Wat onwennig klom hij op het erepodium. Gisteren was hij nog wel zo blij na zijn verpletterende overwinning in de tijdrit, maar nu leek hij toch te beseffen dat hij deze topprestatie op de verkeerde plek en op het verkeerde moment geleverd had.

Die zomer had hij voor het eerst de Tour de France moeten missen, wegens een knieblessure. Deze kon nu eens niet worden toegewezen aan zijn gebrek aan trainingsdiscipline, maar aan een zware valpartij in de Ronde van Duitsland. En zo moest hij thuis toezien hoe Lance Armstrong, nu juist wel een typisch trainingsbeest, de Tour met overmacht won. ‘Daar had ik bij moeten zijn’ moet hij gedacht hebben. Ook omdat nota bene Alex Zülle – die we toch kenden als iemand die altijd wel een keer door het ijs zakt – het verlies in de berg-en tijdritten tot anderhalve minuut beperkt hield en tweede werd.

Nu kwam de Zwitser natuurlijk wel uitzonderlijk fris aan de start, maar wat had een goede Ullrich niet kunnen uitrichten in die Tour? Maar gemist is gemist en dus besloot Ullrich zich op een volgend doel te richten: het WK. De Vuelta zou slechts als voorbereiding dienen. Toch won hij de eerste bergrit in de sprint. “Ik wil één of twee etappes winnen,” verklaarde Ullrich na de ritzege. “Voor de eindzege is onze ploeg niet sterk genoeg.”

En eigenlijk leek Ullrich zelf ook niet sterk genoeg te zijn. In de eerste tijdrit verloor hij bijna een minuut op Abraham Olano. De Spaanse wereldkampioen tijdrijden had als ronderenner altijd het hooggebergte als achilleshiel. Maar op El Angliru (‘het monster’ dat met veel bombarie in de Vuelta werd geïntroduceerd) wist Olano Ullrich nog een minuut aan de broek te geven.

Maar daarna plooide de Vuelta geleidelijk in een herkenbaar patroon. Olano liep weer tegen zijn beperkingen als ronderenner aan. Als hij geen moeite had met de bergen (wat zelfs bij zijn eindzege het jaar daarvoor nog doorschemerde), dan was het beste er na twee weken gewoon vanaf. Dit was nu ook het geval; Olano zakte weg in de stand en Ullrich nam de leiding over.

De Duitser wist, zoals we later nog vaker van hem zouden zien, na een door gebrekkige voorbereiding matige start juist te verbeteren in de tweede helft van de Ronde. Drie dagen voor het eind weerstond Ullrich nog een groot Spaans offensief op de Alto de Abantos. Op het smalle weggetje met lange kasseistroken, kraakte hij. Maar de man uit Rostock hield stand, zonder hulp van collega’s uit zijn inderdaad zwakke ploeg. Vervolgens restte nog de tijdrit, waarin Ullrich nog eens liet zien hoe het ook al weer moet. Zülle, de nummer twee, volgde op 2 minuut 50. Igor Gonzalez de Galdeano, Ullrichs naaste belager die op slechts een halve minuut stond, stond na de tijdrit op ruim vier minuten.

En toch klopte er de volgende dag iets niet op het podium. Hoe Ullrich op het ereschavot klom en glimlachte… Zijn grote talent was dit seizoen toch niet op het goede moment tot uiting gekomen. Maar misschien was wel juist hier zijn grote talent gebleken. Slecht voorbereid, of liever gezegd: slechts gestart om zich op een andere koers voor te bereiden. Vervolgens toch in vorm komen, niet omringd worden door een sterke ploeg en dan in de laatste tijdrit vernietigend toeslaan. Misschien wel een wonder van een overwinning van de qua aanleg misschien wel beste renner van zijn tijd.

Wie wist wat er met een echt goede voorbereiding, met uitgekiende trainingsprogramma’s, nog voor een successen in het verschiet zouden liggen in bijvoorbeeld de Tour de France? Hier zou hij zijn kunstje van de Vuelta van 1999 nog een paar keer dunnetjes over dun. Een gebrekkige voorbereiding, een matig begin en dan als een wonder toch nog tweede eindigen. Misschien wel een wonder van een podiumplaats van qua aanleg misschien wel de beste renner van zijn tijd. Fysieke aanleg.

Jan Schipper