Philippe GilbertDe schoonheid staat geduldig in de gang te wachten. De banden zijn vierkant en dat is goed. Vierkant is veel. Maar het is voorbij. Praktisch. In Italië wordt het pleit beslecht. Nog even en het wielerseizoen is over. De helden stappen af de mindere helden zetten hun fiets op zolder. Nog vier maanden slapen en het is weer zover. Huilen.

Het is de dichotomie van kou: rouwen om de dood in Lombardije

[1] en verlangen naar een geboorte in Vlaanderen, De Omloop het Nieuwsblad in het voorjaar. De maanden daartussen bewegen zich op de baan over ijs (voor iedereen ten Noorden van Steenbergen) of over het natgeregende veld (voor iedereen ten zuiden van Steenbergen). En voor de geluksvogels, over beiden. Actief of passief.

Lombardije luidt, ondanks het vooruitzicht van veld- en ijspret, een soort duisternis in die door optimisten wel winter wordt genoemd. Het is niet voor niks, dat in boerenhuishoudens eeuwenlang het einde van de winter werd ingeluid met een nietsontziende reiniging van huis en haard. Een vergelijkbare zuivering bereikt de actieve door niksigheid benevelde fietsliefhebber het liefst nog voor de vogels weer zingen. Het is ook sterven, maar anders dan in oktober. Het is sterven om geboren te worden. De mindere goden (de helden vliegen naar de zon) proppen hun auto vol met reepjes, bandjes en fietskleren, en rijden voor hun catharsis zo diep mogelijk Frankrijk in. Naar het zuiden. En dan luisteren ze, zeventien uur achter elkaar, naar de Mannen van de Radio.

Want als je dan sterft, met het kwijl op je stuur en achter je zonnebril het verborgen verdriet omdat je zo stuk zit, dat je weerloos bent tegen de verstikkende heimwee, dan sterf je maar beter kloekmoedig en in de wetenschap dat het hangend was. Hangend achter de akelige rotreet van een tijdrijder (later dat jaar notabene Nederlands Kampioen tijdrijden bij de Amateurs-A) en zelfverklaard antiklimmer, die niettemin nog diezelfde ochtend had gezegd dat hij alleen maar beter wordt als hij anderen ziet pijnlijden. Hangend en later alleen, gelost ergens op de helft van een tergend lange en slopende beklimming van een Maritieme Alp zonder naam, waarop grote klonten sneeuw de weg nog half bedekken.

Dan kun je (stervend ja, het is allemaal mogelijk) verlangend naar beneden kijken, naar te toppen van de nog bruine bomen. Daartussen ligt ergens een dorp vol koffie en alles wat goed is. Het is voor een deel aan het zicht onttrokken door de rook van her en der door boeren ontstoken brandstapels, die het Zuid-Franse voorjaar haar onmiskenbare lichtzoete geur geeft.  Dan sterf je, met als laatste consistente en existentiële vraag: ‘Wie wint de Omloop het Volk?’ En nog net voor de zwarte sneeuw valt de gedachte: ‘Nog even, en het is écht voorjaar.’ En dan natuurlijk concluderend –ja, zo gemakkelijk sterven we niet-   met het allerlaatste restje energie ‘wat is wielrennen toch een mooie sport’.

Het kan, zo bekeken, niet anders dan die enigszins pathetische conclusie te trekken in de omgeving waar de laatste kilometers van de etappekoers Parijs-Nice worden verreden: de klaroenstoot voor de grote rondes. Hoe kan het anders dan wielrennertje te spelen en het voorjaar te bezingen op  de verlaten bergen en in de ontvolkte dalen waar Lance Armstrong jarenlang zijn favoriete rondjes reed vanuit zijn tweede huis in Nice? Hij voelde zich er zelfs zo thuis, tussen de eenzame dorpjes die gelukkig behalve door Fransen zelf, ook zijn vergeten door toeristen, dat hij het pareltje van Trek Racing[2] vernoemde naar zijn favoriete trainingsberg: de Col de la Madone.

In februari 2008, toen de hierboven beschreven sterfscène zich afspeelde, was de wielerwinter wel heel erg lang. Rasmussen werd ontgeeld, de vervelende Contador won de Tour, de nare Cunego en even nare Riccò speelden een spel in Lombardije en de kater was hevig. Gelukkig wisten we toen niet dat Leif Hoste in Vlaanderen werd geklopt door een pakhaas. En Lance? Lance was echt geschiedenis.  De beklimming van de Madone  – in redelijk goede doen hoor, daags na de zwarte en anonieme ondergang volgde namelijk een wederopstanding– bleek een rit over versleten eerbetoningen op het wegdek aan de beste wielrenner ooit. ‘Go Lance!’ Wie had toen kunnen dromen dat hij een jaar later zijn terugkeer in het peloton zou aankondigen?  En toen hij dat wel had gedaan,  twitterde hij: ‘On top of Col de la Madone. The one and only. http://twitpic.com/27op5 5:11 AM Mar 18th, 2009

En als de winter eruit is gefietst, als de wegen rond Nice al urenlang een herinnering zijn  en Lyon, Nancy, en Metz zijn afgestreept, doemt de grijze glorie van Luik op. Het is 1 maart 2008.  Door de boxen van de autoradio kraken de verlossende klanken  van de koers. De Omloop het Volk raast door Vlaanderen. Rodania! En de winnaar is Philippe Gilbert. Mart Smeets zei eens  – en hij meende het, want zijn stem huppelde als een hinde – ‘Ik zie weer renners, we leven weer!’ En zo is het nu ook. La naissance. Nog maar een paar nachtjes slapen, één sterfscène te gaan, en Philippe Gilbert wint opnieuw. Of Frédéric Amorison.

[1] Lees deze prachtige ode aan Philippe Gilbert van Lidewey van Noord nog eens om het geheugen  op te frissen.

[2] Waarvan tenminste één tourkoortsauteur een exemplaar bezit.
Wibe Balt
Laatste berichten van Wibe Balt (alles zien)