Trillend op mijn benen sta ik bij de ingang van de Groenoordhallen, als een renner in C&A-trainingspak naar buiten komt. Vriendelijk lachend kijkt hij me aan. Een fan, die misschien een handtekening wil, geen probleem. Maar ik kan geen woord uitbrengen. Kleine renner, krulletjes, oud-Tourwinnaar. Maar hoe het hij ook alweer?

Het is 27 juni 1978. Over een paar dagen start de Tour de France in Leiden. In de Groenoordhallen, bekend om zijn veemarkt en sportevenementen. Leiden, dat is de stad waar ik regelmatig vanuit mijn woonplaats Oegstgeest naartoe fiets om bij fietsenwinkel Walenkamp te gaan kijken naar tientallen wonderschone racefietsen. Er hangt zelfs een Raleigh met Reynolds 753-buizen, dezelfde fiets waar Jan Raas, mijn grote voorbeeld in wording, op rijdt. Eindeloos kan ik naar die schitterende fietsen kijken. Gios, De Rosa, Gazelle. Frame naast frame, fiets naast fiets.

Wielrennen had me twee jaar eerder in zijn greep gekregen na jaren te hebben gevoetbald en gehockeyd. In de derde klas van de middelbare school kwam ik terecht bij jongens met een racefiets. Ik zette een racestuur op mijn BSA met vijf versnellingen en reed met ze mee, nog geen idee van wat me jaren later als renner te wachten stond.

In de zomer van 1977 kreeg ik een nieuwe impuls. Met mijn oom reisde ik op één bromfiets, een Kreidler Floret, vijf weken lang door Frankrijk. Zonder dat ik het wist had hij bedacht dat we op de terugweg een nacht zouden verblijven in Tournon. Daar zou de volgende dag de Tour langskomen. De Tour! In levende lijve! Die wereldberoemde renners met eigen ogen kunnen zien! En het was nog eens een ravitailleringsplaats ook.

De foto’s die mijn oom nam, vertellen het verhaal van een onvergetelijke halve minuut. Op de eerste rijdt Eddy Merckx (Fiat) op kop. Wat ik toen nog niet wist, was dat hij de dag ervoor, in een Alpenetappe naar Alpe d’Huez in de vernieling was gereden. Typisch Merckx om dan de volgende dag te proberen iets te forceren, snap je jaren later.

Op een andere foto staat Thévenet (Peugeot), in het geel en met gestrekte arm, verbaasd aangekeken door een ploegmaat. En Joop Zoetemelk, sip kijkend, arm en been in het verband: hij was in de laatste bocht van Alpe d’Huez onderuitgegaan.

Als laatste een foto van ploegleiderswagens, die van Raleigh voorop met mecanicien Jan Legrand staand in de deuropening. Een mooi verhaal voor een werkstuk op school, waar ik elke gelegenheid aangrijp om van mijn liefde voor de wielersport te getuigen.

En nu, een jaar later, is het circus in Leiden. De stad staat dagenlang in het teken van de Tour. De plaatselijke C&A pakt uit met een handtekeningensessie door Eddy Merckx. In het voorjaar roemloos afgestapt omdat zijn lichaam niet meer wil, duikt bij plotseling op achter een inderhaast geregeld tafeltje, Joop Riethoven aan zij zijde, de man die de Tour naar Leiden heeft gehaald. Merckx’ gezicht staat op onweer. Hollandse drukte, niet meer kunnen koersen. Ik heb meelij met hem.

Een paar dagen later, op 28 juni, zie ik Joop Riethoven weer, al wordt me dat pas de volgende dag duidelijk als ik het Leidsch Dagblad lees. In de coulissen van de ploegenvoorstelling wordt iemand op een brancard afgevoerd. Riethoven, lees ik in de krant. Hij heeft een hersenbloeding gekregen nadat Tourbaas Félix Lévitan hem duidelijk had gemaakt dat er geen plaats was voor Nederlandse sponsorborden in de Groenoordhallen. Dat betekende een enorm gat in het sponsorbudget.

Eerder op de avond had Riethoven glunderend een zilveren fietsje ontvangen van burgemeester Vis, zie ik 37 jaar later op een foto uit het Leidsch Dagblad in het plakboek dat ik toen heb bijgehouden en dat ik terugvind in mijn kast met wielerboeken. Natuurlijk hield ik een plakboek bij. Teruglezend beleef ik vele ‘o ja!-momenten’. Bij een foto heb ik geschreven: ‘Elke ploeg werd voorgesteld door de een of andere presentator, die absoluut niet wist hoe hij Franse namen moest uitspreken.’ Toen al was ik een taalfreak.

