Koos Moerenhout

Koos Moerenhout

Gisterenavond nam Koos Moerenhout officieel afscheid. Vanaf nu loopt Koos in een maatpak, beschouwt hij koersen vanaf de zijlijn en hangt zijn Giant meestentijds aan een haak in een Welbergse schuur.

Koos Moerenhout was de laatste jaren een cultheld geworden. Sommige mensen hebben gesuggereerd dat The Gasoline Brothers dat voor elkaar hebben gekregen, maar die draaien de feiten om. Want wat bracht ons ertoe om überhaupt ook maar na te denken over een ode aan Koos? Het feit dat hij terugpraatte op Twitter. Dat hij er lol in had om wielerfans te woord te staan. Kortom, zijn extreme toegankelijkheid.

In zekere zin is Koos dan ook te vergelijken met die andere volks- en cultheld, die gisteren zijn feestje opluisterde. Frans Bauer. Aan Koos en Frans kun je onmogelijk een hekel hebben. Hun toegankelijkheid is een Unique Selling Point – om in het jargon te spreken waarmee Koos in zijn nieuwe functie vertrouwd moet raken.

Daarbij komt dat Koos in droogkomisch, onderkoeld proza praat. Als hij muziek fantastisch vindt – zijn grote held is Bruce Springsteen, dan weet u dat – noemt hij dat ‘best wel goed’. Pakt hij een prachtige etappeoverwinning in de Eneco Tour, dan had hij ‘aardige benen’.

En vooruit, Koos heeft misschien niet alles uit zijn carrière gehaald wat erin zat. Maar is dat niet precies wat een cultheld een cultheld maakt?

Bij ons thuis had Koos een aparte status. Als ik wielrennen keek en mijn oudste dochter (toen 3) zag een peloton fietsende mannen, dan sprak ze ‘Hé, dat is je vriendje Koos!’. Zag ze ergens een Nederlandse vlag wapperen, dan riep ze ‘Die is van Koos!’ – ze herkende de driekleur van de kampioenstrui die Koos had opgestuurd en die in haar kamer hing. Straks in februari roept ze misschien ‘Koos!’ naar het peloton in de Omloop het Nieuwsblad. Het zal vast vreemd klinken.

Nog een kleine anekdote. Toen de derde Vuelta-etappe in 2009 langs de woonplaats van mijn ouders voerde, had ik Koos van te voren verteld dat mijn vader een kartonnen bord had gemaakt waar ‘Hup Koos’ op stond. Ik zei erbij dat hij hem tussen Venlo en Roermond misschien zou zien. Toen het peloton langs de plek reed waar mijn ouders stonden, had Koos het bord inderdaad in de smiezen en riep hij breed lachend en zwaaiend ‘Heeee!’ naar mijn ouders.

Gisteren in Ahoy keek ik tijdens zijn laatste rondjes met een schuin oog naar zijn zoontje Kas. Ik zag hem lachen en druk gebaren als Koos langskwam. Ik moest denken aan een uitspraak van Koos: ‘Als ik met mijn kinderen naar de Efteling ging en we stonden lang in de rij, begon ik al te denken dat dat eigenlijk slecht voor me was, zo lang ergens stilstaan. Waren ze verkouden, dan moest ik een beetje uit de buurt blijven. Als wielrenner ben je altijd en overal bezig met je lichaam.’

Dat de familie Moerenhout dit voorjaar maar lekker onbezorgd naar de Efteling mag gaan.

Leon Geuyen