U hebt in uw vlegeljaren beslist wel wat gegrasduind in de Malleus Maleficiarum, de vijftiende-eeuwse Heksenhamer, het lijvige werk waarin uitvoerig beschreven staat hoe heksen alles bestieren en hoe ze te vuur en te zwaard kunnen en moeten worden bestreden – met goedkeuring van de katholieke paus, al gebruikten de protestanten dit griezelige Mein Kampf-boekje ook. De auteur ervan was Henricus Institoris, nom de plume van Heinrich Kramer, een boosaardige dominicaan die overal vrouwen ontwaarde die zich in heksen hadden vermomd.
Ik laat even de psychoanalyse op stal want het zou me te ver van de koers voeren. Wat blijkt immers? De moderne dopingjagerij, vooral in het wielrennen, is namelijk perfect te vergelijken met de middeleeuwse heksenjagerij. Allebei worden ze gegangmaakt en bedreven door inquisitoren, jongens (zelden meisjes!) die gedreven worden door een extreme drang naar zuiverheid. Lieden die coureurs/heksen bij voorbaat niet geloven, wat ze ook te berde brengen (mijn bezem is gewoon een bezem, mijn koe is gewoon ziek en niet behekst, een zalfje voor op de poep is heus geen doping, de hormonale biefstuk werd gewoon in Spanje gekocht, ik heb een tweelingbroer). De dopingwaanzinnigen vallen altijd binnen met veel machtsvertoon, schenden con gusto de privacy, spotten met alle mensenverdragen en denken van zichzelf dat ze de bokken van de schapen kunnen scheiden. Oei, hoor ik daar in de verte niet fascisme roepen? Klopt wel wat, want de gedrevenheid naar zuiverheid is goed voor een stukje in het grotemensenboek van het fascisme. U raadt het: het Reinheitsideal, de Reformbewegung, vandaag te herkennen in het uitsparen van water door onder de douche meteen maar te pissen. Scheelt een slok op een borrel. Maar zeker het bloed moet zuiver zijn – of niet zijn! U herkent de riedel.
De middeleeuwse heksenjagers waren vermomde en kerkelijk-geïnstitutionaliseerde psychopaten. De dopingjagers van vandaag zijn dat dan weer in postmoderne vorm want hun ijver wordt zachtjes overdekt met een saus van blubberethica en een marktdiscours van de kerk van welzijn en geluk. Maar wat blijkt nu? Tegenover hun specifieke vorm van psychopathologie posteerde zich een geduchte rivaal: Lance Armstrong, de man wiens beschrijving niet veel aan de normale coureursverbeelding overlaat. Armstrong dreigde, bedreigde, chanteerde en had de blik van een, jawel (mocht u nog twijfelen) psychopaat. De situatie was dus gedurende meer dan tien jaar: de ‘psychopathologie van de zuiverheid’ op ramkoers met de psychopathologie van de stalen man met de oerkille blik. De laatste stond in wezen alleen, dat blijkt uit alle documenten, want de rest zweeg uit doodsangst, ook een bekend fenomeen. Bij Armstrong regeerden maffiacodes. Maar ten opzichte van de wettelijke en de wettische psychopaat van de dopingjager stond Hulk Armstrong uiteindelijk machteloos.
Hij zal zich weldra overgeven, op zijn condities naar ik aanneem. Tot de laatste snik zal hij in denial-modus gaan, maar kraken zal hij. Dan heeft de wettelijke pathologie het gewonnen van de rebelse. Of dat jammer of erg is, moet u zelf maar uitmaken.
- Psychopathologie van heksen- en dopingjagers - 12/01/2013
- Eten - 10/01/2013
Als leerling merkte je al snel dat er vreemde vogels huizen in wat zich leraar of lerares noemde. Dat fenomeen psychologisch verklaren zou te snel en te ver van de koers drijven, maar in mijn tijd was het normaal dat leraren heftig paffend voor de klas stonden. Dat ze een vroeg hartinfarct kregen kwam vanzelfsprekend door de stress die het werk gaf.