Volgens het LD is de toestand van Riethoven kritisch. Het is het startsein van heleboel ellende. Leiden heeft 360.000 gulden betaald voor de start, maar sponsors die geen reclame krijgen, betalen natuurlijk niet. Er wordt een rechtszaak aangekondigd, waarvan later niets meer wordt vernomen.

felixlevitanLévitan is de kwade genius achter het sponsorverbod. Hij dicteert wat er gebeurt in en rond de koers en duldt geen tegenspraak. Luttele momenten voordat Gerrie Knetemann aan zijn proloog zal beginnen, verbiedt hij het ‘pak uit één stuk’ waarin de Raleighrenner wil koersen en waar de kranten dagen op voorhand al gewag van maakten. Al staat het reglement zo’n pak wel toe. Bij Raleigh wordt gegromd, maar niet gebeten. Toch zal Lévitan twee weken later lik op stuk krijgen. Onder leiding van de Franse nieuwkomer Bernard Hinault gaan de renners aan het eind van de 17de etappe, in Valence d’Agen, in staking. Ze zijn het beu als vee door Frankrijk te worden gejaagd met soms wel drie etappes op één dag. Ze zijn uitgeput, ook na een ploegentijdrit van 153 kilometer. Maar in Leiden is de positie van Lévitan nog onomstreden. Te elfder ure besluit hij dat de proloog een kwartier eerder zal beginnen. Niemand die het verbaast.

Met fietsmaat Jeroen zit ik op de tribune in de Groenoordhallen, opgewonden als voor de eerste schooldag als de eerste van 110 renners vertrekt. De ene superman na de andere flitst voorbij. Gewoon in broek en trui, op een standaardfiets. Van dichte wielen en opzetsturen nog geen spoor. Wat glimmen die fietsen toch mooi, wat gaan ze toch hard. Hoe flikken ze dat?

De apotheose kan niet passender zijn. Jan Raas, mijn held in wording, legt de 5,2 kilometer door Leiden als snelste af, vlak voor Knetemann, Zoetemelk en Kuiper. Maertens wordt 7de, Hinault 9de en uittredend Tourwinnaar Thevenet 18de.

Jeroen en ik kunnen ons geluk niet op. Wat heeft Nederland toch een goede wielrenners! Wat een schitterend begin van de Tour!

De kater komt snel. Op weg naar de uitgang van de Groenoordhallen passeren we een televisie op een paal. We horen Mart Smeets zeggen: ‘…dus de uitslag telt niet mee, de renners hebben voor spek en bonen gereden…’ Geschokt kijken we elkaar aan. Wat is dit voor onzin? Hoe kan dit? Om ons heen lopen de mensen onverstoorbaar door.

Levitan draait leiden een loerIk ben niet te genieten. Mijn moeder vraagt na thuiskomst of er iets is gebeurd. Ik stort mijn hart uit. Nog bozer word ik als ik op de radio hoor hoe de vork aan de steel zit. Op initiatief van Fred de Bruyne (Flandria, van ‘Peerke Pollentier’ en Freddy Maertens) en Maurice de Muer (Peugeot, Thévenet) hebben de ploegleiders de koersdirectie gevraagd de proloog te neutraliseren omdat het parcours te gevaarlijk zou zijn vanwege de miezerregen. Lévitan stemde in met het verzoek.

Een aantal renners heeft desondanks voluit gereden. Raas vond het parcours ‘helemaal niet gevaarlijk, lees ik de volgende dag in het LD. ‘Je zag het toch, ik kon voluit gaan. Het was praktisch droog.’ En dus gaf Raas alles wat hij had. De tijden mochten dan niet meetellen, er was wel een gele trui te verdienen.

Nee, niet. Zijn winnende tijd van 6.38.94 blijkt niets waard. Na de proloog deelt Lévitan mee dat er geen gele trui wordt uitgereikt. Raas briest en tiert. En neemt wraak. Hij wint de volgende dag de eerste halve etappe naar Sint Willebrord met 1 seconde voorsprong. Ik hoor het verslag op de radio in mijn zolderkamer. Het regent nog steeds. De Tour is vanochtend door Oegstgeest gekomen, een paar kilometer van waar ik woon, maar ik ben niet gaan kijken, woedend als ik nog ben op de Tourorganisatie. De zege van Raas biedt nauwelijks troost. Het duurt nog dagen voordat ik over mijn teleurstelling heen ben.

Pieter Evelein
Laatste berichten van Pieter Evelein (alles zien)