als nieuweling reden we aanvankelijk wedstrijden van niet meer dan 60km en daar maakte ik niet veel klaar. Later, toen de races langer werden, kwam ik beter tot mijn recht. Ik hield van kou en regen. Sprinten was mijn grote troef, ik kon goed wringen. En heuvels verteerde ik ook goed, echte bergen niet, was ik te zwaar voor. Ik had moeite om onder de 80 kilo te blijven. De Cauberg was wel zo’n beetje het maximum, maar die kon ik wel een flink aantal keren in de koers aan, zoals tijdens het NK in 1969, toen moesten we die 22 keer op en werd ik 8e. Ik reed eens de Ronde van Limburg. Voelde me die dag niet jofel, dus ik zei tegen Bets, maak maar geen etenszakje klaar, want ik rijd niet meer dan een kilometer of honderd. Ik ben niet lekker, maar zo train ik toch wat. Zit ik in de koers opeens in een kopgroep, mét Peter Post. Reed ik toch veel beter dan ik had gedacht. Ik leg Peter uit waarom ik geen eten bij me had en toen gaf-ie spontaan een deel van zijn voorraad. Dat deed hij dan weer wel! Werd ik daar uiteindelijk 6e of 7de.”

En nu woont hij, samen met Betsy in een comfortabele woning in Den Haag. Al met al heeft hij goed geboerd in het leven. Hij volgt het wielrennen van een afstand én hij heeft op zolder een ware sportschool ingericht. Ik moet mee naar boven. Hij heeft niks te veel gezegd. Middelpunt, tussen alle apparaten, een schitterend onderhouden Trek-fiets, ooit van een renner uit de US Postal-ploeg.

  “Hier hou ik mijn conditie op peil; op een virtueel parkoers dat ik kan volgen op het televisie-scherm. De tijden zijn veranderd”

Maar hij moet nog één ding kwijt.

  “Dit interview is voor een rubriek ‘vergeten renners’? Nou, zo vergeten ben ik niet. Onlangs was ik op een bijeenkomst waar ook diverse oud-renners aanwezig waren. Ik stap op Rini Wagtmans af en zeg: Rini, ken je me nog. Hij keek me even aan en zei toen ‘Rinus, jongen, hoe is het met jou?’ Rini wist nog te vertellen dat we ooit, in de Ronde van Nederland, in een kopgroep zaten en hij en ik de enige waren die wilden rijden. Meer dan 45 jaar terug! Zó goed is mijn geheugen niet. En een paar jaar terug liep ik op een party Erica Terpstra tegen het lijf en die herkende mij ook! Eerlijk gezegd moest ik haar wel een beetje helpen. Bij de spelen van 1960 gingen wij altijd kijken bij het vrouwenzwemmen en die meiden kwamen naar het wielrennen. Dus ik zeg tegen haar – Rome – en – wielrennen – en toen reageerde ze meteen RINUS!! Je kent haar, altijd enthousiast. We waren allebei wel een stukkie breder geworden.”

We nemen hartelijk afscheid met de belofte dat ik de dikke map met documentatie spoedig terug zal brengen en dat Rinus het interview eerst nog te lezen krijgt. Thuisgekomen lees ik een artikel over Rinus in Het Binnenhof  van 9 mei 1960. Op de achterkant een bijna paginagrote advertentie met de tekst:

‘Oók al aan de sigaar? Begin er jong mee!’ De tijden zijn inderdaad veranderd, in meerdere opzichten!

Rinus overhandigde een lijst met 12 overwinningen op de weg. Onderzoek op www.fotokoos.info en in krantenknipsels uit Binnenhof en Haagsche Courant leerde mij dat er wel wat meer te noteren valt. Op de baan, vooral zijn ‘thuisbaan’ Duinzicht kon ik 23 overwinningen, voornamelijk op de sprint, achterhalen. Op het NK van 1969 reed hij prijs op alle (baan)wedstrijden waaraan hij meedeed, 3e bij de achtervolging, 2e op de sprint en 3e achter de motoren.

Voor mij niet meer te achterhalen de palmares in het buitenland: medaillewedstrijden in Antwerpen, Revanche wedstrijden WK baan in Antwerpen, Milaan, Parijs en Rome.

Op de weg  stuitte ik op 30 overwinningen, waarvan 1 als professional. Daarnaast achterhaalde ik nog een 32-tal 2e en 3e plaatsen. Zijn topjaren vielen tussen 1960 en 1964, als amateur.

Hij reed als amateur onder meer voor Amstel, Avia, Delbana en Fyffes. Als prof kwam hij uit voor Bazuin.

 

René Schwab
Laatste berichten van René Schwab (alles zien)