Net wielrenners, die bijv. hun amfetamineverslaving weigerden in verband te brengen met hun koersverleden. Dan vallen er wel eens doden. Maar mondje dicht; voor je het weet word je gerangschikt in de categorie kerkelijke inquisiteurs of wereldverbeterende bruinhemden.
Gelukkig weet niemand van mij dat ik op mijn nachtkastje bedenkelijke werkjes heb liggen als Malleus Maleficiarum of Mein Kampf, met je eigen psychopathie loop je tenslotte niet te koop.
Jammer genoeg had ik pech toen ik ging wielrennen. In mijn streek heerste geen dopingcultuur. Willem de Vos, heroprichter van De Zwaluwen Doetinchem en trainer van het eerste uur had het altijd over goed trainen, voldoende rusten en gezond leven. Dat ie zelf rookte als een ketter was nooit een punt. In het begin fietste hij soms mee en kregen we aanschouwelijk onderwijs over het effect van zijn gewoonte. Of is het woord verslaving al te veel psychologische verklaring?
Wim van Rooy wil rebels zijn en daarbij hoort dat je dopingjagers waanzinnig noemt. Bert Wagendorp heeft het over fantasieloze moralisten waarin immense ambtenarensaaiheid schuilgaat.
Ik vraag me af of ik mijn zoon of dochter zou aanraden te gaan wielrennen als deze heren het voor het zeggen hadden in de wielersport. Dan mag je hopen dat er nog ergens een Johannes Hus zijn stem verheft of een nazaat van Hans of Sophie Scholl die puristische folders wil rondstrooien.
Joep Scholtens moralisme past zich naadloos in in een tijdsgeest die vergeven is van het het nare narcisme van gutmenschen, een Zeitgeist die van op het morele krukje doorgeslagen is naar de immer belerende vinger. Ik wil Joep gerust stellen: ik nam nooit doping, rook niet, ik sport en leef gezond, maar ik dring mijn eigen moralisme niet graag op aan een ander. Dat werd in de geschiedenis al te veel gedaan onder het motto ‘Und willst du nicht mein Bruder sein, so schlag’ich dir den Schädel ein’. Misschien ben ik als atheïst te katholiek voor een protestant! Wie weet?!
Ik zag ooit een wielrenner binnendoorgaan in een cross. De jury zag het ook en diskwalificeerde hem. De jongen was boos om het moralisme, het purisme dat hem van een mooie beroofde.
Beste Wim, het interesseert me geen donder of je wel of niet rookt, dopingnam of al dan niet gezond leeft. Net zo min ben ik geinteresseerd in welke god je aanbidt danwel veracht, maar wil je een beetje leuk sporten, moet je de deelnemers durven beschermen voor de valsspelers onder ons.
Als me dat tot moralist bestempelt, voel ik me vereerd.
Ik begrijp je, goede Joep, al ben je dan een übermoralist en die zijn soms gevaarlijker dan de modale zedenmeester. Dat kan je nalezen in vele geschiedenisboeken en bij briljante auteurs La Rochefoucauld of Chamfort, toch niet de minste onder degenen die een groot inzicht hadden in de mens en zijn ware drijfveren. Dat inroepen van Hus en broer en zus Scholl betekent: kijk mij eens een goed mens zijn. Neem me niet kwalijk, maar soms twijfel ik daaraan. Zoveel bijna sacrale bevlogenheid…
Welwillende Wim,
Soms zit cynisme zo diep verstopt dat je het bij jezelf niet meer herkend. Jonathan Littell schreef er een interessant boek over.
Dit jaar moet er een nieuwe diagnostische richtlijn klaar zijn voor psychisch lijden, genaamd DSM-V. Er wordt al heel lang over gesteggeld. Wellicht word je op je wenken bediend en wordt übermoralisme tot officiele indicatie verheven. Maar we moeten ook niet verbaasd zijn dat cynisme definitief tot patholgie gerekend wordt.